In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de invordering van aanmaningskosten en kosten van dwangbevelen door de Belastingdienst. De belanghebbende, aangeduid als [X] [Z], had in beroep bij de rechtbank Gelderland de uitspraak van de ontvanger van de Belastingdienst betwist, die de aanmaningskosten en kosten van betekening van dwangbevelen in rekening had gebracht. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
De zaak betreft aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2015, waarbij aan belanghebbende kosten in rekening waren gebracht voor aanmaningen en dwangbevelen. De ontvanger had bij uitspraken op bezwaar het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 25 februari 2020 was belanghebbende niet verschenen, terwijl hij wel was uitgenodigd. Het hof heeft vastgesteld dat de ontvanger de kosten van aanmaning en betekening terecht in rekening heeft gebracht, aangezien belanghebbende de aanslagen niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn had betaald.
Het hof oordeelde dat de aanmaningskosten en kosten van dwangbevelen in overeenstemming zijn met de toepasselijke wettelijke bepalingen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hof zag geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.