Uitspraak
in eerste aanleg: verzoeker,
in eerste aanleg: verweerster,
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de op 20 november 2019 gehouden mondelinge behandeling, waarbij beide partijen zijn verschenen en het woord hebben gevoerd, bijgestaan door hun advocaten die de standpunten van partijen hebben toegelicht en pleitaantekeningen hebben overgelegd.
3.3. De feiten
Arbeitsunfähigkeitsbescheinung”, aan zijn leidinggevende gestuurd. In een e-mail van 18 mei 2016 heeft [verzoeker] aan de algemeen directeur van Urenco uiteengezet wat de redenen voor zijn ziekmelding zijn; jarenlang overwerk, onduidelijkheid over de inhoud van zijn functie, onbegrip bij collega’s over zijn relatie met een collega (mevrouw [B] ), het gevoel in een onveilige werkomgeving te verkeren en misstanden binnen de organisatie. In de e-mail van 20 mei 2016 heeft de leidinggevende van [verzoeker] , de heer [C] , daarop gereageerd, waarin onder meer is te lezen dat Urenco constateert dat er een erg groot verschil is tussen de beleving en zienswijze van [verzoeker] en die van Urenco, dat Urenco zich niet herkent in het door [verzoeker] geschetste beeld van de organisatie en dat Urenco dat ook kan weerleggen. Urenco beschrijft wat zij heeft ondernomen om tegemoet te komen aan de door [verzoeker] ervaren problemen en concludeert dat dit geen wijziging heeft gebracht in de zienswijze van [verzoeker] .
aanvulling en loondoorbetaling ex artikel 7:629 BW te weigeren ten aanzien van de medewerker die:
4.Het verzoek/de vorderingen aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
5.De beoordeling in hoger beroep
“de opzegging (…) het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever”. Partijen houdt in de kern verdeeld de vraag of is voldaan aan de eis dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Urenco het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Urenco.
De heer [verzoeker] is arbeidsongeschikt t.g.v. twee ziekteoorzaken waarvan er een werkgerelateerd is en als beroepsziekte aangeduid wordt.” De door [verzoeker] ervaren werkdruk, in samenhang met de ervaren cultuur van hard werken en de ‘gevaarlijke’ bedrijfsactiviteit van Urenco, zullen een rol hebben gespeeld bij het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid, maar dat betekent niet zonder meer dat de (werk)druk ook naar objectieve maatstaven te hoog was. Zo kan uit de overgelegde aanwezigheidslijsten – waaruit blijkt wanneer [verzoeker] aanwezig was op het terrein van Urenco van 1 januari 2012 tot en met 31 mei 2016 –, wel worden opgemaakt dat [verzoeker] regelmatig overwerkte, maar ook dat hij over het algemeen binnen de overeengekomen werktijd van acht uur weer naar huis ging. Uit de ziekteverzuimcijfers blijkt voorts dat het ziekteverzuim binnen Urenco beduidend lager was dan het landelijk gemiddelde. [verzoeker] heeft evenmin vaak verzuimd wegens ziekte: slechts twaalf dagen in de afgelopen vier jaar. Niet is gebleken dat [verzoeker] aanzienlijk meer werkzaamheden verrichtte en meer bereikbaar diende te zijn dan gelet op zijn functie en takenpakket van hem kon worden verwacht.
ernstigverwijtbaar handelen of nalaten van Urenco.
buitengerechtelijke incassokosten en ad H de proceskostenveroordeling