ECLI:NL:GHARL:2020:2364

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 maart 2020
Publicatiedatum
17 maart 2020
Zaaknummer
200.272.045
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig indienen appeldagvaarding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen de besloten vennootschap Mooring Fiscale & Administratieve Dienstverlening B.V. (hierna: Mooring) en de besloten vennootschap Multilease B.V. (hierna: Multilease). Mooring was in eerste aanleg gedaagde en heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 20 maart 2019. Het hof heeft vastgesteld dat de appeldagvaarding niet tijdig is ingediend, zoals vereist volgens artikel 125 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Mooring had de appeldagvaarding op 20 juni 2019 betekend, maar deze was niet op de aangezegde roldatum van 29 oktober 2019 bij het hof ingediend. Pogingen van Mooring om dit verzuim te herstellen met herstelexploten zijn niet succesvol gebleken, omdat deze niet tijdig zijn ingediend. Het hof heeft geoordeeld dat het verzuim niet op geldige wijze is hersteld, waardoor de aanhangigheid van het hoger beroep is vervallen. De omstandigheid dat de advocaat van Mooring ziek was, heeft het hof niet als voldoende argument beschouwd om Mooring alsnog ontvankelijk te verklaren. Het hof heeft Mooring daarom niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep en haar veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 741,- voor griffierecht en € 379,50 voor salaris.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.272.045
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 7068306)
arrest van 17 maart 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Mooring Fiscale & Administratieve Dienstverlening B.V.,
gevestigd te Houten,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: Mooring,
advocaat: mr. R.E. Jonen,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Multilease B.V.,
gevestigd te Utrecht,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: Multilease,
advocaat: mr. S.K. Tuithof.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 20 maart 2019.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 20 juni 2019,
- de akte inzake uitlating ontvankelijkheid ex artikel 2.7 rolreglement van Mooring,
- de akte uitlating inzake ontvankelijkheid van Multilease.

3.De ontvankelijkheid van het hoger beroep

3.1.
Het hof stelt voorop dat het geding in hoger beroep op grond van artikel 125 lid 1 jo 353 Rv aanhangig is vanaf de dag van de appeldagvaarding. Volgens artikel 125 lid 2 Rv wordt het exploot van de appeldagvaarding door appellant ter griffie ingediend uiterlijk op de laatste dag waarop de griffie is geopend, voorafgaande aan de in de appeldagvaarding vermelde roldatum. Wanneer het exploot van appeldagvaarding niet op de aangezegde roldatum is ingeschreven ter griffie van het hof, kan op grond van artikel 125 lid 5 Rv herstel van dit verzuim plaatsvinden door binnen twee weken na de in de appeldagvaarding vermelde roldatum een geldig herstelexploot uit te brengen.
3.2.
Als geldig herstelexploot ex artikel 125 lid 5 Rv moet worden beschouwd een herstelexploot waarbij geïntimeerde met handhaving van de oorspronkelijke appeldagvaarding en met inachtneming van de dagvaardingstermijn, wordt opgeroepen tegen een nieuwe verschijndag. Appellant moet vervolgens de dagvaarding en het herstelexploot tijdig voor de nieuwe roldatum ter griffie indienen ter inschrijving op de rol. Wordt het herstelexploot niet tijdig ingeschreven in de zin van artikel 125 lid 2 Rv dan mist het herstelexploot gevolg, hetgeen ertoe leidt dat het geding zijn aanhangigheid verliest (vgl. HR 17 september 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1063 en HR 22 december 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1934). De sanctie van verval van aanhangigheid vloeit voort uit de rechtszekerheid en houdt ermee verband dat de zaak op initiatief van de eiser wordt aangevangen zodat hij op het door de wet aangewezen moment moet doen blijken of hij de zaak wenst door te zetten.
3.3.
Mooring heeft de appeldagvaarding op 20 juni 2019 aan Multilease betekend. Daarbij heeft Mooring Multilease gedagvaard bij het hof te verschijnen op de roldatum 29 oktober 2019. Mooring heeft nagelaten de appeldagvaarding voor deze aangezegde roldatum aan te brengen bij het hof. Dit verzuim heeft Mooring getracht te herstellen door op 12 november 2019 aan Multilease een herstelexploot ex artikel 125 lid 5 Rv te betekenen en Multilease op te roepen op de roldatum 17 december 2019 te verschijnen. Dit herstelexploot is tijdig uitgebracht, namelijk binnen twee weken na de in de appeldagvaarding vermelde roldatum. De volgende vraag die moet worden beantwoord is of de appeldagvaarding en het herstelexploot voor de nieuwe aangezegde roldatum (17 december 2019) bij het hof ter inschrijving zijn ingediend. Volgens Mooring is de zaak op 11 december 2019 bij het hof aangebracht. Mooring heeft aangevoerd dat de verzending is verzorgd door Falk Post; een juridische bezorgdienst die post daadwerkelijk persoonlijk aflevert en niet in een brievenbus achterlaat. Ook was de adressering juist, aldus Mooring. Mooring heeft echter geen stukken overgelegd waaruit een en ander kan blijken. Naar het oordeel van het hof kan zonder onderbouwende stukken ten aanzien van de gestelde bezorging door Falk Post niet worden geconcludeerd dat de zaak voor de aangezegde roldatum bij het hof is ingediend. Daarbij is van belang dat bij het hof volgens de ontvangststempel pas op 6 januari 2020 per post een formulier “H1: Aanbrengen nieuwe zaak (art. 3.1)” gedateerd op 11 december 2019, met daarbij onder meer kopieën van de appeldagvaarding en het herstelexploot, is binnengekomen.
3.4.
Vervolgens heeft Mooring op 31 december 2019 een tweede herstelexploot ex artikel 125 lid 5 Rv aan Multilease laten betekenen en is Multilease opgeroepen op de roldatum 14 januari 2020 te verschijnen. Op die roldatum is de zaak bij het hof aangebracht. Dit tweede herstelexploot is echter niet tijdig uitgebracht. In artikel 125 lid 5 Rv wordt immers slechts de mogelijkheid geboden om binnen twee weken na de in de appeldagvaarding vermelde roldatum (in dit geval: 29 oktober 2019) een herstelexploot uit te brengen.
3.5.
De twee uitgebrachte herstelexploten blijven dus zonder gevolg. Mooring heeft zijn verzuim de appeldagvaarding tijdig (dat wil zeggen voor de in de appeldagvaarding aangezegde roldatum) in te dienen bij het hof, niet op een geldige wijze hersteld. Daardoor is de aanhangigheid van het geding in hoger beroep vervallen, zodat Mooring niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar hoger beroep. De omstandigheid dat de advocaat van Mooring ziek is geworden en zijn ziekte mogelijk invloed heeft gehad op de gang van zaken, kan er niet toe leiden dat Mooring alsnog ontvankelijk moet worden verklaard in haar hoger beroep.
Het geval dat de zaak met (stilzwijgende) toestemming van de wederpartij alsnog op de rol is geplaatst, waarmee verval van aanhangigheid wordt voorkomen, doet zich hier ook niet voor. Multilease is weliswaar in hoger beroep verschenen, maar heeft dit gedaan om zich te beroepen op niet-ontvankelijkheid.

4.De slotsom

Het hof zal Mooring niet-ontvankelijk verklaren in haar hoger beroep. Mooring zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Multilease zullen worden vastgesteld op € 741,- voor griffierecht en op € 379,50 (0,5 punt x appeltarief I ad € 759,- per punt).

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verklaart Mooring niet-ontvankelijk in haar hoger beroep van het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 20 maart 2019;
veroordeelt Mooring in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Multilease vastgesteld op € 741,- voor griffierecht en op € 379,50 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.L. Wattel, H. Wammes en D.M.I. de Waele en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2020.