ECLI:NL:GHARL:2020:2251

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 maart 2020
Publicatiedatum
16 maart 2020
Zaaknummer
200.264.639/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Curatele en mentorschap in complexe gezinssituatie met gezondheidsproblemen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondercuratelestelling van betrokkene, die lijdt aan ernstige gezondheidsproblemen en een complexe relatie met zijn ouders heeft. De kantonrechter had eerder op 21 mei 2019 een mentorschap ingesteld en de curator benoemd tot mentor. De curator verzocht om betrokkene onder curatele te stellen, wat betrokkene betwistte. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 februari 2020 waren betrokkene, de curator, zijn ouders en informanten aanwezig.

Het hof constateerde dat betrokkene, geboren in 1992, ernstige gezondheidsproblemen heeft, waaronder een autismespectrumstoornis en een licht verstandelijke beperking. Hij woont bij zijn moeder, die een verstorende invloed op zijn herstel heeft. De moeder heeft in het verleden de zorg voor betrokkene bemoeilijkt, wat leidde tot een afdelingsverbod in het ziekenhuis. Het hof oordeelde dat de belangen van betrokkene niet adequaat kunnen worden behartigd zonder een onafhankelijke curator, vooral gezien de financiële afhankelijkheid van betrokkene van zijn moeder.

Het hof concludeerde dat enkel mentorschap onvoldoende bescherming biedt en dat curatele noodzakelijk is om de belangen van betrokkene te waarborgen, vooral in het licht van zijn aanstaande galblaasoperatie en de noodzaak om zijn zelfstandigheid te bevorderen. De grieven van betrokkene werden verworpen en de beschikking van de kantonrechter werd bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.264.639/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 7727651)
beschikking van 12 maart 2020
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. J.S. Visser te Stadskanaal,
en
[de curator] , vennoot van V.O.F. [B],
kantoorhoudende te [C] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de curator.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[de moeder] ,

wonende te [A] ,
verder te noemen: de moeder,

2.[de vader] ,

wonende te [A] ,
verder te noemen: de vader,

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden) van 21 mei 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 20 augustus 2019;
- een journaalbericht van mr. Visser van 27 augustus 2019 met productie(s);
- een brief van de curator van 16 oktober 2019.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 17 februari 2020 plaatsgevonden. Betrokkene is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. De curator, de moeder en de vader zijn eveneens verschenen. Daarnaast zijn mevrouw [D] en mevrouw [E] van het [F] verschenen, die het hof als informanten heeft aangemerkt.

3.De feiten

3.1
Betrokkene is geboren [in] 1992. Hij woont bij de moeder.
3.2
Bij beschikking van 15 maart 2019 heeft de kantonrechter (rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden) een mentorschap ingesteld over betrokkene en de curator benoemd tot mentor.
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 30 april 2019, heeft de curator verzocht betrokkene onder curatele te stellen en hem als curator te benoemen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter betrokkene onder curatele gesteld wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand en de curator tot curator benoemd.
4.2
Betrokkene is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van
21 mei 2019. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. Betrokkene verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en het inleidende verzoek alsnog af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:378 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een meerderjarige door de kantonrechter onder curatele worden gesteld, wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
5.2
Betrokkene stelt dat er geen aanleiding is om hem onder curatele te stellen. Hij woont na een langdurige ziekenhuisopname vanaf 23 mei 2019 weer thuis en heeft daar de rust om zijn eigen belangen behoorlijk waar te nemen. Betrokkene is goed in staat zelfstandig zijn financiën te beheren. Wel is de gezondheidstoestand van betrokkene dusdanig dat hij medische zorg en extra begeleiding nodig heeft. Hij verzet zich dan ook niet tegen het hebben van een mentor.
De curator vindt opheffing van de curatele nu te vroeg. Betrokkene moet nog een keer geopereerd worden en daarna zal gekeken moeten worden hoe hij zich kan ontwikkelen naar zelfstandigheid. De curator acht curatele nodig om de belangen van betrokkene in dit hele proces op de juiste wijze te kunnen behartigen.
5.3
Aan de orde is met name de vraag of de belangen van betrokkene met een meer passende en minder verstrekkende voorziening dan curatele kunnen worden behartigd. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Betrokkene is een man van 28 jaar met een autismespectrumstoornis, een licht verstandelijke beperking en forse gezondheidsproblemen, die nog samen met zijn moeder in een huis woont. In 2018 is hij in het ziekenhuis opgenomen vanwege een ernstige alvleesklier-ontsteking. Betrokkene woog op dat moment 170 kilogram.
[in] 2018 is betrokkene vanuit het ziekenhuis in [G] overgeplaatst naar het [H] (verder te noemen: [H] ) omdat er vanuit het netwerk van betrokkene geen vertrouwen was in het beleid van het ziekenhuis in [G] . Betrokkene lag in het [H] diverse malen op de intensive care en de genezing vroeg veel tijd. De communicatie tussen het ziekenhuis en de moeder verliep erg moeizaam. De moeder ondermijnde afspraken tussen het [H] en betrokkene, zocht heel vaak contact met betrokkene, ook in de nachtelijke uren, en bekritiseerde de behandeling die betrokkene kreeg veelvuldig. Het [H] heeft aangegeven dat dit niet in het belang van betrokkene was en dat zijn herstel hierdoor werd belemmerd. De maatschappelijk werkster van het gebiedsteam in de woonplaats van betrokkene deelde het [H] mee dat er jarenlang tevergeefs door hulpverleners geprobeerd is om een voet aan de grond te krijgen bij de moeder en betrokkene. Volgens haar zou betrokkene graag aan zijn gewicht hebben willen werken en ook een zinvolle dagbesteding willen, maar is dat nooit van de grond gekomen door de acties van de moeder. In het ziekenhuis vertelde betrokkene dat hij graag zelfstandig wilde wonen en dat dit driemaal geprobeerd is, maar dat het iedere keer niet kon doorgaan vanwege financiële onmogelijkheden.
5.4
Op 8 februari 2019 is betrokkene aangemeld bij het [F] vanwege zijn zorgelijke medische situatie gecombineerd met een complexe symbiotische relatie met de moeder. Ten tijde van de aanmelding hadden er meerdere escalaties plaatsgevonden binnen het [H] , waarbij de moeder een dreigende houding had tegenover hulpverleners en medisch personeel. De moeder werkte medisch handelen tegen, liet zich laatdunkend uit over het personeel en manipuleerde betrokkene. Op 7 maart 2019 kreeg zij een afdelingsverbod voor de periode van een week. Na zijn ontslag uit het [H] verbleef betrokkene van
21 maart 2019 tot 23 mei 2019 in een revalidatie-instelling van [I] . In de brief van [I] van 26 april 2019 staat dat tijdens de opname op de revalidatie-afdeling is gebleken dat de symbiotische relatie met de ouders van invloed is op de lichamelijke en mentale gezondheid van betrokkene. Zowel de moeder als de vader waren niet coöperatief richting het verzorgend personeel, artsen en andere disciplines. Na meerdere escalaties op de afdeling waarbij zowel de moeder als de vader negatief en wantrouwend waren richting de zorg en dit verbaal ongepast uitten, is besloten om in het belang van betrokkene een locatieverbod te handhaven.
5.5
Gelet op het vorenstaande constateert het hof dat er sprake is van ernstige gezondheidsproblemen bij betrokkene en een ingewikkeld en voor betrokkene verstorend gezinssysteem. Betrokkene heeft lang met een zorgelijk beeld in het ziekenhuis gelegen en heeft een periode moeten revalideren. Bovendien moet betrokkene nog een keer een galblaasoperatie ondergaan. Voordat deze operatie uitgevoerd kan worden wil de behandelend arts echter eerst een advies van een collega-arts. Een afspraak tussen betrokkene en deze collega-arts is tot aan de mondelinge behandeling al drie keer niet doorgegaan wegens omstandigheden aan de zijde van betrokkene, hetgeen de voortgang niet ten goede komt en niet in het belang van betrokkene is. Pas na deze operatie zal gekeken kunnen worden naar de toekomst van betrokkene.
De hulpverlening streeft er naar met betrokkene naar zelfstandigheid te groeien en dit lijkt ook in zijn belang te zijn. De moeder lijkt dit echter al dan niet bewust tegen te werken. Zij heeft onmiskenbaar veel invloed op betrokkene, doet een beroep op zijn loyaliteit jegens haar en belast hem met haar visie. Hoewel ter zitting duidelijk is geworden dat de financiën van betrokkene op orde zijn, is er wel sprake van een financiële verstrengeling tussen betrokkene en de moeder. De moeder wordt op haar uitkering gekort omdat betrokkene bij haar inwoont en is mede afhankelijk van zijn Wajong-uitkering. Hierin schuilt het gevaar dat de moeder vanwege haar financiële belang betrokkene thuis zal willen houden.
Daarbij betrekt het hof tevens de uitlatingen van betrokkene in het ziekenhuis dat het zelfstandig gaan wonen tot dan toe niet gelukt is vanwege financiële onmogelijkheden.
In elk geval is de weg naar zelfstandigheid van betrokkene in de afgelopen jaren gestagneerd. Het hof acht het daarom van groot belang dat er een onafhankelijke derde betrokken is om de belangen van betrokkene zo goed mogelijk te waarborgen, in elk geval totdat de operatie succesvol is verlopen en de benodigde stappen zijn gezet om de toekomst van betrokkene vorm te geven.
5.6
Het hof is van oordeel dat enkel mentorschap in deze complexe situatie onvoldoende bescherming biedt. De curator heeft ter zitting verklaard dat hij in de praktijk als curator de benodigde hulp voor betrokkene beter kan organiseren dan als mentor. De ondercuratelestelling is tevens van belang om de financiële belangen van betrokkene te kunnen behartigen op het moment dat hij zelfstandig gaat wonen. Gelet op het voorgaande acht het hof een minder ingrijpende maatregel, zoals alleen mentorschap, niet afdoende. De curatele is nodig om de curator optimale mogelijkheden te bieden om betrokkene adequaat te begeleiden in zijn stappen naar de toekomst.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden) van 21 mei 2019.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en
M.C. van Woudenberg, bijgestaan door mr. M. Koster als griffier, en is op 12 maart 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.