Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht) van 16 maart 2016, voor zover daarin de vordering met betrekking tot het maximaal toegestane geluidsniveau is afgewezen en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [de verhuurder] tot het binnen 6 maanden na betekening van dit arrest aanbrengen van zodanige aanpassingen aan het gebouw aan de [a-straat 1] 99 te [E] dat bij een geluidsniveau in de caféruimte van 80 dB(A) de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit milieubeheer, ook tijdens de nachtperiode, niet meer worden overschreden, een en ander op straffe van verbeurte van dwangsommen van € 500 per dag dat hij met de nakoming van deze veroordeling in gebreke blijft, met een maximum van € 75.000;
veroordeelt [de verhuurder] tot betaling aan [de huurders] c.s. van € 1.028,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 november 2016;
verklaart voor recht dat de huurprijs wordt verlaagd met 25% vanaf 8 juli 2014 tot 1 november 2016 en met 10% vanaf 1 november 2016 tot 1 februari 2018; verklaart voorts voor recht dat de huurprijs wordt verlaagd met 25% vanaf 1 februari 2018, totdat het in 3.5 omschreven gebrek is verholpen, met dien verstande dat de verlaging 10% wordt over de periode dat de bovenwoning op de eerste etage van de [a-straat 1] 99bis te [E] hetzij leegstaat hetzij in gebruik is als bedrijfswoning bij het café;
veroordeelt [de verhuurder] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [de huurders] c.s. vastgesteld op € 404,08 voor verschotten en op € 2.148,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
veroordeelt [de verhuurder] in de nakosten, begroot op € 157,00, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 82,00 in geval [de verhuurder] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
wijst af het anders of meer gevorderde;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J. de Vries, J. van de Merwe en M.F.A. Evers, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2020.