In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bewindvoering van een rechthebbende, geboren in 1944, die lijdt aan paranoïde schizofrenie en in een zorginstelling verblijft. De voormalige bewindvoerder, [verzoeker], was ontslagen door de kantonrechter en verzocht om een machtiging om hoger beroep in te stellen tegen deze beschikking. De kantonrechter had eerder de verzoeken van [verweerster], de opvolgend bewindvoerder, om [verzoeker] te ontslaan en haarzelf te benoemen, toegewezen. Het hof oordeelde dat [verzoeker] het recht had om hoger beroep in te stellen zonder machtiging van de kantonrechter, en verleende hem alsnog de machtiging. Tevens oordeelde het hof dat er geen gewichtige redenen waren voor het ontslag van [verzoeker] als bewindvoerder, maar dat de situatie zodanig was dat een andere professionele bewindvoerder benoemd moest worden. Het hof heeft [verweerster] ontslagen als bewindvoerder en [H] BV benoemd tot opvolgend bewindvoerder. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.