In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, een Statenlid, was eerder veroordeeld voor verduistering van subsidiegelden. Het hof bevestigde grotendeels het vonnis van de rechtbank, maar legde een zwaardere straf op. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het verduisteren van als voorschot toegekende subsidiebedragen, die bedoeld waren voor het inhuren van fractiemedewerkers. Het hof oordeelde dat de verdachte misbruik had gemaakt van publieke middelen en zijn eigen belangen boven die van de samenleving had gesteld. De verdediging voerde aan dat de vervolging in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, omdat een ander Statenlid in een vergelijkbare zaak niet was vervolgd. Het hof verwierp dit verweer, omdat de omstandigheden van de twee zaken wezenlijk verschilden. Het hof oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn gezondheidsproblemen, een zwaardere straf verdiende vanwege de ernst van de feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uren. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, de provincie Fryslân, toegewezen, en werd de schadevergoeding vastgesteld op € 17.750,00, vermeerderd met wettelijke rente.