ECLI:NL:GHARL:2020:1904

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 maart 2020
Publicatiedatum
4 maart 2020
Zaaknummer
21-004328-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Gelderland inzake gewapende overval met poging tot doodslag

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren op de Nederlandse Antillen in 1980, was betrokken bij een gewapende overval op een echtpaar in hun woning in Harderwijk op 17 december 2016. Tijdens de overval, waarbij de slachtoffers met vuurwapens werden bedreigd, is er geschoten en is de man gewond geraakt. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof zich baseerde op forensisch bewijs, waaronder DNA-analyse van een kogel die uit de voet van de verdachte was verwijderd. Het hof concludeerde dat de verdachte één van de drie overvallers was en dat er sprake was van medeplegen van poging tot doodslag. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar het hof oordeelde dat zijn verklaring niet verifieerbaar was. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij schadevergoeding is toegewezen aan de slachtoffers van de overval.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004328-19
Uitspraak d.d.: 2 maart 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 30 juli 2019 met parketnummer 05-720399-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1980,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in [detentie] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 februari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren met aftrek van voorarrest. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] toe te wijzen tot een bedrag van € 7.650,-- met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel tot datzelfde bedrag, beide bedragen te vermeerderen met wettelijke rente. De advocaat-generaal heeft verder gevorderd de vorderingen van de overige benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren.
Deze vordering van de advocaat-generaal is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. B. Kizilocak, naar voren is gebracht en van hetgeen door mr. L. van Gaalen-van Beuzekom namens de slachtoffers/benadeelde partijen naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij vonnis waarvan beroep is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van voorarrest. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] is toegewezen tot een bedrag van € 7.650,-- te vermeerderen met wettelijke rente. [benadeelde 3] is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij [benadeelde 4] is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering voor zover die ziet op inkomstenderving. Voor het overige is de vordering van [benadeelde 4] afgewezen.
De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 5] en [benadeelde 6] zijn afgewezen.
Bij herstelvonnis van 31 juli 2019 is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] toegewezen tot een bedrag van € 7.650,-- te vermeerderen met wettelijke rente. [benadeelde 3] is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. Tevens is een schadevergoedingsmaatregel opgelegd tot hetzelfde bedrag, te vervangen door 73 dagen hechtenis, eveneens te vermeerderen met wettelijke rente.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep en het daarvan deel uitmakende herstelvonnis van 31 juli 2019 vernietigen omdat het tot een iets andere bewijsbeslissing en kwalificatie en - deels - tot een andere beslissing met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 17 december 2016 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen op het (onder)lichaam van die [benadeelde 1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
welke vooromschreven poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit,
te weten een diefstal met geweld (in vereniging) of een afpersing (in vereniging) van een mobiele telefoon (gepleegd tegen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] ) en/of een poging tot afpersing (in vereniging) danwel een poging tot diefstal met geweld (in vereniging) van een hoeveelheid geld (gepleegd tegen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] )
welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemer(s) aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
subsidiair:
hij op of omstreeks 17 december 2016 te Harderwijk (in een woning, gelegen aan de Deventerweg 54) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- geheel in het zwart gekleed met (een) bivakmuts(en) en/of (een)masker(s) op en/of handschoenen aan, de woning van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] zijn binnen gedrongen/binnen gelopen en/of
- een of meer vuurwapen(s)op die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft/hebben gericht (gehouden) en/of aan die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] heeft/hebben getoond/voorgehouden en/of
- ( op dreigende/intimiderende toon) heeft/hebben geroepen/geschreeuwd (zakelijk weergegeven) "Overval, overval, geld, geld" en/of "Geld, geld, kluis" en/of "Bek houden" en/of "Ik schiet je kapot" en/of
- ( teneinde de eis(en) kracht bij te zetten)zichtbaar voor die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] een vuurwapen heeft/hebben doorgeladen en/of
- tegen die [benadeelde 2] (op dreigende/intimiderende toon) heeft/hebben geroepen/geschreeuwd(zakelijk weergegeven) "op de stoel blijven zitten" en/of
- die [benadeelde 1] bij de schouders uit zijn stoel heeft getrokken en/of heeft geslagen/gestompt en/of getrapt/geschopt en/of naar de grond gewerkt en/of die [benadeelde 1] door de woonkamer getrokken/gesleept/gesleurd en/of
- meermalen, althans eenmaal, op het (onder) lichaam, van die [benadeelde 1] heeft geschoten en/of - die [benadeelde 2] heeft gestompt/geslagen en/of
- tegen die [benadeelde 2] (op gebiedende toon) heeft/hebben gezegd (zakelijk weergegeven) dat zij op de bank moest gaan zitten en/of
- de handen van die [benadeelde 2] heeft/hebben geboeid met tie-rips;
en/of
hij op of omstreeks 17 december 2016 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een hoeveelheid geld weg te nemen, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- geheel in het zwart gekleed met (een) bivakmuts(en) en/of (een)masker(s) op en/of handschoenen aan, de woning van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] zijn binnen gedrongen/binnen gelopen en/of
- een of meer vuurwapen(s)op die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft/hebben gericht (gehouden) en/of aan die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft/hebben getoond/voorgehouden en/of
- ( op dreigende/intimiderende toon) heeft/hebben geroepen/geschreeuwd (zakelijk weergegeven) "Overval, overval, geld, geld" en/of "Geld, geld, kluis" en/of "Bek houden" en/of "Ik schiet je kapot" en/of
- ( teneinde de eis(en) kracht bij te zetten)zichtbaar voor die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] een vuurwapen heeft/hebben doorgeladen en/of
- tegen die [benadeelde 2] (op dreigende/intimiderende toon) heeft/hebben geroepen/geschreeuwd (zakelijk weergegeven): "op de stoel blijven zitten" en/of
- die [benadeelde 1] bij de schouders uit zijn stoel heeft getrokken en/of heeft geslagen/gestompt en/of getrapt/geschopt en/of naar de grond gewerkt en/of die [benadeelde 1] door de woonkamer getrokken/gesleept/gesleurd en/of
- meermalen, althans eenmaal, op het (onder) lichaam, van die [benadeelde 1] heeft geschoten en/of - die [benadeelde 2] heeft gestompt/geslagen en/of
- tegen die [benadeelde 2] (op gebiedende toon) heeft/hebben gezegd (zakelijk weergegeven) dat zij op de bank moest gaan zitten en/of
- de handen van die [benadeelde 2] heeft/hebben geboeid met tie-rips,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Op 17 december 2016 zijn [benadeelde 1] en [benadeelde 2] in hun woning (woonwagen) overvallen door drie gemaskerde mannen, waarbij aangevers twee vuurwapens hebben waargenomen. Verdachte betwist dat hij één van die overvallers is.
Het hof heeft uit de wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte één van de drie overvallers is. Het hof leidt de betrokkenheid van verdachte met name af uit het forensisch bewijs. Daarover overweegt het hof als volgt.
Tijdens de overval is een worsteling ontstaan tussen aangever [benadeelde 1] en één van de gewapende verdachten, waarbij [benadeelde 1] het wapen naar beneden heeft gedrukt, en is er meerdere keren geschoten waarbij [benadeelde 1] in zijn onderbuik en been is geraakt.
Het letsel van [benadeelde 1] is onderzocht door een forensisch arts. Geconstateerd werd dat er hoogstwaarschijnlijk sprake was van drie doorschotverwondingen.
In de woonwagen zijn drie hulzen, een kogelpunt, een fragment van een kogelpunt en een patroon aangetroffen.
Op 18 december 2016 is door een beveiliger van het Erasmus ziekenhuis te Rotterdam aan de politie een kogelpunt overhandigd. Deze kogelpunt was uit het lichaam van een patiënt verwijderd, en op 18 december om 13.23 uur bij de meldkamer van de beveiliging van het ziekenhuis binnengekomen vanuit de operatiekamer. Over het algemeen duurt de overdracht van de operatiekamer naar de meldkamer volgens een medewerker van de beveiliging anderhalf tot twee uur. Het DNA dat op die kogelpunt werd aangetroffen kan overeenkomen met het DNA van verdachte. Het NFI heeft de matchkans van het DNA van een willekeurig ander persoon, die geen familie is van verdachte, met het DNA op de kogelpunt gesteld op kleiner dan 1 op 10 miljard. Verdachte heeft ter zitting in hoger beroep erkend dat hij in december 2016 een kogel uit zijn voet heeft laten verwijderen in het Erasmus ziekenhuis in Rotterdam. Het hof gaat er daarom van uit dat de door het ziekenhuis aangeleverde kogel (1722NL) afkomstig is uit de voet van verdachte.
Het NFI heeft de uit de voet van verdachte afkomstige kogel vergeleken met de in de keuken van aangever [benadeelde 1] aangetroffen kogel (4762NL). De bevindingen van het vergelijkend kogelonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer de hypothese waar is dat beide kogels zijn afgevuurd uit één en dezelfde loop, dan wanneer de hypothese dat de kogels zijn afgevuurd uit twee verschillende lopen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken waar is. De kogel (1722NL) uit de voet van verdachte kan volgens het NFI behoord hebben bij een in de woning van [benadeelde 1] aangetroffen huls, te weten de hulzen 4759NI of 4760NL.
Het hof concludeert uit deze bevindingen dat kort na de overval bij verdachte operatief een kogel uit zijn voet verwijderd is die uit hetzelfde wapen afkomstig is als een kogel die tijdens de overval in de woonwagen is afgevuurd en daar is achtergebleven.
Uit de bevindingen van het NFI volgt ook dat een verklaring voor het feit dat de kogel in de voet van verdachte is blijven steken en deze niet heeft doorboord, gezocht moet worden in het gegeven dat de kogel, nadat deze is afgevuurd, een ander, relatief zacht object, zoals bijvoorbeeld een menselijk lichaam, moet hebben geperforeerd. Dit past bij het scenario dat de kogel door het lichaam van [benadeelde 1] is gegaan en vervolgens in de voet van verdachte terecht is gekomen.
Verdachte ontkent dat hij betrokken is geweest bij de overval in de woning van aangevers.
In eerste aanleg heeft verdachte zich beroepen op zijn zwijgrecht. In hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij in december 2016 (de exacte datum weet hij niet meer) zijn hond uitliet tegenover zijn woning. Verdachte heeft verklaard dat dat tussen de middag rond 12:00-13:00 uur was. Hij werd toen ingesloten door drie mannen die hij wel kent, maar van wie hij de naam niet wil noemen. Verdachte is deze mannen “een paar duizend euro” verschuldigd. De sfeer werd volgens verdachte grimmiger en er werd geduwd en getrokken. Op enig moment hoorde verdachte een harde knal. Hij dacht dat het vuurwerk was. Verdachte had pijn aan zijn voet en is naar huis gehinkeld. Verdachte heeft thuis een snorder gebeld en zich naar het Erasmus ziekenhuis laten brengen. In het ziekenhuis zijn röntgenfoto’s gemaakt en er werd geconstateerd dat er een kogel in zijn voet zat. De voet van verdachte werd in het gips gezet. Verdachte verklaart dat hij de nacht in het ziekenhuis heeft doorgebracht en dat de volgende dag de kogel operatief is verwijderd.
Verdachte is pas zeer laat, te weten ter terechtzitting van het hof, met dit alternatieve scenario gekomen. Hij heeft, ook na doorvragen, niet willen vertellen wie de drie mannen zijn, zodat zijn verhaal op dit punt niet geverifieerd kan worden. Ter terechtzitting heeft de advocaat-generaal voorgesteld nader onderzoek te laten verrichten naar de ziekenhuisopname van verdachte. Indien hetgeen verdachte verklaart juist is, betekent dit immers dat hij mogelijk een alibi heeft voor de tijdstip van de overval, omdat hij toen in het ziekenhuis lag. Zijdens de verdediging is hierop aangevoerd dat er in deze zaak al zoveel is onderzocht en dat verdachte wil dat de zaak wordt afgedaan. De verdediging verzet zich daarom tegen een nader onderzoek zoals voorgesteld, en heeft ter zitting niet willen instemmen met het afgeven van een machtiging door verdachte om zijn medische gegevens op te vragen. Gelet op de weigering van verdachte om de identiteit prijs te geven van de door hem aangeduide mannen en de onwil van de verdediging om mee te werken aan een nader onderzoek teneinde het geschetste alternatieve scenario te verifiëren, is het scenario onvoldoende concreet en niet verifieerbaar, en acht het hof dat scenario onaannemelijk.
Uit het hiervoor overwogene, in onderling verband en samenhang bezien, concludeert het hof dat verdachte één van de drie daders van de overval is. Immers: kort na de overval is er een kogel uit zijn voet verwijderd die is afgevuurd met hetzelfde wapen waarmee tijdens de overval een kogel is afgevuurd die in de woonwagen is achtergebleven, en verdachte geeft geen verifieerbare verklaring voor dit feit. Dat aangevers niet hebben gesproken over een Antilliaans accent (zoals verdachte heeft) maar over één of meer daders met een Marokkaans accent en het gegeven dat er geen bloed van verdachte is aangetroffen in de woonwagen maakt dit oordeel niet anders. De identiteit van de mededaders is immers niet bekend geworden, en dat er geen bloed van verdachte is aangetroffen hoeft niet te verwonderen indien hij eenmaal in zijn (naar het hof aanneemt) geschoeide voet is geschoten waarbij de kogel in de voet is gebleven.
Het hof is van oordeel dat er sprake is van het medeplegen van gekwalificeerde poging tot doodslag. Het hof kan niet vaststellen dat verdachte degene is geweest die op [benadeelde 1] heeft geschoten. Het hof volgt de rechtbank echter in de overweging dat de feiten en omstandigheden in het dossier de uiterlijke verschijningsvorm hebben van een in bewuste en nauwe samenwerking uitgevoerde diefstal met geweld (beroving), gepleegd volgens een plan dat vooraf aan alle deelnemers duidelijk moet zijn geweest, waarbij vervolgens daadwerkelijk meermalen is geschoten op het slachtoffer. Er lijkt sprake te zijn van een gezamenlijk plan waarbij de één zich bezig hield met [benadeelde 1] , een ander met [benadeelde 2] en de derde de woning doorzocht. Dat er daadwerkelijk zo nodig zou worden geschoten, lijkt eveneens deel uit te hebben gemaakt van het plan door het meenemen van de wapens naar de woning van aangevers. Bij elk van de daders is naar het oordeel van het hof sprake geweest van voorwaardelijk opzet op het gebruik van vuurwapens en een mogelijke levensberoving als gevolg daarvan. Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat het gebruik van vuurwapens onder deze omstandigheden aan elk van de daders kan worden toegerekend en dus dat verdachte met de mededaders in voorwaardelijke zin opzet heeft gehad op de dood van aangever [benadeelde 1] .
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het schieten met een vuurwapen in de richting van het onderlichaam moet worden gekwalificeerd als een poging om iemand opzettelijk van het leven te beroven. Door op korte afstand op de buik/het onderlichaam van iemand te schieten, wordt bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze persoon komt te overlijden als gevolg van ernstige verwondingen. In de buik bevinden zich immers diverse organen die geraakt kunnen worden en ook een inwendige bloeding kan tot de dood leiden.

Voorwaardelijk verzoek tot het horen van getuigen

De verdediging heeft verzocht om, indien het hof het vrijspraakverweer niet honoreert, twee informanten als getuigen te horen, zoals ook al bij tijdige appelschriftuur is verzocht. De informatie die deze informanten hebben verstrekt, namelijk (één informant) dat het om een uit de hand gelopen conflict tussen aangever [benadeelde 1] en enkele Marokkanen zou gaan en dat (de andere informant) de overvallers niet vermomd waren, is volgens de verdediging mogelijk in ontlastende zin relevant voor de bewijsvraag. Het hof wijst het verzoek af. Verdachte wordt naar het oordeel van het hof niet in zijn verdediging geschaad indien de informanten niet gehoord worden, gelet op de gegeven onderbouwing van het verzoek en het hiervoor over het bewijs overwogene.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks17 december 2016 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk [benadeelde 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen
, althans eenmaal,met een vuurwapen op het
(onder)lichaam van die [benadeelde 1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
welke vooromschreven poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal met geweld (in vereniging)
of een afpersing (in vereniging)van een mobiele telefoon (gepleegd tegen [benadeelde 1] en
/of[benadeelde 2] ) en
/ofeen poging tot afpersing (in vereniging) dan wel een poging tot diefstal met geweld (in vereniging) van een hoeveelheid geld (gepleegd tegen [benadeelde 1] en
/of[benadeelde 2] )
welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken
en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemer(s) aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van poging tot doodslag, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte zich tezamen met anderen heeft schuldig gemaakt aan een brutale overval op aangevers in hun woning, bij uitstek de plaats waar zij zich veilig hadden moeten kunnen voelen. Daarbij is door de daders gebruik gemaakt van vuurwapens en is er ook daadwerkelijk geschoten waarbij aangever [benadeelde 1] meerdere keren geraakt is en gewond is geraakt. Er mag van geluk worden gesproken dat aangever [benadeelde 1] destijds niet aan de gevolgen van zijn verwondingen is komen te overlijden. Aangeefster [benadeelde 2] is geslagen en vastgebonden. Het voorval heeft grote impact gehad op de slachtoffers, zoals ook blijkt uit de slachtofferverklaring van [benadeelde 2] .
Daarbij komt nog dat, zoals valt te lezen in het uittreksel uit de Justitiële Documentatie met betrekking tot verdachte van 16 januari 2020, verdachte vaker onherroepelijk is veroordeeld voor een meerdere strafbare feiten, waaronder ook vermogensdelicten met een geweldscomponent.
Het hof is van oordeel dat het bewezenverklaarde een bijzonder ernstig feit betreft en dat, al het voorgaande in aanmerking genomen, alleen oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur, zoals door de rechtbank opgelegd, hieraan voldoende recht doet. Een hogere straf, zoals door de advocaat-generaal is gevorderd, acht het hof niet aangewezen, waarbij het hof heeft gelet op straffen die in andere zaken waarbij slachtoffers een overval hebben overleefd plegen te worden opgelegd.

Beslag

In het dossier bevindt zich een beslaglijst. Nu het gaat om beslag dat niet onder verdachte, maar onder anderen is gelegd, en in het kader van een tegen die anderen gericht onderzoek, zal het hof geen beslissing nemen op het beslag in deze zaak.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 17.130,00, te weten € 2.130,00 aan materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 7.650,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering. De verdediging heeft de vordering deels betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
Voor zover de vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van immateriële schade gebaseerd is op de stelling dat zij shockschade heeft geleden, kan deze niet worden toegewezen. Anders dan de advocaat van de benadeelde partij heeft bepleit, is voor de verschuldigdheid daarvan – nog steeds – vereist dat bij de benadeelde partij door het waarnemen van het strafbare feit of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan een hevige emotionele schok is teweeggebracht waaruit geestelijk letsel voortvloeit. Degene die zich op geestelijk letsel beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld (ECLI:NL:HR:2019:793). Dergelijke gegevens zijn door de benadeelde partij niet aangevoerd.
Het hof acht met betrekking tot de gevorderde immateriële schade wel voldoende aannemelijk geworden dat er bij benadeelde partij [benadeelde 2] sprake is van lichamelijk letsel én aantasting in de persoon op andere wijze. Voor wat betreft deze laatstgenoemde grondslag voor immateriële schade – zoals genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek – heeft het hof gelet op de aard en ernst van de normschending en de ernstige gevolgen daarvan voor [benadeelde 2] . Blijkens haar verklaringen in het dossier en haar slachtofferverklaring heeft zij machteloos moeten toezien hoe haar echtgenoot door de daders is beschoten. Zelf is zij aan haar handen vastgebonden. Haar gevoel van veiligheid is in ernstige mate aangetast. Zij durfde aanvankelijk niet meer in haar woning te verblijven en durft dat inmiddels, nu haar echtgenoot in de tussentijd als gevolg van ziekte is komen te overlijden, alleen maar omdat andere familieleden bij haar inwonen. Naar het oordeel van het hof is zij als gevolg van het bewezenverklaarde op andere wijze in haar persoon aangetast (ECLI:NL:HR:2019:793). Daarnaast heeft zij zelf, doordat zij tijdens de overval tot bloedens toe tegen haar gezicht is gestompt, ook nog licht lichamelijk letsel opgelopen. Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, de gevolgen hiervan voor de benadeelde partij en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht het hof vergoeding van een bedrag van € 7.500,00 wegens immateriële schade billijk. Tot dit bedrag is de vordering toewijsbaar.
De gevorderde vergoeding in verband met materiële schade, te weten kleding (€ 150,00; niet betwist) en stoffering van de vloer na de overval (€ 1.180,00) zal het hof geheel toewijzen. Met betrekking tot de schade aan de vloer is een opgave van de herstelkosten overgelegd. Bij zaakschade, die abstract wordt begroot (dus ongeacht of de benadeelde de schade daadwerkelijk laat herstellen), volstaat dit (in het algemeen) ter onderbouwing. De waarde van de weggenomen telefoon schat het hof, bij gebreke van voldoende nauwkeurige gegevens over (de restwaarde van) dat toestel, op een bedrag van € 200,00. De totale toewijsbare materiële schade komt daarmee op € 1.530,00.
Met uitzondering van de schadevergoeding die hiervoor toewijsbaar is geacht, is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering voor het overige een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat die nadere onderbouwing vergt en de strafzaak daartoe zou moeten worden aangehouden. In zoverre kan de benadeelde partij daarom nu in het resterende deel van haar vordering niet worden ontvangen en kan zij die slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
De wettelijke rente over de toewijsbare materiële en immateriële schadevergoeding zal verdachte moeten betalen met ingang van de datum van het bewezenverklaarde, als de datum waarop die schade is ontstaan/toegebracht.

Vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 5] , [benadeelde 6] en [benadeelde 1]

De benadeelde partijen hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt bij elk van hen € 5.000,00 wegens immateriële schade, bestaande uit shockschade. De vorderingen zijn bij het vonnis waarvan beroep afgewezen.
Het hof is, onder verwijzing naar zijn overwegingen met betrekking tot de door benadeelde partij [benadeelde 2] gevorderde shockschade, van oordeel dat de vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd. Inwinnen van nadere onderbouwing van de vorderingen zou naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partijen kunnen daarom nu in hun vorderingen niet worden ontvangen en kunnen die slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 20.159,38, waarvan € 11.000,00 wegens inkomstenderving, € 5.000,00 aan immateriële schadevergoeding (shockschade) en € 4.159,38 wegens advocaatkosten (proceskosten). De vordering is bij het vonnis waarvan beroep deels niet-ontvankelijk verklaard en voor het overige afgewezen.
Het hof is, onder verwijzing naar zijn overwegingen met betrekking tot de door benadeelde partij [benadeelde 2] gevorderde shockschade, van oordeel dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade onvoldoende is onderbouwd. Inwinnen van een nadere onderbouwing van de vordering zou naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan daarom nu in dit deel van haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Uit de ter terechtzitting namens de benadeelde partij gegeven toelichting begrijpt het hof dat de materiële schadevergoeding wegens inkomstenderving voortvloeit uit de shockschade die bij de benadeelde partij is opgetreden. Nu shockschade bij de benadeelde partij niet kan worden vastgesteld, is de hierop geënte vordering tot vergoeding van inkomensschade ook niet toewijsbaar. Ten overvloede overweegt het hof dat evenmin sprake is van rechtstreeks door het bewezenverklaarde veroorzaakte schade, zodat dit deel van de vordering (ook) hierop afstuit.
De gevorderde integrale vergoeding van advocaatkosten bij wijze van proceskostenvergoeding wijkt af van het gebruik om ook in voegingsprocedures binnen het strafrecht een vergoeding toe te kennen op basis van het liquidatietarief, aangezien een redelijke wetsuitleg van artikel 592a (oud [1] ) van het Wetboek van Strafvordering meebrengt aan te sluiten bij dezelfde maatstaf als in civiele procedures wordt gehanteerd (ECLI:NL:HR:2019:793). Overigens heeft te gelden dat gelet op de uitkomst van de voegingsprocedure geen aanleiding bestaat verdachte te veroordelen in de proceskosten. Het hof zal deze tussen de partijen compenseren zodat ieder de eigen kosten draagt.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 63 en 288 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep (en het herstelvonnis van 31 juli 2019) en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 9.030,00 (negenduizend dertig euro) bestaande uit € 1.530,00 (duizend vijfhonderddertig euro) materiële schade en
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 9.030,00 (negenduizend dertig euro) bestaande uit € 1.530,00 (duizend vijfhonderddertig euro) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 80 (tachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 17 december 2016.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 5] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 6] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. C. Caminada, voorzitter,
mr. C.M.E. Lagarde en mr. M.S. Groenhuijsen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.R.M. Roetgerink, griffier,
en op 2 maart 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.S. Groenhuijsen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Met de inwerkingtreding per 1 januari 2020 van de Wet USB is deze bepaling binnen het Wetboek van Strafvordering omgenummerd naar artikel 532.