Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
Hoewel voormeld College haar goedkeuring niet aan dit plan heeft onthouden, heeft dit College zich echter wel afgevraagd, of bij een intensievere bebouwing van het binnenterrein, benodigd voor bergingen van de geprojecteerde winkels, het niet wenselijk is om de in en uitrit aan de Jan Steenstraat breder te maken dan was aangegeven”.
Na voltooiing van de op het bij deze verkochte perceel grond te stichten opstallen en van de daarnaast in aanbouw zijnde opstallen zullen zodanige zakelijke en/of persoonlijke rechten worden gevestigd, welke nodig zullen blijken te zijn voor het eventueel met voertuigen, al dan niet gemotoriseerd, gaan naar en komen van de openbare weg en de op het bij deze verkochte perceel grond te stichten opstallen.”
10 garageboxen met ondergrond en verder toebehoren[…]
kadastraal bekend[…]
nummer 2547[…].” In de akte staat ook: “
voorts aanvaardt de koper[ [appellant] , hof]
uitdrukkelijk die erfdienstbaarheden ten laste van het verkochte die niet zijn ingeschreven in vorengenoemde openbare registers, maar voor koper kenbaar zijn uit de feitelijke situatie[…].”
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
- (primair) te verklaren voor recht dat ten laste van het perceel van [appellant] (kadastraal bekend gemeente [D] , Sectie A, nummer 2547) en ten gunste van het perceel met opstallen van [geïntimeerden] c.s. (kadastraal bekend gemeente [D] , nummers 2476 en 2544) een recht van erfdienstbaarheid aanwezig is;
- (subsidiair) het perceel van [appellant] aan te wijzen als buurweg of als noodweg;
- (meer subsidiair) te verklaren voor recht dat [appellant] onrechtmatig handelt of misbruik maakt van bevoegdheid, doordat hij een behoorlijke exploitatie van het winkelpand van [geïntimeerden] c.s. onmogelijk maakt;
- (primair, subsidiair en meer subsidiair) [appellant] te gebieden het hek geheel (of gedeeltelijk) te verwijderen en verwijderd te houden en hem te verbieden enige (andere) belemmering te creëren of het anderszins (gedeeltelijk) onmogelijk te maken dat [geïntimeerden] c.s. en/of haar huurders en/of haar bezoekers en/of andere derden met toestemming van eisers om lopend of met voertuigen, al dan niet gemotoriseerd, te komen van en te gaan naar de openbare weg (Jan Steenstraat) over het perceel dat kadastraal bekend staat als gemeente [D] , sectie A, nummer 2547, onder last van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag (een dagdeel daaronder begrepen) dat [appellant] zich niet aan dit gebod en verbod houdt;
- veroordeling van [appellant] in de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Aan de achterzijde van haar winkelpand heeft [geïntimeerde1] c.s. een uitgang die uitkomt op genoemde binnenplaats.” Het hof overweegt als volgt. Juist is dat de aan de achterzijde van de winkel gesitueerde grote openslaande deur zelf niet rechtstreeks grenst aan perceel 2547 van [appellant] (de binnenplaats). Aan de achterzijde van het winkelpand van [geïntimeerde1] zit immers nog een kleine strook grond die behoort tot het perceel (perceel 2544) van eveneens [geïntimeerde1] . Die strook grond op het perceel van [geïntimeerde1] vormt echter samen met de deur in de achterzijde van het winkelpand de uitgang die uitkomt op de binnenplaats. Percelen 2544 en 2476 vormen immers samen een eenheid: winkel en opslag ten behoeve van de winkel. De relatief smalle strook grond tussen perceel 2476 en de binnenplaats is (anders dan door de winkel) alleen te bereiken via de binnenplaats. De grief hoeft verder niet besproken te worden.
door uitwendige werken blijkt, gelijk eene deur”. De feitelijke situatie is dat een grote deur in de achterwand van het winkelpand uitkomt op een circa twee meter brede strook van het perceel van [geïntimeerde1] . Daarachter begint de binnenplaats, die toegang biedt tot de openbare weg. Het gedeelte van het perceel van [geïntimeerde1] tussen winkelpand en binnenplaats vervulde, zo blijkt genoegzaam uit het dossier, van aanvang af vooral de functie bevoorrading en was (vóór het plaatsen van het hek door [appellant] ) alleen bereikbaar via de binnenplaats. Het gaat hier om grote deuren in een winkelpand, zodat ook duidelijk is dat die voor de bevoorrading dienden. Onder die omstandigheden is de gestelde erfdienstbaarheid een zichtbare erfdienstbaarheid
De erfdienstbaarheid wordt[…]
dan ook veeleer gekenmerkt door het moeten dulden van de permanente aanwezigheid van de deuren die op het lijdend erf uitkomen, dan door de omstandigheid dat het feitelijk gebruik van beide deuren noodzakelijk met het betreden van het lijdend erf gepaard gaat.” Het hof is van oordeel dat die uitzondering ook voor dit geval opgaat. [appellant] moet de permanente aanwezigheid van de toegang tot de binnenplaats (in dit geval: de achterdeuren van het winkelpand) dulden en daarom ook dat zijn perceel wordt gebruikt voor de bevoorrading van het winkelpand. Daartoe acht het hof ook het volgende redengevend.