ECLI:NL:GHARL:2020:1771

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
2 maart 2020
Zaaknummer
200.262.241/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consultatieplicht van moeder aan niet met het gezag belaste vader afgewezen wegens gebrek aan contact en samenwerking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de consultatieplicht van de moeder ten aanzien van de vader, die niet met het gezag over hun minderjarige kind is belast. De vader had verzocht om een omgangsregeling en een informatie- en consultatieverplichting op te leggen aan de moeder. De moeder had het ouderlijk gezag over de minderjarige, die bij haar woont. De vader had de rechtbank eerder verzocht om een omgangsregeling, maar de rechtbank had dit verzoek afgewezen. Het hof heeft vastgesteld dat er al geruime tijd geen contact is tussen de vader en het kind, en dat de samenwerking tussen de ouders niet lukt. Hierdoor is een consultatieregeling inhoudelijk niet zinvol. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank deels vernietigd en bepaald dat de moeder de door haar ingezette statusvoorlichting voortzet. Tevens is bepaald dat de moeder de vader eenmaal per drie maanden een recente foto van de minderjarige dient toe te sturen, onder strikte voorwaarden. De vader heeft geen gezag over het kind en de ouders hebben al lange tijd geen contact, wat de mogelijkheid voor een zinvolle consultatie uitsluit. Het hof heeft de vader de mogelijkheid gegeven om informatie over zijn medische achtergrond te delen met de moeder indien dit in het belang van het kind is.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.262.241/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 159716)
beschikking van 25 februari 2020
inzake
[verzoeker],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J. Keekstra te Alkmaar,
en
[verweerster],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.D. Nijenhuis te Leeuwarden.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 18 juli 2018, 23 januari 2019 en 3 april 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 1 juli 2019;
- het verweerschrift;
- een journaalbericht van mr. Nijenhuis van 10 januari 2020 met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 20 januari 2020 plaatsgevonden. De vader en de moeder zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad) is de heer [A] verschenen. Mr. Keekstra heeft pleitaantekeningen overgelegd.

3.De feiten

3.1
Uit de inmiddels verbroken affectieve relatie tussen de ouders is [in] 2016 [de minderjarige] (verder te noemen: [de minderjarige] ) geboren, over wie de moeder het ouderlijk gezag uitoefent. De vader heeft [de minderjarige] erkend. [de minderjarige] woont bij de moeder.
3.2
De vader heeft de rechtbank bij verzoekschrift van 21 februari 2018 verzocht een omgangsregeling tussen hem en [de minderjarige] vast te stellen en een informatie- en consultatieverplichting op te leggen aan de moeder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de statusvoorlichting, de inhoud van de informatieregeling en de consultatieverplichting.
4.2
Bij de bestreden beschikking van 3 april 2019 is, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de moeder de vader eens per drie maanden via een derde schriftelijk per post op de hoogte dient te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van [de minderjarige] , in die zin dat de moeder ten minste met betrekking tot de gezondheid en schoolvorderingen van [de minderjarige] informatie zal verstrekken, en is het meer of anders verzochte afgewezen.
4.3
De vader is met vijf grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven zien op de statusvoorlichting (ter voorbereiding op een omgangsregeling) en de informatie- en consultatieverplichting. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking (het hof begrijpt:) deels te vernietigen en opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
- ter voorbereiding op een omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] gestart dient te worden met statusvoorlichting;
- de moeder de vader (via een derde) eenmaal per kwartaal zal informeren omtrent de
belangrijke aangelegenheden in het leven van [de minderjarige] , waaronder eveneens het verstrekken van een recente foto;
- de moeder de vader direct over medische aangelegenheden dient te informeren, hem dient te raadplegen en zij hem de contactgegevens van de desbetreffende behandelaar dient te
verstrekken zodat hij zich door deze kan laten informeren over de gezondheidssituatie van [de minderjarige] .
4.4
De moeder voert verweer en zij verzoekt het hof het verzoek van de vader in hoger beroep af te wijzen met bekrachtiging van de bestreden beschikking.

5.De motivering van de beslissing

Omgangsregeling/statusvoorlichting
5.1
In de kop van het beroepschrift van de vader is opgenomen: beroepschrift vaststelling omgangsregeling. Hoewel de vader in (het lichaam van) zijn beroepschrift grieven heeft gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat een omgangsregeling op dit moment niet in het belang van [de minderjarige] is, is in het petitum geen verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling opgenomen. Het hof zal dit onderdeel dan ook onbesproken laten.
5.2
Uit het beroepschrift en hetgeen ter zitting van het hof is besproken blijkt dat (ook) de vader, mede naar aanleiding van het advies van de raad zoals vastgelegd in het raadsrapport van 4 februari 2019, vindt dat de aanvankelijk door hem gevraagde omgangsregeling voor [de minderjarige] nu nog niet mogelijk is en dat een omgangsregeling dient te worden voorbereid door eerst te starten met statusvoorlichting. Ter zitting is gebleken dat de moeder hiertoe de eerste stappen heeft gezet. Ze heeft een doos met spullen en foto’s van de vader verzameld en [de minderjarige] aan de hand van prentenboeken (over de samenstelling van gezinnen) uitleg gegeven over haar afkomst. [de minderjarige] heeft ook een foto gezien van de vader, maar zij heeft geen concrete herinneringen aan de vader en weet zijn naam (nog) niet. De moeder heeft aangegeven hierbij professionele hulp (via [B] ) in te schakelen als dat nodig mocht zijn.
Het hof gaat ervan uit dat de moeder het ingezette proces van statusvoorlichting op zorgvuldige wijze voortzet en [de minderjarige] zal ondersteunen in de vragen die zij heeft over wie haar biologische vader is en wat zijn plek is in haar leven. Dit is van belang voor haar ontwikkeling en vorming van haar eigen identiteit. Het hof zal dienovereenkomstig beslissen.
Informatie- en consultatieverplichting
5.3
Op grond van artikel 1:377b van het Burgerlijk Wetboek (BW) is de ouder die met het gezag is belast gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen over daaromtrent te nemen beslissingen. De rechter kan op verzoek van een ouder een informatie- en consultatieplicht vaststellen. Het tweede lid van genoemd artikel bepaalt dat van het eerste lid kan worden afgeweken indien het belang van het kind dat vereist.
5.4
Met betrekking tot de in de bestreden beschikking vastgestelde informatieregeling stelt de vader dat de rechtbank ten onrechte zijn verzoek om ook een foto van [de minderjarige] bij te voegen heeft afgewezen, omdat de moeder bang is dat de vader hiervan misbruik zal maken door de foto’s op internet/social media te plaatsen, of (zo is ter zitting gebleken) onrust te zaaien door zijn intenties hiertoe te uiten dan wel de foto's te gebruiken om op zoek te gaan naar het woonadres van de moeder en [de minderjarige] . De vader stelt dat hij op geen enkele wijze de bedoeling heeft om zijn dochter schade toe te brengen en wijst er op dat ook de raad geen aanleiding ziet om de vader een foto van zijn dochter te onthouden.
5.5
Het hof overweegt dat nu de vader geen gezag over en/of omgang met [de minderjarige] heeft de informatieregeling de enige manier is voor de vader om informatie over zijn dochter te krijgen. Nu niet is uitgesloten dat de vader op enig moment wel contact zal (kunnen) hebben met [de minderjarige] is het van belang dat de vader, voor zover mogelijk en in het belang van [de minderjarige] , op de hoogte is van wat er speelt in haar leven en, zoals het hof kan zich voorstellen, ook van hoe zij er (nu) uit ziet. Vanzelfsprekend acht het hof oneigenlijk gebruik van foto’s in strijd met het belang van [de minderjarige] . Echter, gelet op de toezegging van de vader ter zitting (en bij akte van 12 maart 2019), waaraan het hof de vader houdt, gaat het hof ervan uit dat de vader geen misbruik zal maken van de door hem (te) ontvangen foto’s en overige informatie. Zoals de raad ter zitting terecht heeft opgemerkt heeft de vader in de situatie waarin hij zich op dit moment bevindt en zijn wens om (meer) invulling te geven aan zijn rol als vader er alle baat bij om hiermee op zorgvuldige wijze om te gaan. Het hof passeert de stelling van de moeder dat de vader aan de hand van foto’s de verblijfplaats en/of overige informatie ten aanzien van [de minderjarige] kan achterhalen, nu het mogelijk is om de foto’s geanonimiseerd, op neutraal terrein te nemen en via derden en niet digitaal maar geprint aan de vader te verstrekken.
Het hof zal derhalve, in aanvulling op de door de rechtbank vastgestelde informatieregeling, bepalen dat de moeder de vader ook eenmaal per drie maanden (via een derde schriftelijk per post) een recente foto van [de minderjarige] doet toekomen, onder de voorwaarde dat de vader de foto’s op geen enkele manier verspreidt, kopieert of deelt met derden, onder wie de grootmoeder (vaderszijde), en evenmin laat weten voornemens te zijn dit te gaan doen. Bij overtreding van deze voorwaarde vervalt de verplichting van de moeder tot het doen toekomen van foto’s aan de vader en is de vader verplicht de overtreding zover mogelijk ongedaan te maken. Het hof zal daarnaast in aanvulling op de huidige informatieregeling bepalen dat de moeder de vader vanaf het moment dat [de minderjarige] naar school gaat (mede) aan de hand van (geanonimiseerde) afschriften van schoolrapporten op de hoogte stelt van [de minderjarige] 's vorderingen op school en de andere in die rapporten opgenomen aspecten van haar schoolgang. Het hof merkt ten overvloede op, ten aanzien van de opmerking van de vader ter zitting dat de moeder de informatieverplichting tot dusverre nakomt, maar dat hij graag uitgebreidere informatie zou willen ontvangen, dat overige punten wat betreft de inhoud van de informatieregeling eventueel via de advocaten van partijen kunnen worden afgestemd.
5.6
Het hof is tot slot van oordeel dat een consultatieregeling alleen inhoudelijk zinvol is als de ouder die geconsulteerd dient te worden (enig) contact heeft met zowel degene op wie de consultatieplicht rust als met het kind over wie geconsulteerd moet worden. In het onderhavige geval is gebleken dat [de minderjarige] en de vader al ruim drie jaar geen enkel contact met elkaar hebben en dat het de ouders op dit moment niet lukt om op enige wijze samen te werken. Aangrijpende gebeurtenissen uit het verleden hebben bij de moeder zoveel spanning en angst voor de vader veroorzaakt dat het voor haar niet mogelijk is om (direct) contact met hem te hebben. Het ontbreekt de vader hierdoor, nog los van het feit dat hij gedetineerd zit, aan voldoende zicht op de ontwikkeling van [de minderjarige] en hetgeen haar in haar dagelijkse leven bezighoudt, en het ontbreekt de ouders aan een mogelijkheid tot standpuntuitwisseling die noodzakelijk is voor een zinvolle consultatie. Het hof acht een consultatieregeling op dit moment daarom niet in het belang van [de minderjarige] . Het hof merkt nog op, ten aanzien van medische aangelegenheden betreffende [de minderjarige] , dat het de vader te allen tijde vrij staat om informatie over zijn eigen medische achtergrond en die van zijn verwanten (via een derde) te delen met de moeder indien dit in het belang van [de minderjarige] is.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking deels vernietigen en bekrachtigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van
3 april 2019, voor zover de verzoeken van de vader ten aanzien van de statusvoorlichting en het toezenden van een foto van [de minderjarige] zijn afgewezen, en (in zoverre) opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de moeder de door haar ingezette statusvoorlichting voortzet;
bepaalt, in aanvulling op de in de bestreden beschikking vastgestelde informatieregeling, dat de moeder de vader (via een derde schriftelijk per post) eenmaal per drie maanden een recente foto van [de minderjarige] doet toekomen en, vanaf het moment dat [de minderjarige] naar school gaat, (geanonimiseerde) afschriften van haar schoolrapporten, onder de voorwaarde als hiervoor in rechtsoverweging 5.5 overwogen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van
3 april 2019, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. F. Kleefmann, J.D.S.L. Bosch en I.A. Vermeulen, bijgestaan door mr. E. Klijn als griffier, en is op 25 februari 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.