ECLI:NL:GHARL:2020:1714
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering wegens gebrek aan strafrechtelijk financieel onderzoek
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 21 januari 2016. De betrokkene was eerder veroordeeld voor witwassen, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel was geschat op € 35.617,13. De rechtbank had de betrokkene de verplichting opgelegd om dit bedrag aan de Staat te betalen. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.
Tijdens de zitting op 12 februari 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die strekte tot afwijzing van de ontnemingsvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de grondslag van de vordering tot ontneming is gebaseerd op artikel 36e, derde lid, (oud) van het Wetboek van Strafrecht. De feiten in de strafzaak betroffen een periode van 1 januari 2010 tot en met 29 mei 2012. Het hof heeft vastgesteld dat er geen strafrechtelijk financieel onderzoek (SFO) is ingesteld, wat vereist was voor de toepassing van artikel 36e, derde lid, Sr, aangezien de ten laste gelegde feiten ook vóór 1 juli 2011 zijn gepleegd.
Het hof heeft geconcludeerd dat, omdat het SFO is uitgebleven, de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden afgewezen. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de vordering tot betaling aan de Staat afgewezen. Deze uitspraak benadrukt het belang van een SFO bij de beoordeling van ontnemingsvorderingen in gevallen waarin de feiten zich vóór de wijziging van de wet hebben voorgedaan.