Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in hoger beroep
4.De slotsom
€ 6.322(2 punten x tarief V)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om de vraag of de echtgenote van een bestuurder toestemming heeft verleend voor een borgstelling en hypotheekverstrekking ten behoeve van de vennootschap van haar echtgenoot. De appellante, die in hoger beroep ging, betoogde dat zij geen toestemming had gegeven voor de borgstelling en dat de bank haar niet had gewaarschuwd voor de risico's van de combinatie van borgtocht en hypotheek. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 18 augustus 2013 heeft de echtgenoot van appellante, als bestuurder van Werner Beheer B.V., een financieringsvoorstel getekend bij Rabobank, waarbij hij zich borg stelde voor een lening van € 175.000. Deze borgstelling vereiste een tweede hypotheek op de echtelijke woning van appellante, die op 6 september 2013 werd gevestigd. Appellante stelde dat zij niet op de hoogte was van de borgstelling en dat de bank haar niet had geïnformeerd over de risico's. Het hof oordeelde dat appellante wel degelijk toestemming had verleend, omdat zij op de akte van borgtocht had geschreven en op de hoogte was van de borgstelling. Het hof concludeerde dat de borgstelling niet aan vernietiging blootstond en dat de hypotheekverstrekking rechtsgeldig was. De grieven van appellante werden verworpen en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank.