Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan de
gemeente Zwartewaterland(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 21 januari 2019. De heffingsambtenaar van de gemeente Zwartewaterland had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [a-straat] 2a te [A], vastgesteld op € 671.000 per waardepeildatum 1 januari 2016. Belanghebbende betwist deze waarde en stelt dat de huurwaarde, die bepalend is voor de waardevaststelling, € 44.855 bedraagt, terwijl de heffingsambtenaar een huurwaarde van € 62.481 verdedigt. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 4 februari 2020 heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. Belanghebbende heeft een taxatierapport overgelegd van [D], waarin de waarde op € 485.000 wordt geschat, terwijl de heffingsambtenaar een taxatierapport van [C] heeft ingediend, dat de waarde op € 676.000 vaststelt. Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar in zijn bewijslast is geslaagd en dat de door hem vastgestelde waarde aannemelijk is gemaakt. Het Hof wijst op de langdurige verhuur van de onroerende zaak aan [B] en de vergelijkingsobjecten die door de heffingsambtenaar zijn aangedragen.
Het Hof concludeert dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er wordt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en openbaar uitgesproken op 18 februari 2020.