In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een belastingadviseur, B&S, voor schade die de appellant, een ondernemer, heeft geleden als gevolg van vermeende tekortkomingen in de dienstverlening. De appellant heeft in 1981 een pand gekocht dat hij deels als woning en deels voor zijn schapenhouderij gebruikte. Hij maakte gebruik van de diensten van een belastingadviseur, die in 1997 zijn bureau overdragen aan B&S. Na een belastingcontrole in 2006 oordeelde de belastingdienst dat het pand naar het privévermogen van de appellant moest worden overgebracht, wat leidde tot een belastingaanslag. De appellant heeft B&S in 2011 aansprakelijk gesteld voor de schade die hij hierdoor heeft geleden. De rechtbank heeft de vorderingen van de appellant afgewezen, omdat hij te laat had geprotesteerd volgens artikel 6:89 BW, dat vereist dat een schuldeiser binnen bekwame tijd na ontdekking van een gebrek protesteert. In hoger beroep heeft de appellant de beslissing van de rechtbank bestreden, maar het hof oordeelt dat de appellant niet binnen de vereiste termijn heeft geprotesteerd. Het hof bevestigt dat de appellant op de hoogte was van de tekortkomingen in de dienstverlening en dat hij niet tijdig heeft gereageerd. De grieven van de appellant worden verworpen en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, waarbij de appellant in de kosten van het hoger beroep wordt veroordeeld.