ECLI:NL:GHARL:2020:1159

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
12 februari 2020
Zaaknummer
200.216.039
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Groepsaansprakelijkheid bij hennepkwekerij en de toepassing van artikel 6:166 BW

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, ging het om de groepsaansprakelijkheid van een individu, [geïntimeerde], in verband met de exploitatie van een hennepkwekerij. De appellant, Enexis B.V., had in eerste aanleg schadevergoeding gevorderd op basis van artikel 6:166 BW, dat betrekking heeft op de aansprakelijkheid van groepsleden voor onrechtmatige daden. Het hof nam het tussenarrest van 23 april 2019 over, waarin al was vastgesteld dat [geïntimeerde] betrokken was bij de aanleg van de aansluiting buiten de meter om en de exploitatie van de hennepkwekerij. Tijdens het getuigenverhoor bevestigde [geïntimeerde] dat hij was benaderd om hennepstekken te zetten en dat hij samenwerkte met andere personen, waaronder [B]. Het hof oordeelde dat [geïntimeerde] niet in staat was om het bewijs dat tegen hem was geleverd te ontzenuwen. Het hof benadrukte dat de aansprakelijkheid van [geïntimeerde] niet afhankelijk was van zijn eerdere betrokkenheid bij de hennepkwekerij, maar dat zijn recente deelname voldoende was voor aansprakelijkheid. Het hof concludeerde dat Enexis onvoldoende bewijs had geleverd voor de hoogte van de schade die [geïntimeerde] had veroorzaakt, en dat de vordering tot schadevergoeding in hoger beroep moest worden afgewezen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde Enexis in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.216.039
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, 4969905)
arrest van 11 februari 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Enexis B.V.,
gevestigd te ‘s-Hertogenbosch,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: Enexis,
advocaat: mr. G.E.M.C. Reinartz,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [A] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. F.E.J. Janzing.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 23 april 2019 hier over.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 16 september 2019;
- de conclusie na enquête van [geïntimeerde] ;
- de conclusie na enquête van Enexis.
1.3
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2.De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep

2.1
In het tussenarrest van 23 april 2019 heeft het hof beslist dat voorshands bewezen was dat [geïntimeerde] , tezamen met [B] , betrokken is geweest bij de aanleg van de aansluiting buiten de meter om en/of de exploitatie van de hennepkwekerij, behoudens door hem te leveren tegenbewijs. [geïntimeerde] heeft vervolgens zichzelf als getuige laten horen.
2.2
Het hof stelt voorop dat Enexis ten onrechte heeft gesteld dat aan de verklaring van [geïntimeerde] op grond van artikel 164 lid 2 Rv beperkte bewijskracht toekomt. De regel dat de verklaring van een partijgetuige beperkte bewijskracht heeft, geldt uitsluitend geldt voor de partij op wie de bewijslast rust. Wanneer een partij opgedragen heeft gekregen tegenbewijs te leveren tegen een bewijsvermoeden, geldt de regel niet.
2.3
Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] er niet in is geslaagd het voorshands aangenomen bewijs geheel te ontzenuwen. [geïntimeerde] heeft tijdens zijn verhoor als getuige bevestigd dat hij is benaderd om tegen betaling hennepstekken te zetten en twee andere personen erbij te zoeken. Hij heeft vervolgens [C] en [D] gevraagd mee te helpen. [geïntimeerde] heeft de hennepstekken vervoerd in dozen. Hij zou met [C] en [D] de stekken uit de dozen in de grond gaan zetten in de loods waar hij naartoe is gereden. [geïntimeerde] heeft verklaard dat hij ongeveer een week voordat hij is aangehouden door [B] is benaderd met de vraag of hij iets wilde verdienen. [geïntimeerde] wist dat het ging om het planten van hennepstekken. Door zo te handelen heeft hij een bijdrage geleverd aan de exploitatie van de in de loods aangetroffen hennepkwekerij. Hij heeft dit ook bewust gedaan en daarbij bewust samengewerkt met [B] . De mate van betrokkenheid van de afzonderlijke deelnemers bij het onrechtmatig handelen is niet van belang. Dat [geïntimeerde] volgens zijn verklaring niet bij eerdere oogsten betrokken is geweest en pas een week voor zijn arrestatie door [B] is benaderd is daarom voor het aannemen van zijn aansprakelijkheid niet relevant. [geïntimeerde] heeft nog verklaard dat hij in 2011 niet wist dat vaak sprake is van diefstal van elektriciteit bij de exploitatie van een hennepkwekerij. Wat daar ook van zij, [geïntimeerde] heeft bewust gezamenlijk met [B] opgetreden bij de exploitatie van een hennepkwekerij. Dat is voldoende voor aansprakelijkheid. In het vorige arrest heeft het hof onder 5.3 al als feit van algemene bekendheid aangenomen dat bij illegale hennepteelt ook illegaal elektriciteit wordt afgenomen. Het hof heeft geen aanleiding van dit oordeel terug te komen. [geïntimeerde] had daarom behoren te begrijpen dat het telen van hennep het gevaar schiep dat elektriciteit buiten de meter om werd onttrokken en dit tot schade voor Enexis als netbeheerder zou kunnen leiden. De hoofdelijke aansprakelijkheid van [geïntimeerde] voor de schade staat daarmee vast.
2.4
Vervolgens heeft [geïntimeerde] gesteld dat hij niet langer dan één week deel heeft uitgemaakt van de groep die Enexis op onrechtmatige wijze schade heeft toegebracht door het illegaal afnemen van elektriciteit. [geïntimeerde] betwist dat hij voor meer aansprakelijk is dan de schade die in die week is ontstaan. [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg ook al de hoogte van de door Enexis gestelde schade betwist en er daarbij op gewezen dat een deugdelijke specificatie van het gevorderde bedrag ontbreekt.
2.5
Enexis heeft in de inleidende dagvaarding vanaf punt 95 uitvoerig toegelicht welke uitgangspunten zij heeft gehanteerd bij de berekening van de schade. Naar het oordeel van het hof heeft [geïntimeerde] deze uitgangspunten onvoldoende gemotiveerd weersproken. Uit de door Enexis in het geding gebrachte stukken heeft het hof echter niet kunnen afleiden op welke wijze deze uitgangspunten tot het gevorderde schadebedrag van € 19.546,01 in hoofdsom leiden. Bovendien wijst [geïntimeerde] er terecht op dat de aansprakelijkheid van artikel 6:166 BW niet meebrengt dat [geïntimeerde] kan worden aangesproken voor alle schade die is veroorzaakt door elk onrechtmatig handelen van leden van de groep waarvan hij deel heeft uitgemaakt. [geïntimeerde] is alleen aansprakelijk voor de schade die is veroorzaakt door onrechtmatige groepshandelingen waarbij hij op enigerlei wijze betrokken is geweest. Dat brengt mee dat hij niet aansprakelijk kan worden gehouden voor schade die is ontstaan uit onrechtmatig groepshandelen dat plaatsvond voor hij aan dat groepshandelen deelnam. De schadeberekening van Enexis is – zo begrijpt het hof – gebaseerd op het uitgangspunt dat er meerdere hennepoogsten hebben plaatsgevonden in de ruimte waarin [geïntimeerde] is aangetroffen. Naar het oordeel van het hof heeft [geïntimeerde] voldoende tegenbewijs geleverd om het voorlopig oordeel dat [geïntimeerde] bij de opzet van de kwekerij of bij één of meerdere oogsten betrokken is geweest te ontzenuwen. Wel staat vast dat [geïntimeerde] gedurende een week betrokken is geweest bij de exploitatie van de hennepkwekerij, maar Enexis heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt wat haar schade is als gevolg van het onrechtmatig groepshandelen vanaf het moment dat [geïntimeerde] daaraan is gaan deelnemen. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de vordering van Enexis strekkende tot betaling van schadevergoeding ook in hoger beroep moet worden afgewezen.
2.6
De slotsom is dat de grieven weliswaar deels terecht zijn voorgesteld, maar niet tot een andere uitkomst kunnen leiden. Het bestreden vonnis zal daarom worden bekrachtigd. Enexis zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld. Deze kosten zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 313,-
- getuigentaxen € 0
Totaal verschotten € 313,-
- salaris advocaat € 2.685,- (2½ punten x tarief II)
Als niet weersproken zal het hof ook de nakosten en de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, locatie Nijmegen, van 23 december 2016, voor zover gewezen tussen Enexis en [geïntimeerde] ;
veroordeelt Enexis in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 313,- voor verschotten en op € 2.685,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en -voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt- te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt Enexis in de nakosten, begroot op € 157,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 82,- in geval Enexis niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening
wijst af het meer of anders verzocht.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.E. de Boer, Th.C.M. Willemse en W.C. Haasnoot en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2020.