In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de rechthebbende tot ontslag van zijn bewindvoerder, [verweerster] B.V., en de benoeming van een opvolgend bewindvoerder. De rechthebbende, die lijdt aan geheugenproblemen door dementie, had eerder een verzoek ingediend bij de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, die dit verzoek op 20 mei 2019 had afgewezen. De rechthebbende was van mening dat de huidige bewindvoerder niet adequaat functioneerde en verzocht het hof om het bewind te beëindigen en een nieuwe bewindvoerder aan te stellen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 27 augustus 2020 werd duidelijk dat er een gebrek aan communicatie was tussen de rechthebbende en de bewindvoerder. De bewindvoerder had geen persoonlijke pogingen ondernomen om contact te leggen met de rechthebbende, wat leidde tot een situatie waarin de rechthebbende geen leefgeld ontving. Het hof oordeelde dat, hoewel de bewindvoerder de omstandigheden als ernstig beschouwde, er onvoldoende actie was ondernomen om de situatie te verbeteren. Het hof concludeerde dat er gewichtige redenen waren om de bewindvoerder te ontslaan, zoals bedoeld in artikel 1:448 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd en verleende [verweerster] B.V. ontslag als bewindvoerder, met ingang van de datum waarop een opvolgend bewindvoerder wordt benoemd. Het hof wees het meer of anders verzochte af. Deze beslissing werd genomen in het belang van de rechthebbende, die recht heeft op een adequate en zorgvuldige bewindvoering.