ECLI:NL:GHARL:2020:10983

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 oktober 2020
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
200.264.765/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van bewindvoerder in hoger beroep met betrekking tot de rechthebbende en benoeming opvolgend bewindvoerder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de rechthebbende tot ontslag van zijn bewindvoerder, [verweerster] B.V., en de benoeming van een opvolgend bewindvoerder. De rechthebbende, die lijdt aan geheugenproblemen door dementie, had eerder een verzoek ingediend bij de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, die dit verzoek op 20 mei 2019 had afgewezen. De rechthebbende was van mening dat de huidige bewindvoerder niet adequaat functioneerde en verzocht het hof om het bewind te beëindigen en een nieuwe bewindvoerder aan te stellen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 27 augustus 2020 werd duidelijk dat er een gebrek aan communicatie was tussen de rechthebbende en de bewindvoerder. De bewindvoerder had geen persoonlijke pogingen ondernomen om contact te leggen met de rechthebbende, wat leidde tot een situatie waarin de rechthebbende geen leefgeld ontving. Het hof oordeelde dat, hoewel de bewindvoerder de omstandigheden als ernstig beschouwde, er onvoldoende actie was ondernomen om de situatie te verbeteren. Het hof concludeerde dat er gewichtige redenen waren om de bewindvoerder te ontslaan, zoals bedoeld in artikel 1:448 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd en verleende [verweerster] B.V. ontslag als bewindvoerder, met ingang van de datum waarop een opvolgend bewindvoerder wordt benoemd. Het hof wees het meer of anders verzochte af. Deze beslissing werd genomen in het belang van de rechthebbende, die recht heeft op een adequate en zorgvuldige bewindvoering.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.264.765
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 7558712)
beschikking van 6 oktober 2020
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. M. Huisman te Amersfoort,
en
[de bewindvoerder] B.V.,
gevestigd te [B] ,
verweerster, verder te noemen: [verweerster] .
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende1],
wonende te [C] (Verenigde Staten van Amerika),
verder te noemen: [belanghebbende1] ,
en
[belanghebbende2],
wonende te [D] ,
verder te noemen: [belanghebbende2] ,
en
[belanghebbende3],
wonende te [A] ,
verder te noemen: [belanghebbende3] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (hierna: de kantonrechter) van 20 mei 2019 uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder: “de bestreden beschikking”).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 19 augustus 2019;
  • een brief met bijlagen van [verweerster] , en
  • een journaalbericht van 26 maart 2020 van mr. Huisman met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 27 augustus 2020 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de advocaat van de rechthebbende;
  • [E] (mentor van verzoeker) en [F] namens [verweerster] , en
  • [belanghebbende2] .
De rechthebbende, [belanghebbende1] en [belanghebbende3] waren niet aanwezig.

3.De feiten

De kantonrechter heeft in de beschikking van 29 juni 2018, hersteld bij beschikking van 30 augustus 2018, de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan de rechthebbende wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand, onder bewind gesteld en een mentorschap ingesteld ten behoeve van de rechthebbende. Verder heeft de kantonrechter [verweerster] B.V. tot bewindvoerder(s) en tot mentor(en) benoemd.

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van de rechthebbende tot ontslag van [verweerster] B.V. en tot benoeming van [G] , handelende onder de naam [H] tot opvolgend bewindvoerder, afgewezen.
4.2
De rechthebbende is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De rechthebbende verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad -:
  • [verweerster] ontslag te verlenen als bewindvoerder over de goederen van hem met ingang van een datum twee weken na een beschikking van dit hof, en
  • [G] handelende onder de naam [H] tot opvolgend bewindvoerder te benoemen.
4.3.
[verweerster] heeft het hof een brief gestuurd met zijn visie op de situatie van de rechthebbende.

5.De motivering van de beslissing

5.1
In artikel 1:448 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) zijn de gronden voor ontslag van een bewindvoerder geregeld. In dit hoger beroep is de vraag aan de orde of er gewichtige redenen zijn om [verweerster] - ambtshalve - te ontslaan als bewindvoerder.
5.2
De rechthebbende heeft volgens het indicatiebesluit van 24 mei 2018 geheugenproblemen door een vorm van dementie. Tussen partijen is niet in geschil dat de rechthebbende een bewindvoerder nodig heeft. Op de mondelinge behandeling heeft [verweerster] toegelicht dat geprobeerd is telefonisch en per e-mail contact met de rechthebbende te krijgen. Dit is volgens [verweerster] niet gelukt omdat het contact door de rechthebbende en diens zoon(s) wordt afgehouden. Er zijn vanuit [verweerster] geen pogingen gedaan om persoonlijk in contact te komen met de rechthebbende. De rechthebbende ontvangt geen leefgeld omdat dit volgens [verweerster] in verkeerde handen zou vallen. [verweerster] ziet dit niet als problematisch, omdat vanuit een persoonsgebonden budget zorg vanuit verzorgingshuis [I] wordt betaald. De facturen aan [I] zijn tot en met mei 2020 betaald. Er is een betaalachterstand aan [I] van drie maanden.
5.3
De door [verweerster] zelf geschetste omstandigheden zijn ernstig. Niettemin is niet gebleken van doortastend optreden door [verweerster] : hij wijst vooral naar het gebrek aan medewerking van de rechthebbende en diens zoon(s). Desgevraagd heeft [verweerster] geen plan om door middel van nadere stappen of een ander beleid tot een verbetering van de ontstane situatie te komen. Hoewel [verweerster] naar het oordeel van het hof onvoldoende stappen heeft ondernomen richting de rechthebbende om tot een goede uitoefening van het bewind te komen, constateert het hof ook een gebrek aan medewerking van (de zoons van) de rechthebbende. In deze situatie is voortzetting van het bewind door de huidige bewindvoerder niet in het belang van de rechthebbende en daarmee is sprake van een gewichtige reden in de zin van artikel 1:448 lid 2 BW. Het hof zal [verweerster] daarom ontslag verlenen per de datum dat de kantonrechter een nieuwe bewindvoerder heeft benoemd.
5.5
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof beslissen als hierna vermeld.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 20 mei 2019, en opnieuw beschikkende:
verleent [verweerster] B.V. ontslag als bewindvoerder [verzoeker] , geboren [in] 1928 te [A] , met ingang van de dag dat de kantonrechter een opvolgend bewindvoerder heeft benoemd;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Smeeïng-van Hees, J.B. de Groot en A.L.H. Ernes, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op 6 oktober 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.