ECLI:NL:GHARL:2020:10915

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 december 2020
Publicatiedatum
30 december 2020
Zaaknummer
200.279.012
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan objectieve aanwijzingen voor partijdigheid van de rechter

Op 29 december 2020 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door Allsafe Management B.V. tegen mr. W.P.M. ter Berg, raadsheer in het hof. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de vrees voor partijdigheid van de rechter, naar aanleiding van een mondelinge behandeling die op 3 november 2020 had plaatsgevonden. Tijdens deze zitting werd de heer [B] door mr. Ter Berg kritischer behandeld dan mevrouw [belanghebbende], wat volgens Allsafe de schijn van vooringenomenheid wekte. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat mr. Ter Berg als voorzitter van de zitting beide advocaten gelijke spreektijd heeft gegeven en dat de klachten van Allsafe voornamelijk betrekking hadden op de tweede fase van de behandeling, waarin geprobeerd werd een minnelijke regeling te bereiken. De wrakingskamer concludeerde dat de subjectieve ervaring van Allsafe over de behandeling van de zaak niet voldoende was om het wrakingsverzoek toe te wijzen.

De beslissing van de wrakingskamer is in het openbaar uitgesproken en bevestigt dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval was er geen reden om aan te nemen dat mr. Ter Berg niet onpartijdig had gehandeld, en het wrakingsverzoek werd dan ook afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
wrakingskamer
zaaknummer gerechtshof 200.279.012/02
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland: 7825745)
beslissing van 29 december 2020
op het verzoek van:
Allsafe Management B.V.
gevestigd te ‘s-Graveland
verzoekster in het wrakingsincident,
verder te noemen:
Allsafe,
advocaat: mr. S.D. Worotikan, kantoorhoudende te Heerlen,
met betrekking tot een wrakingsverzoek ex artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ten aanzien van:
mr. W.P.M. ter Berg,
raadsheer in het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden,
verweerder in het wrakingsincident,
verder te noemen: mr. Ter Berg,
Als belanghebbende in het wrakingsincident is aangemerkt:
[belanghebbende],
wonende te [A] ,,
verder te noemen:
[belanghebbende],
advocaat mr. L.V. Claassens te Eindhoven.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij de afdeling civiel van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, is een procedure aanhangig tussen Allsafe en [belanghebbende] onder zaaknummer 200.279.012/01. In die procedure heeft op 3 november 2020 een mondelinge behandeling plaatsgevonden ten overstaan van mr. Ter Berg als voorzitter en mrs. M.E.L. Fikkers en A. Elgersma als leden, bijgestaan door mr. S.J. Velsink als griffier, waarbij namens Allsafe haar bestuurder [B] en HRM-functionaris [C] , alsmede haar advocaat zijn verschenen, evenals [belanghebbende] en haar advocaat. Van die zitting is proces-verbaal opgemaakt dat aan Allsafe en [belanghebbende] is verstrekt.
1.2.
Op 9 november 2020 heeft de advocaat van Allsafe een wrakingsverzoek gedaan gericht tegen mr. Ter Berg dat diezelfde dag door het hof is ontvangen. De procedure in de hoofdzaak is geschorst in afwachting van de uitkomst in dit wrakingsincident.
1.3.
Mr. Ter Berg heeft niet in de wraking berust en heeft op 17 november 2020 een verweerschrift ingediend. Mr. Claassens heeft op 19 november 2020 een reactie aan de wrakingskamer gezonden.
1.4.
Mr. Worotikan heeft in het kader van het wrakingsverzoek op 14 december 2020 nog diverse stukken per email aan de wrakingskamer toegezonden, waaronder een brief van die datum met een reactie op het proces-verbaal. Dit stuk is door het hof in kopie doorgestuurd naar mr. Ter Berg en mr. Claassens. De overige stukken betroffen processtukken uit de hoofdzaak.
1.3
Het wrakingsverzoek is, nadat een eerdere zitting op verzoek van mr. Worotikan was uitgesteld, behandeld ter zitting van de wrakingskamer van het hof op 14 december 2020. Daarbij waren mr. Worotikan en mr. Ter Berg aanwezig. Mr. Worotikan heeft op die zitting het standpunt van Allsafe toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen.

2.2. De motivering van de beslissing

2.1.
Op grond van artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters (lees: in hoger beroep raadsheren), die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
De aangevoerde wrakingsgronden2.2. De grond voor het wrakingsverzoek komt er in de kern op neer dat Allsafe
mr. Ter Berg verwijt dat hij op de zitting de heer [B] kritischer heeft behandeld dan mevrouw [belanghebbende] , hem meer als dader van vermeende seksuele intimidatie en vermeende intimiderend gedrag heeft aangesproken waarbij te lang is stilgestaan bij de vraag of [B] intimiderend kon overkomen. Mevrouw [belanghebbende] werd te veel als slachtoffer aangesproken en [B] kreeg niet de ruimte om aan te tonen dat mevrouw [belanghebbende] manipulatief gedrag vertoont. [B] kreeg ook onvoldoende gelegenheid om te reageren op opmerkingen van de voorzitter dat je op verschillende manieren intimiderend kunt zijn, en dat het ‘recht halen’ nog niet zo gemakkelijk is. Ook werden van mr. Claassens meer interrupties toegestaan dan van mr. Worotikan. Daarmee heeft mr. Ter Berg de schijn van vooringenomenheid gewekt.
2.3.
Mr. Ter Berg heeft de wrakingsgronden bestreden. Hij schrijft dat beide advocaten aan het begin van de zitting evenveel spreektijd hebben gekregen en dat in het tweede deel van de zitting mr. Claassens eerder minder dan meer aan het woord is geweest. De klachten hebben betrekking op het tweede deel van de zitting, dat in het teken stond van het praten over een regeling voor de zaak die aan het hof voorlag en alle procedures tussen partijen die daarna nog uit dit geschil zijn gevolgd. [B] heeft de kans gekregen alles te zeggen wat hij wilde; alleen toen hij wilde vertellen wat hij allemaal wel niet te weten was gekomen over [belanghebbende] heeft mr. Ter Berg dat geblokkeerd omdat dit niet bijdroeg aan het bereiken van een schikking.
2.4.
Mr. Claassens heeft namens [belanghebbende] het standpunt van mr. Ter Berg onderschreven.
2.5.
Ter zitting van de wrakingskamer heeft mr. Worotikan nog opgemerkt dat
mr. Ter Berg minst genomen de schijn heeft gewekt dat hij bevooroordeeld was tegen [B] /Allsafe en dat dit voldoende is om de wraking toe te wijzen.
De overwegingen van de wrakingskamer2.6. Op grond van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten heeft een ieder - voor zover hier van belang - recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht. Als een partij op basis van feiten of omstandigheden van mening is dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, geeft artikel 36 Rv in een civiel procedure haar de mogelijkheid een verzoek tot wraking te doen van elk van de rechters die de zaak behandelen.
2.7.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter of bij vrees voor bevooroordeeld zijn van de rechter, is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling vermoed moet worden onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van de procesdeelnemers een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procesdeelnemer dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is. Het subjectieve standpunt van de betrokken procesdeelnemer dat zulks het geval is, is daarbij niet beslissend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet tevens objectief gerechtvaardigd zijn.
2.8.
De wrakingskamer oordeelt dat er in dit geval geen reden is om de (subjectieve) vrees bij Allsafe voor partijdigheid van mr. Ter Berg objectief gerechtvaardigd te achten.
Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 3 november 2020 blijkt dat de behandeling van deze ontslagzaak in drie delen valt op te splitsen. Mr. Ter Berg heeft als voorzitter, nadat hij eerst advocaten conform het toepasselijke procesrecht 15 minuten de gelegenheid had gegeven om hun standpunten toe te lichten, een aantal vragen gesteld over het ontslag op staande voet dat aan het hof ter beoordeling was voorgelegd. Daarna heeft
mr. Ter Berg gepolst of partijen de mogelijkheid van een minnelijke regeling wilden verkennen en in dat kader wilden praten over het ontstaan van het conflict. Nadat zij daar uiteindelijk hun toestemming voor gaven, is hij ingegaan op de gebeurtenissen van
26 augustus 2019 bij [B] thuis, waarover [B] en [belanghebbende] een verschillende lezing hebben gegeven. Daarna is aan partijen de gelegenheid gegeven – in een schorsing van de zitting – of zij een regeling konden bereiken. Nadat dit niet het geval bleek, hebben de advocaten en partijen (in het geval van Allsafe de heer [B] ) in de derde fase van de mondelinge behandeling de gelegenheid gekregen voor afsluitende opmerkingen. Zowel mr. Worotikan als de heer [B] hebben daarvan gebruik gemaakt.
2.9.
De klachten van Allsafe hebben grotendeels betrekking op de tweede fase van de behandeling die gericht was op het bereiken van een regeling voor het gehele conflict (dat meerdere procedures omvatte) tussen partijen, waarbij mr. Ter Berg heeft geprobeerd, met kritische vragen, of het hof een doorbraak kon bereiken. Voor zover [B] erover klaagt dat hij geen reactie heeft kunnen geven over opmerkingen van mr. Ter Berg over de wijze van intimiderend overkomen en het halen van je recht, gaan deze klachten eraan voorbij dat [B] aan het eind van de zitting de gelegenheid heeft gekregen om afsluitende opmerkingen te maken. Dat hij toen uitsluitend nog iets heeft opgemerkt over het ontslag op staande voet, was zijn eigen keuze.
Voor zover de klachten betrekking hebben op het door Allsafe ervaren verschil in de wijze waarop mr. Ter Berg [B] heeft ondervraagd afgezet tegen de ondervraging van [belanghebbende] , is de wrakingskamer van oordeel dat deze subjectieve ervaring onvoldoende grond oplevert om het wrakingsverzoek te kunnen toewijzen.
2.10.
De wrakingskamer concludeert dat de aangevoerde wrakingsgrond geen doel treft.

3.3. De beslissing

Het gerechtshof (wrakingskamer):
wijst het wrakingsverzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Kuiper, I.A. Vermeulen en L.G. Wijma, leden van de wrakingskamer, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 december 2020.