ECLI:NL:GHARL:2020:109

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 januari 2020
Publicatiedatum
7 januari 2020
Zaaknummer
200.237.716/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij overeenkomst tot levering van dakbedekking materialen en de gevolgen van gebrekkige uitvoering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Aabo Trading Drachten B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. Aabo had materialen geleverd voor de dakbedekking van een woning, maar er ontstonden problemen met de uitvoering door de geïntimeerde, die verantwoordelijk was voor de installatie. De geïntimeerde, een installatiebedrijf, stelde Aabo aansprakelijk voor de gebrekkige werking van de geleverde materialen. Het hof oordeelde dat Aabo niet toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van haar verbintenis. Het hof concludeerde dat de geïntimeerde niet voldoende had aangetoond dat Aabo een adviesrelatie had en dat Aabo niet verantwoordelijk was voor de inspectie van de werkzaamheden. De rechtbank had eerder geoordeeld dat Aabo aansprakelijk was, maar het hof vernietigde dit vonnis. Aabo werd in het gelijk gesteld en de geïntimeerde werd veroordeeld tot terugbetaling van een eerder betaald bedrag en tot betaling van openstaande facturen. De kosten van beide instanties werden ook aan de geïntimeerde opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.237.716/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/138597 / HA ZA 14-447)
arrest van 7 januari 2020
in de zaak van
Aabo Trading Drachten B.V.,
gevestigd te Beuningen,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna:
Aabo,
advocaat: mr. R. Gijsen, kantoorhoudend te Maastricht, die ook heeft gepleit,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [A] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. P. van Eijk, kantoorhoudend te Groningen, die ook heeft gepleit.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 30 juli 2019 hier over. Ter uitvoering van dat arrest heeft op 28 oktober 2019 een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Partijen hebben vervolgens arrest gevraagd op de voorafgaand aan de zitting aan het hof toegezonden procesdossiers, aangevuld met het proces-verbaal van de comparitie.
1.2.
Het hoger beroep van Aabo strekt tot vernietiging van het vonnis van 15 mei 2018 van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, en het alsnog toewijzen van de vordering van Aabo, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
1.3.
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van genoemd vonnis.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Het hof gaat in hoger beroep uit van de volgende feiten.
2.2.
[geïntimeerde] heeft een installatiebedrijf dat zich voornamelijk bezighoudt met
elektrotechniek en loodgieters- en fitterswerk. Daarnaast heeft zijn bedrijf ervaring met het
leggen van platte daken.
2.3.
Aabo is een groothandel in bouwmaterialen, gespecialiseerd in het leveren van dak(bedekkings)materialen. Op haar website stond in ieder geval tot 28 augustus 2014 onder andere de volgende tekst:
‘Voor een juiste beslissing over dakisolatie moet je nooit over één nacht ijs gaan. Gedegen informatie is belangrijk om tot de juiste beslissing te komen: de dakconstructie, de eigenschappen van het isolatiemateriaal, de juiste toepassing en de juiste applicatie. Het zijn allemaal zaken waarvoor u terecht kunt bij Aabo (...).’
2.4.
In haar algemene voorwaarden heeft Aabo onder meer het volgende opgenomen:
‘8.1 Behoudens bepalingen van dwingend recht inzake (product)aansprakelijkheid, alsmede met inachtneming van de rechtsregels van openbare orde en goede trouw, zijn wij niet gehouden tot enige vergoeding van schade, van welke aard dan ook, direct of indirect, waaronder bedrijfsschade, aan roerende of onroerende zaak, dan wel aan personen, zowel bij de wederpartij als bij derden.
8.2
Technische adviezen en inlichtingen over verwerkings- en toepassingsmogelijkheden van producten aan de wederpartij worden naar beste weten en inspanning alsmede naar de huidige stand der techniek vrijblijvend, zonder resultaatsverplichting en zonder enige aansprakelijkheid, door ons verstrekt.
8.3
Wij zijn nimmer aansprakelijk voor door ons gemaakte materiaalspecificaties. Elke actie in deze onzerzijds aangaande het verstrekken van aantallen/hoeveelheden dient te worden beschouwd als een vrijblijvende service welke geheel voor uw rekening en risico is.’
2.5.
[geïntimeerde] heeft in 2013 een opdracht gekregen voor het leggen van een plat dak bij
de familie [B] (hierna te noemen: [B] ) aan de [a-straat 1] in [C] . In dat kader
heeft [geïntimeerde] bij e-mailbericht van 7 oktober 2013 onder andere het volgende geschreven
aan Aabo:
‘Zou u een aanbieding willen maken voor dit dak? Laatst heb ik bij u een prijs opgevraagd voor een lichtkoepel. Die hoort ook bij dit bestek. '
2.6.
In het bestek staat vermeld dat de te vervaardigen dakconstructie een
dampremmende laag moet bevatten en dat de isolatie mechanisch bevestigd dient te worden.
2.7.
Op 8 oktober 2013 heeft Aabo de offerte uitgebracht. In het bijbehorende e-mailbericht heeft de bij Aabo werkzame [D] (hierna te noemen: [D]
) onder andere het volgende geschreven aan [geïntimeerde] :
'Hierbij stuur ik u de offerte toe (...) (...) Er stond in om het mechanisch te bevestigen. Wel, ik heb gerekend met compleet verlijmen dan heb je ook geen koude bruggen wat ten koste gaat van je RC waarde. (...) Ook stond er in het bestek om eerst de ondergrond te behandelen met een voorsmeer en dan er een dampremmende APP er over heen te branden. Ik heb deze niet in de offerte meegenomen omdat dit in principe niet nodig is. Maar ik geef u toch nog wel even de prijzen en aantallen door (...).'
2.8.
Naar aanleiding van bovenstaand bericht heeft [geïntimeerde] in een e-mail van
8 oktober 2013 onder meer het volgende geschreven aan [D] :
‘Klaas, moet er onder een pir isolatie met epdm dakbedekking ook een dampremmer? Zo ja, wat gebruiken jullie hiervoor?’
2.9.
[D] heeft op bovenstaande in een e-mail van 9 oktober 2013 als
volgt gereageerd:
‘Als ze de eerste laag willen met de APP dakrol dan mag je deze zien als een dampremmer. (...) In dit geval kan je de cachering van de isolatieplaat ook zien als een dampremmer. Mochten de mensen wel een dampremmer willen, kan je helaas niet het isolatie meer verlijmen maar moet je deze mechanisch bevestigen.’
2.10.
Op 15 november 2013 heeft Aabo het grootste deel van de materialen conform de
(inmiddels gewijzigde) offerte geleverd en is [geïntimeerde] begonnen met de werkzaamheden aan het dak. [D] was ten tijde van deze werkzaamheden (gedeeltelijk)
aanwezig. In een door [geïntimeerde] overgelegde verklaring van de bij hem werkzame heer [E]
(hierna te noemen: [E] ) heeft [E] in dat kader onder andere het volgende
verklaard:
‘Hierbij verklaar ik (...) dat (...) [D] op 15 november 2013 bij het dak van [B] (...) ter plaatse is geweest. Hij zag dat de monteurs op dat moment bezig waren met het drogen van de ondergrond, maar gaf daarbij aan dat dit niet nodig zou zijn: de ondergrond mocht best een beetje vochtig zijn. Ook gaf (...) [D] aan dat de verlijming op de juiste wijze plaatsvond. In reactie op de opmerking van een van de monteurs dat er te weinig lijm zou zijn, stelde (...) [D] dat er waarschijnlijk iets mis was met de lijmbussen, en dat hij kosteloos twee nieuwe bussen (...) zou leveren.’
2.11.
Op 15 november 2013 heeft [geïntimeerde] het volgende geschreven aan [D] :
‘ [D] , we krijgen de boel niet naar het zin. Graag maandag (18 november 2013, toevoeging van de rechtbank) ter plaatse om een en ander te overleggen.'
2.12.
Nadat [D] naar aanleiding van dit bericht de situatie had bekeken, heeft hij in een e-mail van 18 november 2013 onder andere het volgende geschreven aan [geïntimeerde] :
‘Ik ben (...) geweest en inderdaad zitten er her en der wat luchtplooien in het EPDM. Er is op sommige plaatsen geen contact geweest met het verlijmen van de isolatieplaten onderling. Ik heb aan de voorkant een plaat opgepakt waar wel lijm op de onderkant was aangebracht, maar de bovenste plaat was schoon hier zat geen lijmrest aan. Waarschijnlijk zal dat op een paar andere plekken ook zo zijn, maar dat kan ik niet zien omdat daar de EPDM op ligt verlijmt. Daarom kan het zijn dat er soms een plaat wat los ligt. Er zitten wat luchtplooien in het EPDM. Hier heb ik geen verklaring voor (...). Je kan bij EPDM altijd wel een luchtplooi krijgen dit is een eigenschap van EPDM, maar hier zitten er wel te veel in. Dit zie je niet vaak (...) Het is bij EPDM zo datje deze partieel mag verlijmen, dat houdt in dat de helft van de
EPDM moet verlijmd zijn. Nu is het bij dit dak wel zo dat er zeker meer dan 50% vast zit met lijm, ik denk zo ‘n 80% dus kwaad kan het niet, alleen is het uiterlijk niet mooi. Ook doet het geen afbreuk aan de kwaliteit omdat er geen scherpe vouwen in zitten. Ik snap wel dat de jongens het niet echt mooi vinden dat heb ik zelf ook maar dit zal toch met het verwerken te maken hebben. Misschien te snel, sommige plekken net iets te weinig lijm.’
2.13.
Naar aanleiding van bovenstaand bericht heeft [geïntimeerde] - voor zover relevant op 18 november 2013 het volgende geschreven aan [D] :
‘Dus het ligt aan het leggen? [D] , de lijm is nog zacht na 3 dagen en heeft niet gehecht. Er is nu al meer lijm gebruikt dan wat jij had voorgeschreven. De opdrachtgever gaat hier niet mee akkoord terwijl we anders een super strak dak afleveren. De jongens die hier op dak staan hebben die daken ook gelegd Dus zo eenvoudig wordt het niet.’
2.14.
[D] heeft naar aanleiding van bovenstaand bericht op 18 november 2013 onder andere het volgende geschreven aan [geïntimeerde] :
‘Ik zeg niet dat het aan het leggen ligt ik beschuldig niemand, IK KIJK WEL UIT.
Ik zeg alleen dat ik er geen verklaring voor heb waarom er zoveel luchtplooien in zitten. De lijm is gewoon uitgehard zoals het hoort. Ik ben er met de hand over geweest en deze is gewoon droog. Maar als er aan de onderzijde van de isolatieplaat geen lijm zit, is dit niet de schuld van het lijm. Het 1ste vat lijm dat zal waarschijnlijk een productiefout zijn, want deze was inderdaad veel te snel leeg. Dit ligt al bij de leverancier en deze wordt ook niet bij jullie in rekening gebracht.’
2.15.
Op 5 december 2013 is het dak eraf gewaaid, waarbij de toplaag van de isolatie is
gewaaid. Naar aanleiding hiervan heeft [geïntimeerde] op dezelfde dag het navolgende gemaild
naar [D] :
‘Ik kom net van het dak (.... Deze lag helemaal los incl. isolatie. Graag je reactie.’
2.16.
Nadat [geïntimeerde] op 5 december 2013 het dak eerst had verzwaard met balken, heeft
hij op 8 januari 2014 reparatiewerkzaamheden aan het dak verricht.
2.17.
Op 10 januari 2014 heeft [geïntimeerde] aan Aabo gevraagd of zij een adviesbureau kan
inschakelen dat een garantiecertificaat kan toekennen aan het dak, nu opdrachtgever [B]
heeft aangegeven na alle problemen weinig vertrouwen te hebben in het dak.
2.18.
Naar aanleiding van die vraag heeft [D] op 10 januari 2014 onder andere het volgende geschreven aan [geïntimeerde] :
‘Ik heb [met] InspectieBuro (lees: AdviesBuro InspectieDak te Almere, hierna te noemen: InspectieDak, toevoeging van het hof) contact gehad. Deze komt (...) voor een inspectie (...). De kosten van deze inspectie zullen wij (...) voor onze rekening nemen, dan verrekenen wij op deze manier de kosten die daar extra zijn gemaakt i.v.m. uren en extra Epdm. (...) De problemen met de lijm moet ik nog uit vechten met de leverancier, dit zal nog een groot probleem voor mij worden. Om de vaten lijm weer terug te krijgen, maar goed daar zit jij niet mee. Ik had een vat opgestuurd naar de leverancier en deze lijm doet wat hij moet doen, het blijft een raar verhaal. Ik kreeg te horen dat er volgens hen ook niet geschud was, ik had
gelukkig al met jou gebeld en jij gaf mij aan dat dit wel is gebeurd.’
2.19.
Nadat [geïntimeerde] had aangegeven dat hij liever had gezien dat BDA Dakadvies te
Gorinchem (hierna te noemen: BDA) de inspectie zou uitvoeren, heeft [D] op
17 januari 2014 onder meer het volgende geschreven aan [geïntimeerde] :
'Dit InspectieBuro (lees: InspectieDak, toevoeging van het hof) werkt nou samen met BDA. En heeft dezelfde eisen en richtlijnen en moeten hier aan voldoen. Ik heb dit allemaal tot zover geregeld en hier laat ik het ook bij. (...) Als men BDA erbij wil hebben moet men dit zelf maar regelen en de kosten zijn dan ook voor hen.'
2.20.
Op 13 februari 2014 heeft [geïntimeerde] het navolgende geschreven aan [D] :
‘Je hebt 3 keer aangegeven dat je er even zou gaan kijken? Heb je dit ook gedaan?
Inmiddels laten er weer isolatieplaten los??’
2.21.
Op bovenstaand bericht heeft [D] op 13 februari 2014 als volgt
gereageerd:
'Ik ben er toen samen met de Inspecteur geweest en wat ik toen heb gezien lag het er echt niet slecht bij. Maar er lag te veel sneeuw en ijs op het dak om een inspectie te doen. Maandag (...) is hij er weer en wordt de inspectie gedaan (...) Ook kan hij dan meteen naar de losse platen kijken (...). Ik moet je eerlijk zeggen dat ik het een vreemd verhaal blijf vinden omdat er vele meters op deze manier worden gemaakt. De leverancier is alles opnieuw aan het testen en komt hopelijk vrijdag met een uitslag.’
2.22.
Naar aanleiding van een inspectie gehouden door InspectieDak, heeft InspectieDak
in een rapport van 3 maart 2014 onder andere het volgende gerapporteerd:

1.2 Werkwijze
Uitgangspunt van de inspectie is het beoordelen van de geleverde werkzaamheden. Bij de inspectie is er een visuele inspectie uitgevoerd. Het uitvoeren van destructief [onderzoek] is gezien de aard van de inspectie niet nodig. Er zijn geen klachten met betrekking tot de waterdichtheid van de daken, echter had men twijfels over de aanwezige plooien in de dakhuid. Bij het uitvoeren van de visuele inspectie is er voornamelijk gekeken naar verschijnselen aan de dakbedekking en detaillering welke met het blote oog te vinden zijn. (...)
2.3
De algehele conditie van de daken
Het gehele dakvlak heeft geleden onder hoge windkrachten en is in zijn geheel los gekomen. Bij deze storm zijn de isolatie platen onderling los geraakt. [ [geïntimeerde] ] heeft het dakvlak na de storm hersteld. (...)
2.4
Conclusie
Naar aanleiding van het ontvangen schrijven van (...) [B] is duidelijk dat er een overdaad aan lijm gebruikt [is] welke niet is terug te vinden in het pakket. Wat de oorzaak is geweest van het loslaten van de lijm is onduidelijk. Mogelijk is er gewerkt met te lage temperaturen, heeft men niet goed geschud met de drukvaten of er zijn andere oorzaken mogelijk. Dit is echter zeer slecht te achterhalen in de huidige situatie en heeft in overleg met externe partijen ook geen uitsluitsel kunnen geven.
Wel is duidelijk dat men met de juiste materialen heeft gewerkt, en deze ook correct heeft verwerkt. Dat men op een enkele plek heeft verzuimd om de overlappende hoeken af te ronden doet niet af aan de waterdichtheid (...). (...) Een EPDM dak zal altijd met enkele plooien geleverd worden en dit zal in de loop der jaren relaxeren waardoor de plooivorming af zal nemen.'
2.23.
Op 25 maart 2014 heeft [geïntimeerde] geconstateerd dat er (na een storm) wederom
isolatieplaten hebben losgelaten. Hierop heeft hij Aabo aansprakelijk gesteld voor de
(gevolg)schade van de gebrekkige werking van de geleverde materialen, indien niet die dag
zelf nog een oplossing geboden wordt. Naar aanleiding hiervan heeft Aabo aangegeven niets
te kunnen betekenen en dat zij op geen enkele wijze aansprakelijkheid wenst te aanvaarden.
[geïntimeerde] heeft vervolgens BDA ingeschakeld.
2.24.
Op verzoek van Aabo heeft InspectieDak naar aanleiding van de bovengenoemde
schade opnieuw een inspectie gehouden. Naar aanleiding hiervan heeft zij bij rapport van 10
april 2014 onder andere het volgende gerapporteerd:

2.3 De algehele conditie van de daken
Gezien de melding van een stormschade was de verwachting dat er een deel van het dak beschadigd of niet meer functioneel zou zijn. Echter bij betreden was er geen aanleiding om te verwachten dat er schade is als gevolg van wind of storm. De dakranden zijn voorzien van randafwerking (...), welke bij een eerdere inspectie nog niet aanwezig waren. (...) Het inwerken van de dakranden is niet consequent te noemen, over het algemeen heeft men de opstand van de dakranden gevouwen in een patatzak en deze voorzien van een EPDM dekstrook, maar men heeft ook de dakranden geknipt en gekit of alleen gevouwen. De overlappen in het dakvlak, de dakranden, het opgaand werk en detailleringen zijn met kit afgewerkt. De hoeken zijn niet afgerond.
(...)
2.5
Aanvullende opmerkingen
Er is in een eerder stadium schade als gevolg van extreme weersomstandigheden geweest. De herstelwerkzaamheden zijn esthetisch niet correct en ook niet volledig volgens de norm uitgevoerd. Echter heeft men getracht om naar kennis en kunde en met de huidige materialen het dakvlak in korte tijd te herstellen. (...)
2.6
Conclusie en Advies
Zoals te zien in de bijlagen weersomstandigheden, zijn de werkzaamheden onder niet ideale omstandigheden uitgevoerd. Wanneer men met lijm zal werken dient men rekening te houden met de temperatuur, regen en andere weersomstandigheden. Gezien de lage temperaturen (...) is het goed mogelijk dat de lijm onder deze omstandigheden heeft geleden waardoor er geen correcte hechting mogelijk is geweest. De ideale verwerkingstemperatuur voor de lijm en de te lijmen oppervlakken is circa 16C° tot 27C°. Wanneer men de lijm en de materialen niet onder gecontroleerde temperaturen (binnenshuis) heeft gehouden voor de verwerking van deze, is de kans dat de materialen bij verwerking niet de vereiste temperaturen hebben gehad waardoor deze niet naar behoren functioneren. Ook is er sprake van regen geweest, mocht men last van regen of vochtigheid hebben gehad tijdens de verwerking van de lijm zal dit een van negatieve invloed zijn op de werking van de lijm. Voor het verwerken van de lijm is goed schudden van de vaten noodzakelijk, volgens (...) [B] (...) heeft men niet geschud met de vaten. Wanneer men niet naar behoren zal schudden met de vaten is er geen sprake van een goede mengverhouding tussen de oplosmiddelen en de lijm waardoor er geen goede hechting tussen de materialen kan zijn. Over het algemeen zijn lijmen niet bestand tegen vocht en zullen dan ook verzepen (oplossen) onder vochtige of natte omstandigheden. Gezien het aantal openingen in het dakvlak, dakranden en opstanden als gevolg van een gebrekkige verwerking zal dit vocht toe laten in het systeem met een verzeping van de lijm tot gevolg. Wanneer de lijm zal verzepen zal er onthechting plaatsvinden waardoor het pakket los komt te liggen met alle gevolgen van dien. Om een volwaardige levensduurverwachting van het volledige pakket te kunnen garanderen dient men de gewezen verwerkingsfouten te herstellen volgens de huidige norm en regelgeving.'
2.25.
Op 29 april 2014 heeft BDA een rapport uitgebracht naar aanleiding van een door
haar op 1 april 2014 gehouden inspectie in opdracht van [geïntimeerde] met betrekking tot het dak
van de woning van [B] . In het rapport staat onder meer het volgende:

1.2 Doel van de opdracht
Het doel van de opdracht is het beoordelen van de dakbedekkingsconstructie inclusief de uitgevoerde dakbedekkingswerkzaamheden en deze te toetsen aan de algemene regelgeving en eisen van goed vakmanschap.
(...)
2.1
Opbouw dakbedekkingsconstructie
Geconcludeerd wordt dat de verlijming van zowel de isolatieplaten (onderling als op de betonnen ondergrond) als de verlijming van de (...) EPDM-membranen met een eenzijdige (...) drukvatspuitlijm niet wordt onderschreven. Aanvullend dient te worden aangetoond dat de toegepaste bevestigingsmethodiek toepasbaar is in deze projectspecifieke situatie.
2.2
Uitvoering dakbedekkingswerkzaamheden
Geconcludeerd wordt dat de verlijming van de isolatieplaten en de EPDM-membranen niet het gewenste eindresultaat hebben opgeleverd (...)
(...)
3.2
Opmerkingen
(...)
Aangegeven is dat de noodzaak voor het toepassen van een dampremmende laag niet
aanwezig zou zijn, waarop besloten is deze te laten vervallen. Bij het opstarten van de werkzaamheden is door Aabo (...) op de bouwplaats tekst en uitleg gegeven over de wijze waarop het verlijmen van de isolatieplaten en de EPDM-membranen uitgevoerd dienen te worden. Tijdens de harde wind d.d. 28 oktober 2013 bleek tijdens een inspectie van het dak, dat een groot aantal isolatieplaten waren losgetrokken van de constructieve ondergrond (...). (...) Er is in samenwerking met Aabo (...) getracht de oorzaak vast te stellen, wat geresulteerd heeft in het opnieuw verlijmen van het betreffende dakbedekkingssysteem op het betondak (...)
` De inspectie door (...) BDA (...) heeft zich toegespitst op de verlijming van de isolatieplaten en de EPDM-membranen in deze projectspecifieke situatie. (...)

4.Waarnemingen

(...)
4.2
Betondak
Ondergrond
Bij het insnijdingspunt blijkt de betonnen ondergrond bovenmatig vochtig. Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid betreft het hier bouwvocht, aanwezig in de constructieve ondergrond.
Waarneembaar is dat er bij het insnijdingspunt sprake is van een oneffenheid in de ondergrond, ontstaan tijdens het afwerken van de betonvloer.
Isolatie
Op de overstekken is een (...) gecacheerde PIR-isolatie aangebracht. De isolatie is op de ondergrond verlijmd met een (...) drukvatspuitlijm. Op het dakdeel boven de woning is op de vlakke isolatie een (...) gecacheerde PIR-afschot isolatie aangebracht. De afschotisolatie is op de onderliggende isolatielaag verlijmd met een (...) drukvatspuitlijm. Bij het insnijdingspunt blijkt dat er sprake is van onvoldoende hechting tussen de onderliggende PIR-isolatie aan het betondak als ook tussen de isolatielagen onderling. Daarnaast blijkt dat op deze plaats de onderliggende dakisolatieplaten door de oneffenheden in de ondergrond onvoldoende contact maken met de constructieve ondergrond.
Dakbedekkingssysteem
Toegepast is een toplaag van EPDM-membranen, (...) eenzijdig verlijmd (...) op de
onderliggende isolatielaag. De aangetroffen plooivorming in de toplaag van EPDM membranen wordt als systeemeigen gekwalificeerd. Waargenomen is dat er bij de toplaag van EPDM-membranen bij het insnijdingspunt sprake is van voldoende hechting tussen de (...) membranen en de onderliggende PIR-isolatielaag. (...)

5.Samenvatting

5.1
Ondergrond
De ondergrond is vochtig. Aangegeven wordt dat bij verlijming een droge ondergrond vereist is. Daarnaast zijn 'rillen’ in het oppervlak van de afwerklaag op de constructieve ondergrond aangetroffen. Hierdoor is op delen sprake van onvoldoende contactoppervlak tussen de isolatielaag en de constructieve ondergrond, vereist bij een effectieve verlijming.
5.2
Verlijming
Gesteld wordt dat de verlijming van de isolatielagen en de toplaag van EPDM-membranen met een eenzijdig aangebrachte (...) drukvlakspuitlijm niet wordt onderschreven in de (...) productbladen (...).
(…)

6.Advies

6.1
Algemeen
Het onderstaand advies is een omschrijving op hoofdlijnen en dient als richtinggevend te worden beschouwd. Aangegeven wordt dat ook met andere toplagen een goede dakbedekkingsconstructie kan worden verkregen.
6.2
Ondergrond
Een uitgangspunt is dat de constructieve ondergrond geschikt wordt gemaakt voor toepassing van een volledig verkleefd dakbedekkingssysteem. De lichte oneffenheden in de dakvloer dienen te worden uitgevlakt om te komen tot een voldoende vlakke ondergrond met voldoende contactoppervlak voor de toe te passen verlijming van de isolatieplaten. Dit kan door het aanbrengen van een bitumen dampremmende laag, verkleefd met een bitumen koudlijm.’
2.26.
BDA heeft naar aanleiding van een reactie van [D] op bovenstaand
rapport van BDA bij e-mailbericht van 28 mei 2014 onder andere het volgende geschreven
aan [geïntimeerde] :
‘Tijdens de twee ontmoetingen is steeds aangegeven dat aanbevolen wordt een
dampremmende laag toe te passen. Ons is gevraagd een opzet voor de
dakbedekkingsconstructie te maken die in deze situatie voldoet aan de hieraan te stellen eisen. Verwezen wordt naar de Vakrichtlijn gesloten dakbedekkingssystemen (...) waarin (...) het volgende wordt aangegeven:
(...)
2) Op steenachtige onderconstructies met een afschotlaag, zandcement, schuimbeton o.i.d. altijd een dampremmende laag of sluitlaag ontwerpen.
3) Bij PIR, PUR, MWREPS, EPB en XS-isolatieplaten altijd een dampremmende laag ontwerpen.
Kortom: In deze projectspecifieke situatie wordt in de Vakrichtlijn gesloten
dakbedekkingssystemen een dampremmende laag voorgeschreven. Op het moment dat ook BDA hiervan afwijkt ligt de volledige verantwoordelijkheid hiervoor bij ons. Dit geldt dus ook voor Aabo (...). Zij hebben jullie geadviseerd geen dampremmende laag toe te passen. (...) Dat hierdoor de bovenliggende dakbedekkingsconstructie verwijderd dient te worden is inherent hieraan. In het rapport wordt aangegeven dat (...) de bestaande isolatieplaten voor hergebruik in aanmerking komen als de beschadigingen zich beperken tot slechts de cacheerlaag. Dat er sprake is van plasvorming kan jullie niet worden aangerekend. Dit staat in verband met oneffenheden in de constructieve ondergrond.
Het verhaal van het al dan niet schudden van de lijm-units ligt anders. In ons verslag staat, dat het aan Aabo (...) is om aan te tonen dat de verbruikte lijm niet op de juiste wijze is verwerkt.’
2.27.
Op 21 mei 2014 heeft BDA een tweede rapport uitgebracht met betrekking tot het
dak, waarin opnieuw is opgenomen dat er gewerkt moet worden met een dampremmende laag.
2.28.
BDA heeft per brief van 4 juni 2014 - voor zover relevant - het volgende
geschreven aan [geïntimeerde] :
‘Op (...) 3 juni 2014 heeft u enige aanvullende informatie gevraagd met betrekking tot de bepalingen inzake de toepassing van een dampremmende laag (...). Dit in relatie tot het advies van uw leverancier, die aangeeft dat een dampremmende laag in deze projectspecifieke situatie niet vereist is. Voor een toelichting om in deze situatie een functionele dampremmende laag toe te passen, wordt verwezen naar de tekst die hierover is opgenomen in de Vakrichtlijn gesloten dakbedekkingssystemen. (...) Geconcludeerd wordt dat een functionele dampremmende laag in deze projectspecifieke situatie vereist is. Naast de vraag over het toepassen van een dampremmende laag is een nadere toelichting inzake de verwerking van de toegepaste lijmverbinding tussen de afzonderlijke dakbedekking- en isolatielagen gevraagd. Aangegeven wordt dat de leverancier zich op het standpunt stelt dat de verlijming onjuist is uitgevoerd door het niet - dan wel onjuist schudden van de geleverde lijmunits. Door u wordt aangegeven dat de lijmunits voor gebruik voldoende geschud zijn. Gesteld wordt dat het aan de leverancier is om aan te tonen dat de lijm op een onjuiste wijze is verwerkt.’
2.29.
[geïntimeerde] heeft in een e-mail van 10 juni 2014 onder andere het volgende
geschreven aan [D] :
‘Bijgaand de conclusie van BDA. Er is dus wel een dampremmer nodig in de huidige situatie. Dus naast de discussie van de lijm zullen we ook dit probleem op moeten lossen. Hiervoor moet het gehele dak verwijderd worden. Er zal een (...) dampremmer geplaatst moeten worden en daarna zal het hele dak opnieuw gelegd moeten worden (...). Het is niet aannemelijk dat de huidige materialen hergebruikt kunnen worden. Inmiddels hebben jullie aangegeven geen verantwoordelijkheid te nemen voor de problemen omtrent dit dak (...).’
2.30.
[D] heeft naar aanleiding van bovenstaand bericht op 12 juni 2014 als
volgt gereageerd:
'Nogmaals hebben wij begrip voor de huidige situatie, echter is ons geen verantwoording aan te rekenen op de verwerking van de door ons geleverde producten.’
2.31.
[geïntimeerde] en Aabo hebben voorafgaand aan de onderhavige procedure met elkaar gecorrespondeerd over de aansprakelijkheid.
2.32.
[geïntimeerde] heeft in september 2014 het dak laten vervangen door de besloten vennootschap Meijer Dakbedekking te Ureterp. [geïntimeerde] heeft voor die werkzaamheden een bedrag van € 11.800,00 aan Meijer betaald.
2.33.
Tijdens de sloopwerkzaamheden op 9 september 2014 door Meijer heeft BDA op
verzoek van [geïntimeerde] een derde inspectie aan het dak uitgevoerd. Haar bevindingen heeft ze
in een rapport van 25 september 2014 vastgelegd. In het rapport valt onder andere het
volgende te lezen:
'
2. Conclusies
2.1
Verlijming
Op basis van de inspectiewaarnemingen wordt geconcludeerd dat de verlijming van de isolatieplaten op de betonnen ondergrond en de verlijming van de isolatieplaten onderling volstrekt ontbreekt. De verlijming van de EPDM-membranen op de bovenste isolatielaag is voldoende.
2.2
Windvastheid
Op basis van de inspectiewaarnemingen wordt geconcludeerd dat het aangetroffen
dakbedekkingssysteem niet windvast is aangebracht en dat de kans op windschade almede het ontstaan van schade groot is.

4.Uitgangspunten

(...)
4.2
Betonnen dakbeschot
Bij het optillen van de onderste isolatielaag blijkt dat de betonnen ondergrond vochtig is.
4.3
Eerste (onderste) isolatielaag
Tijdens de sloopwerkzaamheden blijkt dat de isolatieplaten los op de dakvloer liggen. Zowel op de betonnen vloer als op de cacheerlaag van de onderste isolatielaag is een rode lijmfilm waarneembaar. Na verwijdering van de isolatielaag blijkt de cacheerlaag intact te zijn. Er bevinden zich geen resten van de cacheerlaag op de betonnen ondergrond.
4.4
Tweede (bovenliggende) isolatielaag
Tijdens de sloopwerkzaamheden blijkt dat de isolatieplaten onderling minimaal verlijmd zijn en zich eenvoudig laten scheiden. Op de beide cacheerlagen zijn rode lijmresten waarneembaar.
4.5.
EPDM-membranen
De verlijming van de (...)membranen op de bovenzijde van de isolatielaag wordt als
voldoende gekwalificeerd. De (...)membranen laten zich echter eenvoudig van de
bovenliggende dakisolatie pellen Waarneembaar is dat de lijmfilm regelmatig is verdeeld tussen het (...)membraan, het dak en de onderliggende dakisolatie.
5. Samenvatting
De windvastheid van de aangetroffen dakbedekkingsconstructie is volstrekt onvoldoende en de kans op windschade is zeer groot. De als voldoende gekwalificeerde verlijming van de toplaag van de (...)membranen draagt niet bij tot een beperking van de kans op windschade aan de dakbedekking constructie.’
2.34.
[geïntimeerde] heeft van de facturen voor de van Aabo afgenomen goederen met een totaalbedrag van € 12.788,39 een bedrag van € 8.788,39 onbetaald gelaten.

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg in conventie gevorderd dat de rechtbank bij
vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat Aabo toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenis jegens [geïntimeerde] en dat Aabo dienaangaande in verzuim is;
II. voor recht verklaart dat de overeenkomst tussen Aabo en [geïntimeerde] ontbonden is,
althans deze te ontbinden;
III. Aabo veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 28.353,75, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2014, althans de dag der dagvaarding, althans een in goede justitie te bepalen datum;
IV. Aabo veroordeelt in de kosten van dit geding, daaronder mede begrepen de
nakosten.
3.2.
In reconventie heeft Aabo gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voor zover
mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [geïntimeerde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 8,788,39, te vermeerderen met de contractuele vertragingsrente van 1,5% per (gedeelte van de) maand, althans met de wettelijke handelsrente, te berekenen vanaf 30 dagen na de individuele factuurdata, althans vanaf de dag der dagvaarding
II. [geïntimeerde] veroordeelt in de kosten van dit geding, met de bepaling dat over de proceskosten tevens wettelijke rente verschuldigd is na 14 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis.
3.3.
De rechtbank heeft bij vonnis van 25 november 2015 geoordeeld dat Aabo toerekenbaar tekort is geschoten jegens [geïntimeerde] en heeft de gevorderde schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 20.984,85, te vermeerderen met wettelijke rente, en met afwijzing van het gevorderde in reconventie en veroordeling van Aabo in de proceskosten van [geïntimeerde] in conventie en in reconventie. Aabo heeft dit bedrag betaald.

4.De vordering in hoger beroep

4.1.
Aabo vordert, na vermeerdering van eis in het hoger beroep, dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de rechtbank van 25 november 2015 vernietigt, en opnieuw rechtdoende, [geïntimeerde] veroordeelt tot:
  • Primair terugbetaling aan Aabo van het conform het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] betaalde bedrag van € 20.984,85;
  • Subsidiair terugbetaling van € 4.000,- en € 4.210,80 en de kosten van de BDA voor zover deze zien op besprekingen en bouwbegeleiding na vaststelling van de schade;
  • Beide te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat Aabo deze bedragen aan [geïntimeerde] heeft betaald;
Verder vordert Aabo dat haar reconventionele vordering tot betaling van de nog openstaande facturen alsnog wordt toegewezen.
4.2.
Tegen de eiswijziging als zodanig is door [geïntimeerde] geen bezwaar aangevoerd, terwijl het hof ook ambtshalve geen strijd met een goede procesorde ziet. Het hof zal derhalve recht doen op de gewijzigde eis.

5.De beoordeling van de grieven en de vordering

Inleiding
5.1.
Aabo heeft in haar memorie van grieven uiteengezet waarom zij het niet eens is met het bestreden vonnis. Zij heeft hiertoe 11 grieven opgeworpen, die neerkomen op het betoog dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij toerekenbaar tekort is geschoten en daarom aansprakelijk is voor de door [geïntimeerde] daardoor geleden schade. De rechtbank heeft volgens Aabo bovendien ten onrechte geoordeeld dat de algemene voorwaarden, waarin Aabo haar aansprakelijkheid voor schade heeft uitgesloten, niet aan [geïntimeerde] ter hand zijn gesteld. Het hof zal de grieven thematisch behandelen.
5.2.
Het hof behandelt eerst de grieven van Aabo die zijn gericht tegen de aangenomen aansprakelijkheid op grond van een tekortkoming. De rechtbank heeft die tekortkoming gebaseerd op de vaststelling dat Aabo heeft geadviseerd om in de dakconstructie gecacheerde isolatieplaten met lijm te bevestigen, terwijl haar het bestek is toegezonden waarin een mechanisch bevestigde dampremmende laag werd voorgeschreven. Nu de schade is veroorzaakt door onvoldoende hechting van de lijmlaag, terwijl de Vakrichtlijn gesloten dakbedekkingssystemen van DBA een dampremmende laag voorschrijft die altijd mechanisch bevestigd moet worden, en de schade bij mechanische bevestiging niet zou zijn opgetreden, is het advies van Aabo ondeugdelijk geweest, en is sprake van een tekortkoming, aldus de rechtbank. Het hof oordeelt als volgt.
Geen adviesrelatie
5.3.
Het hof stelt vast dat op [geïntimeerde] de bewijslast en de stelplicht rust van zijn stelling dat Aabo hem heeft geadviseerd. Het hof zal beoordelen of [geïntimeerde] deze stelling voldoende heeft onderbouwd.
5.4.
Aan zijn stelling dat Aabo hem heeft geadviseerd, heeft [geïntimeerde] ten grondslag gelegd de correspondentie beginnend met de e-mail van 7 oktober 2013, waarin [geïntimeerde] aan [D] vraagt om een aanbieding te maken voor het dak, waarbij hij het bestek heeft meegezonden waarin de te gebruiken materialen staan. Ter comparitie heeft [geïntimeerde] op
vragen van het hof bevestigd dat hij hiermee vroeg om een prijsopgave voor de benodigde materialen. Nu Aabo een groothandel in dakmaterialen is, is dat ook goed voorstelbaar.
5.5.
Vervolgens stuurde [D] de offerte, met de onder 2.7 genoemde tekst. Daaruit blijkt dat hij de keuze aan Aabo liet om toch “een dampremmende APP er over te branden”, door ook hiervan de prijzen en aantallen door te geven. Toen [geïntimeerde] vervolgens de vraag stelde of er onder een pir isolatie met epdm dakbedekking ook een dampremmer moet en zo ja, wat zij daar voor gebruiken, kreeg hij het algemene advies van [D] dat een APP dakrol als eerste laag kan worden gezien als een dampremmer, maar in dit geval ook de cachering van de isolatieplaat, met daaraan de toevoeging dat een aparte dampremmer niet is te verlijmen, maar mechanisch moet worden bevestigd.
5.6.
Bij gebreke van concrete aanknopingspunten voor het tegendeel gaat het hof er daarom vanuit dat [geïntimeerde] Aabo benaderd heeft met een verzoek om een prijsopgave te maken voor de voor het werk benodigde materialen, en dat [geïntimeerde] ten aanzien van de geoffreerde materialen algemene adviezen heeft gegeven. Dat maakt op zichzelf nog niet dat Aabo de opdracht had om [geïntimeerde] te adviseren over de constructie van het dak van [B] , laat staan dat Aabo de verantwoordelijkheid kreeg om het werk van [geïntimeerde] te inspecteren. Het feit dat op de website van Aabo de onder 2.3 genoemde wervende tekst stond, maakt dit niet anders.
Geen afwijking van de vakrichtlijn
5.7.
De volgende vraag is of Aabo is tekortgeschoten in haar verplichtingen jegens [geïntimeerde] toen haar werknemer [D] met het offreren van materialen afweek van het bestek.
5.8.
Anders dan [geïntimeerde] stelt, is Aabo daarmee niet afgeweken van de vakrichtlijn gesloten dakbedekkingssystemen zoals die destijds gold en zoals die ook door BDA is aangehaald. De Vakrichtlijn schrijft bij een steenachtige onderconstructie een dampremmende laag of sluitlaag voor. [D] heeft isolatieplaten met een gecacheerde laag geoffreerd die niet mechanisch bevestigd hoefden te worden, maar in plaats daarvan met lijm zouden kunnen worden bevestigd. Niet betwist is dat deze gecacheerde isolatieplaten kunnen dienen als een dampremmer, aangezien zij voor de vereiste bouwfysische vochtbalans kunnen zorgen. De vakrichtlijn schrijft niet een afzonderlijke dampremmende laag voor. De zin van een afzonderlijke dampremmende laag ontbreekt bovendien, want volgens BDA kan ook zo'n aparte laag worden verlijmd (zie het onder 2.25 aangehaalde rapport van 29 april 2014), en lijkt het probleem met de verlijming te zijn gelegen in de vochtige betonnen ondergrond en de rillen in de ondergrond. Nu de door Aabo geoffreerde materialen niet een afwijking van de vakrichtlijn vormen, is in zoverre dus niet sprake van een tekortkoming.
Geen schending van een onderzoeks- of waarschuwingsplicht
5.9.
Het verwijt dat [geïntimeerde] vervolgens aan Aabo maakt is tweeledig: als de ondergrond cruciaal was voor het deugdelijk zijn van de constructie, dan
  • i) had Aabo voorafgaand aan het maken van de offerte onderzoek moeten doen naar de kwaliteit van de ondergrond, of in haar offerte ten aanzien van de ondergrond een uitdrukkelijk voorbehoud moeten maken, of
  • ii) had [D] op 15 november 2013 bij zijn inspectie op het werk een opmerking moeten maken over de kwaliteit van de ondergrond.
5.10.
Ad (i)
[geïntimeerde] heeft het eerste verwijt onderbouwd aan de hand van het rapport van BDA. Die deskundige gaat ervan uit dat een constructie zoals deze op zichzelf kan werken, maar dat de werking niet gegarandeerd kan worden in deze projectspecifieke situatie, door de rillen en oneffenheden in de ondergrond en vocht in de betonnen ondergrond van de dakconstructie.
5.11.
Volgens [geïntimeerde] had Aabo een onderzoeksplicht naar de kwaliteit van het beton. Waar deze onderzoeksplicht op is gebaseerd, heeft [geïntimeerde] echter niet gesteld. Het onder 4.6 genoemde uitgangspunt dat [geïntimeerde] Aabo heeft gevraagd om een prijsopgave, maar niet om haar te adviseren over de opdracht die [geïntimeerde] van [B] had gekregen, brengt naar het oordeel van het hof mee dat Aabo niet de verantwoordelijkheid had zich te vergewissen van de specifieke situatie van dit werk. Evenmin is vast komen te staan dat [D] zonder onderzoek bekend kon zijn met de kwaliteit van de betonnen ondergrond, nu zelfs [geïntimeerde] zelf als aannemer de ondergrond voor het dak niet voorafgaand aan de materiaalkeuze heeft geïnspecteerd. Het had dan ook allereerst op de weg van [geïntimeerde] gelegen om als aannemer en opdrachtnemer van het werk het advies van Aabo – dat zoals gezegd in zijn algemeenheid voor juist gehouden moet worden – te vertalen naar de projectspecifieke situatie. Dit zou anders geweest zijn als [geïntimeerde] dit uitdrukkelijk aan Aabo had opgedragen, maar bij gebreke van een duidelijke opdracht aan Aabo, kan hier niet van uit worden gegaan.
5.12.
Ad (ii)
Met betrekking tot de tweede grondslag geldt dat niet vast is komen te staan dat [D] op 15 november 2013 op het dak is geweest, nu hij dit betwist. Aangezien in deze procedure al voorlopige getuigenverhoren zijn gehouden, waaruit niet duidelijk is geworden op welke dag(en) [D] op het dak is geweest, zal het hof [geïntimeerde] niet tot bewijslevering toelaten. Daarbij overweegt het hof dat zelfs als [D] die bewuste dag wel op het dak is geweest, zoals [geïntimeerde] stelt, dan volgt uit hetgeen hiervoor onder 4.6 is overwogen dat [D] niet de verplichting had om het werk van [geïntimeerde] te inspecteren. Nu [D] bovendien in de lezing van [geïntimeerde] op het dak is geweest op een moment dat zich nog geen problemen voordeden en de lijm wel leek te hechten, valt niet in te zien waarom [D] op dat moment had moeten waarschuwen. Het hof concludeert dat bij gebreke van een duidelijke opdracht aan [D] om de situatie ter plekke op geschiktheid van de toegepaste materialen in de specifieke situatie te gaan beoordelen, geen sprake is van een tekortkoming van Aabo.
Geen schade
5.13.
Voor zover [geïntimeerde] heeft bedoeld dat [D] had moeten adviseren om de betonnen ondergrond van het dak eerst droog te branden, kan daaruit geen schade zijn voortgevloeid. Ter comparitie is immers door [geïntimeerde] verklaard dat zijn medewerkers het dak extra droog hebben gebrand, omdat zij wilden dat het vocht eraf ging.
5.14.
Ook het verband tussen de gestelde tekortkoming van Aabo en de schade is niet vast komen te staan. Uit de inspectie is immers gebleken dat niet alleen de lijmlaag tussen beton en isolatie losliet, maar ook de lijmlaag tussen de isolatie en de laag daarop alsmede tussen de platen onderling. De oorzaak daarvan kan niet zijn gelegen in de oneffenheid van de betonnen ondergrond of het vochtgehalte, maar wel in de verlijming zelf, hetgeen in de risicosfeer van [geïntimeerde] ligt. Dat zou anders kunnen zijn als de geleverde lijm ondeugdelijk was, maar dat is niet aangevoerd. Bovendien is onbestreden (en blijkt uit de in het geding gebrachte foto's) dat gedurende geruime tijd regenwater tussen die lagen heeft kunnen komen als gevolg van gebreken in de afwerking. Onbetwist is ook, dat de lijm daardoor kan worden aangetast. Een en ander blijft voor risico van [geïntimeerde] .
5.15.
De grieven gericht tegen de door de rechtbank aangenomen aansprakelijkheid van Aabo wegens tekortkoming slagen.
Toepasselijkheid van algemene voorwaarden Aabo
5.16.
In het kader van haar grief tegen de overweging over het niet ter hand stellen van de algemene voorwaarden stelt Aabo dat zij haar algemene voorwaarden bij iedere offerte van toepassing verklaart en aan een klant digitaal ter hand stelt en dat haar algemene voorwaarden daarom niet vernietigbaar zijn op de grond dat de wederpartij geen kennis heeft kunnen nemen van de inhoud ervan. Aabo doet een beroep op de daarin geregelde aansprakelijkheidsbeperking. Aabo heeft uitvoerig geschetst hoe de algemene voorwaarden in al haar e-mailcommunicatie wordt meegezonden en dat deze voorwaarden bovendien in iedere e-mail van toepassing worden verklaard. [geïntimeerde] heeft hier slechts in algemene termen verweer tegen gevoerd. Het hof is van oordeel dat Aabo met deze onderbouwing haar stellingen op dit punt voldoende heeft onderbouwd, en dat met een algemeen verweer niet kon worden volstaan. Het hof neemt daarom als vaststaand aan dat de voorwaarden aan [geïntimeerde] zijn verstrekt en dat hij van de inhoud daarvan kennis heeft kunnen nemen. Ook deze grief is terecht opgeworpen.
5.17.
Aangezien geen tekortkoming van Aabo is vastgesteld waardoor aan aansprakelijkheid van Aabo niet wordt toegekomen, behoeft het exoneratiebeding van artikel 8.2 van deze voorwaarden geen verdere bespreking.
Reconventie
5.18.
Het hof zal nu de eis in reconventie opnieuw behandelen. Deze ziet op betaling van de nog openstaande facturen van Aabo. Het verweer van [geïntimeerde] dat hij de overeenkomst met Aabo heeft ontbonden en dat hij daarmee is bevrijd van de verbintenis tot betaling van de door Aabo geleverde materialen wordt niet gevolgd, reeds omdat de tekortkoming aan de zijde van Aabo niet is komen vast te staan, zoals hiervoor overwogen, waardoor de ontbinding niet gerechtvaardigd was. Nu de openstaande facturen verder niet zijn betwist dient [geïntimeerde] deze daarom te betalen.
5.19.
Tegen de gevorderde contractuele rente is geen verweer gevoerd. Het hof zal deze toewijzen vanaf de datum van de eis in reconventie.

6.Conclusie

6.1.
De grieven slagen, zodat het bestreden vonnis moet worden vernietigd. Nu Aabo reeds uitvoering heeft gegeven aan haar veroordeling tot betaling, dient [geïntimeerde] dit bedrag aan haar terug te betalen.
6.2.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties veroordelen.
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van Aabo zullen worden vastgesteld op:
- salaris advocaat € 1.158,- (2 punten x tarief 579)
- salaris advocaat in reconventie €
384,- (2 punten x 0,5 x tarief 384)
Totaal € 1.542,-
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Aabo zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 94,08
- griffierecht €
1.957,-
- subtotaal verschotten € 2.051,08
- salaris advocaat €
2.782,-(2 punten x tarief 1.391)
Totaal € 4.833,08
6.3.
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten toewijzen zoals hierna vermeld.

7.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van
25 november 2015 en doet opnieuw recht;
veroordeelt [geïntimeerde] tot terugbetaling aan Aabo van het reeds ter uitvoering van het vonnis betaalde bedrag van € 20.984,85, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de dagtekening van dit arrest tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan Aabo van de nog onbetaald gelaten facturen ten bedrage van € 8.788,39, te vermeerderen met de contractuele rente van 1,5% per maand vanaf 3 juni 2015, de datum van indiening van de eis in reconventie, tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van Aabo wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 1.542,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 2.051,08 voor verschotten en op € 2.782,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief; te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. S.E. Vlaanderen-Schüttenhelm, mr. M.W. Zandbergen en
mr. J. Smit en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2020.