ECLI:NL:GHARL:2020:10808

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
28 december 2020
Zaaknummer
TBS P20/0188
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling en vereisten voor aantekeningen omtrent de gesteldheid van de terbeschikkinggestelde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 25 mei 2020, waarbij de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde werd verlengd met twee jaar. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1961, verbleef op dat moment in een kliniek en was al uitbehandeld in een eerdere kliniek. De vordering tot verlenging werd ingediend op 10 februari 2020, terwijl de terbeschikkinggestelde nog niet van overheidswege werd verpleegd. Het hof oordeelde dat op dat moment geen afschrift van de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de terbeschikkinggestelde hoefde te worden overgelegd, omdat de terbeschikkingstelling nog niet onherroepelijk was. Het hof heeft de argumenten van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw, die stelden dat de wettelijke aantekeningen ontbraken en dat een verlenging met één jaar meer perspectief zou bieden, overwogen. Het openbaar ministerie stelde dat er nog steeds sprake was van een stoornis en recidivegevaar, en dat een verlenging van twee jaar noodzakelijk was voor een nieuw behandeltraject. Het hof heeft geoordeeld dat de rechtbank op goede gronden heeft beslist en heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, waarbij de terbeschikkingstelling met twee jaar werd verlengd.

Uitspraak

TBS P20/0188
Beslissing d.d. 17 december 2020
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[Naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1961,
verblijvende in [de kliniek 1] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 25 mei 2020, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
  • de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van 10 februari 2019;
  • de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 9 oktober 2019, houdende het bevel dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd, welke beslissing is bevestigd bij de beslissing van deze kamer van dit hof van 13 februari 2020;
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 28 mei 2020;
  • de aanvullende informatie van [de kliniek 2] van 31 juli 2020;
  • de aanvullende informatie van [de kliniek 1] van 1 december 2020;
  • de ter zitting door de raadsvrouw overgelegde uitspraak van de beroepscommissie van de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) van 27 november 2020 op het beroep van de terbeschikkinggestelde tegen de beslissing om hem over te plaatsen naar [de kliniek 1] .
Het hof heeft ter zitting van 3 december 2020 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. B. Klunder, advocaat te Amsterdam, en de advocaat-generaal mr. R. Segerink.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw
De terbeschikkinggestelde was al uitbehandeld in [de kliniek 2] . Sinds 2016 werd er gezocht naar een vervolgvoorziening, maar zijn uitplaatsing was nog steeds niet gerealiseerd in 2019, terwijl er toen al wel een plaats beschikbaar was bij een begeleide woonvoorziening. De terbeschikkinggestelde erkent dat hij niet open was over zijn verblijf bij een vriendin en haar kinderen. Dit heeft geleid tot de omzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden in een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Uit onderzoek is echter niet gebleken dat hij strafbare feiten heeft gepleegd. De terbeschikkinggestelde verblijft sinds 27 oktober 2020 in [de kliniek 1] op een afdeling met een zwaar regime, wat volgens hem niet nodig is. De kliniek wil dat hij opnieuw zal deelnemen aan de module seksueel grensoverschrijdend gedrag (SGG-module). Dit vindt hij zelf niet nodig. Hij heeft alleen behoefte aan een behandeling om opener te worden. Hij heeft op dit moment geen verloven. De terbeschikkinggestelde begrijpt wel dat het tijd kost om de verloven opnieuw op te starten, maar hij wil verder met zijn leven kunnen gaan.
De raadsvrouw heeft opgemerkt dat de wettelijke aantekeningen ontbreken bij de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling. Nu recente gegevens over de gesteldheid van de terbeschikkinggestelde nog steeds ontbreken heeft de raadsvrouw zich primair op het standpunt gesteld dat niet is voldaan aan de voorwaarden die gelden voor een verlenging van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit te volstaan met een verlenging van de maatregel met een termijn van één jaar om de terbeschikkinggestelde een beetje perspectief te geven. Het is voor hem moeilijk te bevatten dat hij helemaal opnieuw moet beginnen met de behandeling in [de kliniek 1] . Dit gaat ten koste van zijn motivatie om mee te werken aan de behandeling, terwijl die motivatie juist van belang is om verder te komen in de richting van resocialisatie. Het is ook van belang om binnen een kortere termijn dan twee jaar een kritische blik te kunnen werpen op de beslissing om hem over te plaatsen naar [de kliniek 1] en wat betreft de voortgang van zijn behandeling in die kliniek een vinger aan de pols te houden. De pro justitia rapportages van psychiater [naam 1] en psycholoog [naam 2] , die op dit moment al bezig zijn met een 4-jaarsonderzoek naar de terbeschikkinggestelde, zullen in maart 2021 gereed zijn en kunnen na een verlenging van de maatregel met een termijn van één jaar worden meegenomen bij de volgende verlengingsprocedure.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling verlengd met een termijn van twee jaar. Er is nog altijd sprake van een stoornis en recidivegevaar. Ten tijde van de beslissing van de rechtbank was de terbeschikkinggestelde nog in afwachting van zijn overplaatsing naar een nieuwe kliniek. Na die overplaatsing moet een nieuw plan van aanpak worden gemaakt, een nieuw behandeltraject worden gestart en het risicomanagement opnieuw in kaart worden gebracht. Hiervoor is een periode van twee jaar nodig. De terbeschikkinggestelde is inmiddels overgeplaatst naar [de kliniek 1] . Er is nog geen overeenstemming over de inhoud van zijn behandeling met hem bereikt. Hij heeft geen verlof. Het valt niet te verwachten dat de verpleging voorwaardelijk kan worden beëindigd na een verlenging met een termijn van één jaar. Uit het dossier blijkt dat de laatste dubbelrapportage over de terbeschikkinggestelde is opgemaakt in 2018, wat betekent dat de volgende dubbelrapportage pas moet worden uitgebracht in 2022. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Ingevolge artikel 6:6:12, eerste lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering dient bij de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling een afschrift van de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de terbeschikkinggestelde te worden overgelegd indien hij van overheidswege wordt verpleegd.
Het hof stelt vast dat vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling dateert van 10 februari 2020. Op die datum was nog niet onherroepelijk beslist op de eerder ingediende vordering de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege te verplegen. De beslissing van de rechtbank Rotterdam van 9 oktober 2019, houdende het bevel dat de terbeschikkinggestelde alsnog zal worden verpleegd, is onherroepelijk geworden door de bevestiging van die beslissing bij de beslissing van dit hof van 13 februari 2020. Nu de terbeschikkinggestelde ten tijde van de indiening van de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling nog niet van overheidswege werd verpleegd, was niet vereist dat bij die vordering een afschrift van de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de terbeschikkinggestelde werd overgelegd. Het hof acht zich op basis van de voorhanden zijnde informatie voldoende voorgelicht ten aanzien van de gesteldheid van de terbeschikkinggestelde om te kunnen oordelen over het door hem ingestelde beroep, temeer nu recente informatie over het behandelverloop is verstrekt door de FPK van Trajectum, waar de terbeschikkinggestelde tot 27 oktober 2020 heeft verbleven, en [de kliniek 1] , waar hij sindsdien verblijft.
Het hof heeft als uitgangspunt dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar, de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren. Het hof ziet in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van twee jaar.
Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd.

Beslissing

Het hof:
Bevestigtde beslissing van de rechtbank Rotterdam van 25 mei 2020 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[Naam terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr. A.B.A.P.M. Ficq als voorzitter,
mr. M.E. van Wees en mr. E.A.K.G. Ruys als raadsheren,
en dr. K. de Wijs-Heijlaerts en drs. I. van Outheusden als raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Hermans als griffier,
en op 17 december 2020 in het openbaar uitgesproken.
mr. R. Hermans en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.