Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige1]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had grieven ingediend tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, die op 13 augustus 2020 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] had verlengd en toestemming had verleend voor uithuisplaatsing. De moeder verzocht het hof om de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere duur van zes maanden te verlenen, terwijl de gecertificeerde instelling (GI) een verlenging voor een jaar had aangevraagd.
Het hof oordeelde dat de GI niet voldoende onderbouwing had gegeven voor de noodzaak van een jaar verlenging, vooral gezien de positieve ontwikkelingen in de zorg voor de andere kinderen van de moeder. De moeder had aangetoond dat zij in staat was om voor haar andere kind, [de minderjarige3], te zorgen. Het hof besloot de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, maar voor een kortere periode van negen maanden, tot 13 mei 2021. Dit gaf de GI de tijd om een nieuw onderbouwd verlengingsverzoek in te dienen indien nodig. De beslissing van het hof was een wijziging van de eerdere beschikking van de kinderrechter, waarbij de duur van de uithuisplaatsing werd aangepast.