Uitspraak
De vordering van het Openbaar Ministerie
De rechtbank heeft in de strafzaak met parketnummer 05/880339-17 de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 13.000,00. Voor wat betreft het bedrag aan weggenomen contanten heeft de benadeelde volgens het proces-verbaal van aangifte verklaard dat het om een totaalbedrag van circa € 10.650,00 ging. De rechtbank is bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel echter uitgegaan van een bedrag van € 14.650,00. Dit bedrag volgt uit de aan het proces-verbaal van aangifte gehechte goederenbijlage en de schriftelijke verklaring van de benadeelde. Daarom ziet het hof geen reden om te twijfelen aan het door de rechtbank vastgestelde totaalbedrag.
[benadeelde 2]
(feit 1, zaak 1)
[benadeelde 3]
(feit 2, zaak 4)
[benadeelde 4]
(feit 8, zaak 22)
[benadeelde 1]
[benadeelde 5]
(feit 7, zaak 11)
(feit 12, zaak 26)
€ 2.000,00
(feit 20, zaak 34)
(€ 35.150,00
+€ 16.861,26 =) € 52.011,26. Gelet op het voorgaande overweegt het hof dat het voordeel van (€ 52.011,26 / 2 =) € 26.005,63 voor rekening van de betrokkene komt.
+€ 1.450,00 =) € 3.050,00.
+€ 3.050,00 =)
€ 29.055,63.
+34,67 =) € 76,70.
= € 28.978,93.
voor zover die zijn voldaan, in mindering gebracht.” Nu de feiten waarop de vorderingen van de benadeelde partijen zien, zijn gepleegd na de inwerkingtreding van deze wetswijziging, zal het hof hieraan in deze zaak toepassing geven.
voor zover die zijn voldaan, zodat de kans stijgt dat de betrokkene aan zijn verplichtingen voldoet en de benadeelde derde daadwerkelijk wordt gecompenseerd en daarnaast wordt voorkomen dat een deel van het genoten wederrechtelijk verkregen voordeel, te weten de schade van derden en slachtoffers, buiten de ontneming valt en niet meer valt te achterhalen. Zolang de betrokkene niet aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, kunnen de bevoegdheden tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel onverkort worden ingezet.
Dat de betrokkene inmiddels een betalingsregeling heeft getroffen en ook tweemaal een bedrag heeft betaald, is niet onderbouwd zodat dat niet in aanmerking komt om reeds in dit stadium tot enige aftrek te komen.
€ 28.978,93.
in verenigingis veroordeeld. Het hof acht op grond van het dossier aannemelijk dat zowel de betrokkene als zijn mededader hieruit gemeenschappelijk voordeel heeft genoten. Het hof bepaalt dan ook dat de aansprakelijkheid voor dit deel van de betalingsverplichting, te weten een bedrag van
€ 2.850,00 (opbrengsten [adres 3] en [adres 4] ) minus € 7,35 (brandstofkosten [adres 3] en [adres 4] ) =
€ 2.842,65(wederrechtelijk verkregen voordeel), hoofdelijk met zijn mededader(s) zal zijn.
BESLISSING
28.978,93 (achtentwintigduizend negenhonderdachtenzeventig euro en drieënnegentig cent).
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 28.978,93 (achtentwintigduizend negenhonderdachtenzeventig euro en drieënnegentig cent).