Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zaaknummer gerechtshof: 200.285.845
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht: C/16/16/863 R)
arrest van 21 december 2020
wonende te [A] ,
appellante, hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. J.M. van der Linden.
1.Het geding in eerste aanleg
29 november 2018. Hierbij heeft de rechter-commissaris [appellante] gewaarschuwd voor de mogelijke consequenties indien zij de verplichtingen uit de regeling blijvend niet nakomt.
Het hof verwijst naar dat vonnis.
2.Het geding in hoger beroep
8 december 2020 van mr. Van der Linden ontvangen proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank op 22 oktober 2020 en de op 9 december 2020 ontvangen stukken van de bewindvoerder.
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Aanvankelijk gold voor [appellante] in de schuldsaneringsregeling een fulltime sollicitatieplicht. Op 22 augustus 2017 is zij medisch en arbeidsdeskundig gekeurd en geschikt bevonden voor 20 uur (aangepast) werk in de week. Op basis van de keuringsuitslag heeft de rechter-commissaris aan [appellante] een ontheffing van de sollicitatieplicht verleend voor 16 uur per week voor de resterende duur van de schuldsaneringsregeling.
Per 25 januari 2018 heeft [appellante] een arbeidscontract bij zwembad [C] in [D] gekregen voor 12,5 uur per week. Dit contract is per 7 juni 2018 beëindigd.
Per 23 juni 2018 werkte [appellante] via Driessen Uitzendbureau op basis van een oproepcontract bij zwembad [E] in [F] als receptioniste. Per 1 januari 2020 is
[appellante] via SRO Zeist B.V. op basis van een arbeidscontract voor onbepaalde tijd werkzaam bij zwembad [E] .
In verband met de coronacrisis gold voor [appellante] in de maanden maart, april en mei 2020 geen (aanvullende) sollicitatieplicht.
Ter mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [appellante] verklaard dat zij door de (gevolgen van de) coronacrisis vanaf 1 januari 2021 niet langer in dienst zal zijn van SRO Zeist B.V./zwembad [E] en dat zij momenteel druk bezig is ander werk te vinden.
heeft na de keuring op 22 augustus 2017 ook niet een verklaring van een BIG geregistreerde specialist of arbeidsdeskundige overgelegd waaruit blijkt dat zij niet in staat is te werken. Daarnaast is er een nieuwe schuld aan het UWV ontstaan van € 658,16.
De rechtbank heeft op grond van de verklaringen van [appellante] ter zitting geen reden gezien de regeling van [appellante] opnieuw met zes maanden te verlengen.
Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat, gelet op de bij vonnis van de rechtbank van 22 november 2019 aan [appellante] geboden laatste kans, van [appellante] verwacht had mogen worden dat zij alles op alles had gezet om haar verplichtingen in het wettelijk schuldsaneringstraject, in het bijzonder de nakoming van de (aanvullende) sollicitatieplicht, voortaan stipt en tijdig na te komen. Deze laatste kans heeft [appellante] echter niet benut.
Hoewel [appellante] en de bewindvoerder van mening (blijven) verschillen over de daadwerkelijk in acht te nemen periode waarin [appellante] niet (voldoende) heeft voldaan aan haar sollicitatieplicht, heeft [appellante] in elk geval niet aannemelijk gemaakt dat zij in 2020, uitgezonderd de periode waarin voor haar in verband met de coronacrisis geen (aanvullende) sollicitatieplicht gold, (aantoonbaar) heeft gesolliciteerd naar (aanvullend) werk. Vast staat in ieder geval dat zij in januari, februari, juni, augustus, september en oktober 2020 niet heeft gesolliciteerd. [appellante] stelt dat zij in juli 2020 wel heeft gesolliciteerd, maar zij heeft niet betwist dat zij daarvan geen bewijzen aan de bewindvoerder heeft doen toekomen.
22 november 2019 heeft gehad om daarin de noodzakelijke ommekeer te bewerkstelligen, een dermate ernstige toerekenbare tekortkoming, dat het hof niet anders kan dan haar regeling te beëindigen zonder toekenning van de schone lei, zoals de rechtbank ook heeft gedaan.
Tot slot acht het hof gezien de ernst van de verwijtbare verzuimen geen sprake van een disproportionele beslissing, zoals door [appellante] nog is betoogd.