Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM -LEEUWARDEN
hierna: [appellante] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
8 december 2020 en 11 december 2020 ontvangen stukken, het faxbericht met bijlagen van 11 december 2020 van de bewindvoerder en de ter zitting door [appellante] overgelegde brief van 27 december 2019 van [C] .
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
- [appellante] , geboren [in] 1986, heeft vier minderjarige thuiswonende kinderen en
woont sinds 6 mei 2020 met haar vriend (die fulltime werk heeft) samen;
- In 2016 is het beschermingsbewind voor [appellante] uitgesproken;
en 24 uur per week, vanaf 1 januari 2020 24 uur per week) gewerkt bij [C] ;
Op 21 april 2020 heeft zij op staande voet ontslag genomen bij [C] ;
- sinds februari 2019 volgt [appellante] een vinger aan de polstraject bij Stichting MEE (hierna:
MEE), waarin zij langdurige lichte support krijgt met als doel behoud van de stabiele
situatie door toezicht houden op het welbevinden van [appellante] en zo nodig bij te sturen;
- in december 2019 heeft MEE [appellante] aangemeld bij Amerpoort voor EMDR en cognitieve
therapie om trauma’s uit het verleden te verwerken; eerder werd zij onderzocht door de
GGZ en is haar geadviseerd therapie te volgen. [appellante] stond ten tijde van de mondelinge
behandeling in hoger beroep nog steeds op de wachtlijst voor behandeling van haar ADHD;
- sinds juli 2020 is het Lokaal Team Baarn (weer) betrokken bij [appellante] , omdat de situatie
rondom haar vier kinderen zorgelijk werd;
- de zorg voor [appellante] bij het vinger aan de polstraject is sinds september 2020 opgeschaald
en bestaat sindsdien uit wekelijkse begeleiding van ruim een uur, waarin wordt gekeken
naar alle belangrijke zaken die spelen en waar [appellante] ondersteuning bij nodig heeft en
samen met haar wordt overzicht gecreëerd;
- sinds november 2020 werkt [appellante] als back officemedewerker gedurende 24 uur per
week, eerst op een maandcontract maar in december 2020 heeft zij, volgens haar verklaring
ter zitting, een jaarcontract gekregen.
Deze verplichtingen vinden hun grond in de doelstelling van de wettelijke schuldsanerings-regeling. Die komt erop neer dat natuurlijke personen die in een uitzichtloze financiële situatie zijn terechtgekomen, de kans moeten krijgen weer met een schone lei verder te gaan. Daar staat echter tegenover dat van de schuldenaar een actieve medewerking wordt verwacht aan de doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling om zoveel als mogelijk geld voor de schuldeisers te sparen. Een van de kernverplichtingen in het wettelijk schuld-saneringstraject betreft het gevraagd en ongevraagd verschaffen van de inlichtingen aan de bewindvoerder waarvan de schuldenaar weet of behoort te begrijpen dat zij van belang zijn voor een doeltreffende uitvoering van de regeling.
Hoewel de rechtbank [appellante] bij vonnis van 13 maart 2019 een laatste kans heeft gegeven om te laten zien dat zij de tot dat moment verzaakte verplichtingen uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voortaan wel naar behoren kan nakomen, heeft zij zonder dat eerst aan de bewindvoerder voor te leggen op 21 april 2020 op staande voet ontslag genomen bij haar toenmalige werkgever [C] . Hiermee heeft zij de belangen van haar schuldeisers geschaad. Haar keuze staat immers op gespannen voet met haar verplichting om tijdens de regeling zoveel mogelijk inkomsten voor de boedel te genereren voor afbetaling van haar schuldeisers. Het opzeggen van een dienstverband is immers in het algemeen uit economisch perspectief onverstandig (zo had [appellante] geen recht op WW). Ontslag op staande voet is geen beslissing die zij zonder afstemming met de bewindvoerder had mogen nemen. Daarmee heeft [appellante] de verplichting geschonden om op actieve wijze de bewindvoerder te informeren over alle aangelegenheden die de schuldsaneringsregeling raken. Verder heeft het ontslag op staande voet, naar valt aan te nemen, ook mede geleid tot het ontstaan van de nieuwe schuld tijdens de regeling van [appellante] .
De door [appellante] aan het ontslag ten grondslag gelegde redenen, te weten dat [C] haar had meegedeeld dat alle uren die zij thuis, vanwege de opvang van haar kinderen in het begin van de corona crisis, zat en dus volgens het contract niet werkte in mindering zouden worden gebracht op de door haar opgebouwde vakantie-uren en dat het haar door de coronacrisis allemaal even teveel werd, doen niet af aan het oordeel dat [appellante] in dit opzicht haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling ernstig en toerekenbaar heeft geschonden.
Ter zitting is gebleken dat [appellante] de beschermingsbewindvoerder over de samenwoning heeft geïnformeerd. De vraag of en in hoeverre bedoelde nieuwe toeslagschuld op die grond aan [appellante] kan worden toegerekend, kan in het midden blijven omdat het ontslag op staande voet en het toerekenbaar niet-solliciteren als hiervoor beschreven al leidt tot het niet-toekennen van de schone lei aan haar.
3.8 Het hof ziet gelet op de aard, omvang en verwijtbaarheid van de geconstateerde tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling evenmin aanleiding de looptijd van die regeling (verder) te verlengen, zoals (subsidiair) door [appellante] is verzocht.
4.De beslissing
10 november 2020.