De feitelijke situatie is ook dat [N] en [O] vanuit hun woningen aan de [b-straat] een veel beter zicht hadden op het komen en gaan van [appellante] dan [I] en [J] dat hadden. [appellante] heeft immers verklaard dat zij altijd via de achteringang haar woning binnenkwam. Dit lijkt ook logisch, gelet op de omstandigheid dat zij geen auto had en daarom aangewezen was op de fiets, terwijl de schuur zich achter de woning bevindt. [N] en [O] verklaren ook dat [appellante] vooral, respectievelijk altijd, de achteringang gebruikte. [M] verklaart op dit punt hetzelfde, waarbij hij heeft vermeld dat de voordeur altijd op slot zat.
De verklaring van [J] dat [appellante] , althans degene die hij de woning van [appellante] zag bezoeken, haar fiets bij de voordeur neerzette en via de voordeur de woning binnenging, staat daarentegen op zichzelf.
[N] en [O] hadden niet alleen zicht op de achteringang, maar ook op de tuin, keuken, woonkamer en slaapkamer van [appellante] , terwijl de van de zijde van De Alliantie gehoorde getuigen dat geen van allen hadden. Vanuit zijn woonkamer en tuin kon [N] de tuin van de woning inkijken, terwijl hij vanuit zijn slaapkamer de keuken en woonkamer kon inkijken. Bovendien kon hij, als hij de tuin uitliep, bij de keuken van de woning naar binnen kijken. [O] kon vanuit zijn tuin ook over de schutting in de tuin van [appellante] kijken. Hij had ook goed zicht op de achterdeur en slaapkamer van de woning.
De voordeur van [I] daarentegen zit aan de zijkant van de woning aan de [a-straat] 4, terwijl hij vanuit de benedenverdieping van zijn woning geen zicht heeft op deze woning. Vanuit de slaapkamer op de eerste verdieping heeft hij zicht op een blinde muur en op de tuin, maar niet op de achterdeur van de woning.
[J] woont, volgens zijn eigen verklaring, ongeveer 25 meter van de woning aan de [a-straat] 4 en heeft ook geen direct zicht op de kamers in de woning en de tuin.
Zoals hiervoor vermeld, woont [H] niet direct naast de [a-straat] 4 maar nog een huis verder, waardoor zij ook geen direct zicht had op de tuin en de woning zelf.
Deze feitelijke situatie volgt verder uit de foto’s en plattegrond die partijen hebben overgelegd en gedeeltelijk tijdens het tegengetuigenverhoor zijn getoond.