Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
1.De procedure bij de rechtbank
2.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
no cure no payen de hoogte van die vergoeding waren onderdeel van die gesprekken.
4.Het geschil en de beslissing van de rechtbank
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
no cure no paybij succes een bepaalde vergoeding verschuldigd. Dit volgt uit artikel 3 van de overeenkomst, aldus Finaal Adviesgroep. Finaal Adviesgroep stelt dat zij onderzoek heeft verricht naar de organisatie van Allerzorg en daarbij voor een bedrag van € 216.806 aan subsidies en kostenbesparingen voor Allerzorg heeft geïdentificeerd. Over dit bedrag rekent zij een
success feevan 22,5 %, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 48.781,35. Vermeerderd met btw komt het door Finaal Adviesgroep aan Allerzorg gefactureerde bedrag neer op € 59.025,43.
success feewordt berekend. Volgens hen is niet afgesproken dat de
success feeal is verschuldigd nadat de gelden zijn geïdentificeerd; uit de e-mail van [geïntimeerde2] van 1 september 2017 volgt dat eerst (juridische) zekerheid moet zijn verkregen dat de subsidies (hof: anders dan Finaal Adviesgroep noemen Allerzorg en [geïntimeerde2] niet expliciet: ‘andere kostenbesparingen of kortingen’) zullen worden ontvangen. Finaal Adviesgroep ging zelf ook van deze situatie uit, zo volgt volgens Allerzorg en [geïntimeerde2] uit de e-mail van 26 april 2017 van Finaal Adviesgroep. Volgens Allerzorg en [geïntimeerde2] is van deze zekerheid nog geen sprake en zijn de daarvoor benodigde werkzaamheden nog niet verricht althans niet door Finaal Adviesgroep. De overeengekomen werkzaamheden bestonden niet (slechts) uit het identificeren (het invoeren van gegevens in een computersysteem) maar vooral uit het zorgdragen dat de bedragen die uit het programma komen ook daadwerkelijk ontvangen worden. Dit was het eigenlijke werk en dat is niet verricht, zodat Allerzorg en [geïntimeerde2] niet gehouden zijn enige betaling aan Finaal Adviesgroep te verrichten.
success feeis volgens [geïntimeerde2] immers niet (al) verschuldigd na identificatie van de gelden, maar (pas) na het verkrijgen van (juridische) zekerheid over ontvangst van de subsidie. Deze afwijking is in lijn met de eerdere e-mail van 26 april 2017 van Finaal Adviesgroep waarin zij zelf opgemerkt dat betaling van de
success feepas aan de orde is als de gelden zijn verrekend, uitbetaald of schriftelijk zijn toegekend. In zoverre is het door [geïntimeerde2] genoemde punt voor Finaal Adviesgroep niet nieuw en kennelijk ook niet ongebruikelijk om op te nemen in een overeenkomst. De afwijking ziet verder niet op de kern van de prestaties. Naar het oordeel van het hof is gelet op het voorgaande sprake van een aanvaarding die op een ondergeschikt punt afwijkt en is dus de situatie van artikel 6:225 lid 2 BW aan de orde. Gesteld noch gebleken is dat Finaal Adviesgroep op deze e-mail van [geïntimeerde2] (onverwijld) heeft gereageerd en daarbij bezwaar heeft gemaakt tegen de afwijkende aanvaarding, zodat dienovereenkomstig de overeenkomst tot stand is gekomen. Maar ook indien de afwijking niet van ondergeschikte aard was (artikel 6: 225 lid 1 BW) moet de conclusie zijn dat uit het verdere stilzwijgen van Finaal Adviesgroep en het gaan uitvoeren van (een deel van) de werkzaamheden afgeleid mocht worden dat zij het afwijkende aanbod van Allerzorg had aanvaard (artikel 3:33 en 3:35 BW).
success feepas opeisbaar wordt nadat Allerzorg (juridische) zekerheid heeft gekregen dat de subsidies (en/of in de visie van Finaal Adviesgroep: kortingen of besparingen) ontvangen zullen gaan worden.
grief IIIbetoogt Finaal Adviesgroep dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op de grondslag van ongerechtvaardigde verrijking die zij ook in eerste aanleg had aangevoerd. Volgens Finaal Adviesgroep is Allerzorg ongerechtvaardigd verrijkt door de besparingen die zij voor Allerzorg heeft geïdentificeerd. De verarming van Finaal Adviesgroep bestaat volgens haar uit het bedrag dat zij anders op grond van de overeenkomst voor haar werkzaamheden zou hebben ontvangen.
grief Vkomt Finaal Adviesgroep op tegen het oordeel van de rechtbank dat geen sprake is van onrechtmatige daad. Volgens Finaal Adviesgroep heeft [geïntimeerde2] wel degelijk onrechtmatig gehandeld door de overeenkomst met Finaal Adviesgroep te ondertekenen terwijl hij wist dat hij daartoe niet bevoegd was. Op grond daarvan meent Finaal Adviesgroep dat [geïntimeerde2] voor zijn volmacht dient in te staan overeenkomstig artikel 3:70 BW. Ook hier heeft te gelden dat het beroep op artikel 3:70 BW subsidiair is opgeworpen voor het geval het hof Finaal Adviesgroep niet volgt in haar standpunt dat met Allerzorg een overeenkomst tot stand is gekomen. Het hof heeft echter Finaal Adviesgroep (veronderstellenderwijs) juist gevolgd in dat standpunt Grief V slaagt dan ook niet.