ECLI:NL:GHARL:2020:10448

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
15 december 2020
Zaaknummer
200.236.798
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over nabetaling bij koop recreatiepark met tekortkomingen van beide partijen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tussen Beheer- en Exploitatiemij. De Bree B.V. en ZIM Holding B.V. (Roompot Recreatie Beheer B.V. en RP Group B.V.) over een nabetalingsverplichting die voortvloeit uit de koop van een recreatiepark. De Bree vordert een nabetaling van € 2,25 miljoen en € 250.000, terwijl Roompot dit betwist. De rechtbank heeft in eerste aanleg € 250.000 toegewezen, maar het hof bevestigt deze uitspraak. De partijen hebben in 2007 een overeenkomst gesloten waarin een nabetalingsclausule is opgenomen, afhankelijk van de wijziging van het bestemmingsplan voor uitbreiding van het aantal recreatiewoningen. Het hof oordeelt dat beide partijen tekort zijn geschoten in hun verplichtingen om de bestemmingsplanwijziging tijdig te realiseren. De Bree heeft geen initiatieven genomen om Roompot op de hoogte te houden van de ontwikkelingen, terwijl Roompot ook niet proactief heeft gehandeld. Het hof concludeert dat de nabetalingsverplichting niet is vervuld en dat beide partijen verantwoordelijk zijn voor het niet tijdig realiseren van de bestemmingsplanwijziging. De Bree heeft recht op de nabetaling van € 250.000, maar niet op de € 2,25 miljoen. De kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.236.798
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 411714)
arrest van 15 december 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Beheer- en Exploitatiemij. De Bree B.V.,
gevestigd te Zeist,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna: De Bree,
advocaat: mr. S.M. Marges,
tegen

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidZIM Holding B.V.,

gevestigd in de gemeente Noord-Beveland,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Roompot Recreatie Beheer B.V.,
gevestigd in de gemeente Noord-Beveland,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RP Group B.V.,
gevestigd in de gemeente Noord-Beveland,
geïntimeerden in het principaal hoger beroep,
appellanten in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie,
hierna: Roompot,
advocaat: mr. M.H.J. Langerak.

1.De beoordeling van het hoger beroep

Samenvatting en beslissing

1.1
Bij overeenkomst van 10 december 2007 heeft Roompot (middellijk) via een aandelentransactie voor ruim € 4,1 miljoen een recreatiepark in Duitsland verworven dat (middellijk) aan De Bree toebehoorde. De Bree had in 1993 plannen voor uitbreiding van het aantal recreatiewoningen / verhuurbare units (hierna samen: recreatiewoningen) op de grond van het park en op aangrenzende gronden die nog geen eigendom waren. Partijen hebben een nabetalingsclausule afgesproken in verband met toekomstige uitbreiding van het aantal recreatiewoningen op het park. Als er voor 1 januari 2015 een onherroepelijke wijziging van het bestemmingsplan was die voorzag in de uitbreiding, moest Roompot per mogelijk te realiseren woning een bedrag van € 25.000 aan De Bree betalen met een minimum van € 2,25 miljoen. Als daaraan niet was voldaan, moest Roompot nog een vast bedrag van € 250.000 nabetalen. De Bree vindt dat zij recht heeft op € 2,25 miljoen en in elk geval op € 250.000, maar Roompot bestrijdt dat.
1.2
De rechtbank heeft een bedrag van € 250.000 met rente toegewezen. Het hof is het eens met de rechtbank en bekrachtigt het vonnis. Omdat Roompot al heeft betaald, betekent dit dat De Bree niets meer van Roompot krijgt. Het hof legt zijn oordeel hieronder uit, maar eerst vermeldt het hof hoe de procedure in hoger beroep is verlopen.
Het procesverloop tot nu toe
1.3
Het hof heeft op 27 augustus 2019 een tussenarrest gewezen. Daarin heeft het hof het procesverloop tot dan toe beschreven en een zitting aangekondigd. Op 7 oktober 2020 heeft de zitting plaatsgevonden. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en er is een verslag van de zitting gemaakt. Aan het eind van de zitting hebben partijen arrest gevraagd en heeft het hof arrest bepaald.
De motivering van de beslissing
1.4
Van Bree maakt aanspraak op de nabetaling die partijen hebben afgesproken in de koopovereenkomst van 10 december 2007, terwijl Roompot de ontbinding van die nabetalingsverplichting vordert.
1.5
In de koopovereenkomst staat het volgende:
“De ondergetekenden
(…)
Nemen in aanmerking:
(…)
f. Koper is voornemens om – indien en zodra de hierna beschreven transacties zullen zijn afgerond – met inachtneming van het bepaalde in deze Overeenkomst zo spoedig mogelijk het aantal bungalows op de Grondposities uit te breiden en Verkoper en Koper zullen zich ervoor inspannen de daarvoor benodigde vergunningen zo spoedig mogelijk te verkrijgen.
(…)
4 Nabetaling
4.1
Indien en zodra aan de hierna beschreven voorwaarden is voldaan, is Koper de Nabetaling aan Verkoper verschuldigd, te berekenen volgens de navolgende uitgangspunten. De aanspraak van Verkoper op de Nabetaling is tweeledig.
i.
i) Nabetaling I heeft betrekking op de voorgenomen toekomstige uitbreiding van het aantal recreatiewoningen / verhuurbare units op de Grondposities. Koper wordt Nabetaling I verschuldigd indien en zodra aan de Onroerend Goed Vennootschappen dan wel hun rechtsopvolgers verdere bebouwing van de Grondposities met recreatiewoningen / verhuurbare units wordt toegestaan door onherroepelijke wijziging van het bestemmingsplan of verlening van één of meerdere onherroepelijke bouwvergunningen. Nabetaling I is gelijk aan het aantal nieuwe recreatiewoningen / verhuurbare units dat in werkelijkheid op de Grondposities zal kunnen worden gerealiseerd, vermenigvuldigd met een bedrag van € 25.000,00 (zegge: vijfentwintigduizend euro), met een minimum van€ 2.250.000,00 (zegge: twee miljoen twee honderd vijftig duizend euro). Koper heeft de intentie 40 à 50 nieuwe recreatiewoningen/verhuurbare units te realiseren. Indien op 1 januari 2015 geen onherroepelijke wijziging van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden of alsdan niet één of meerdere onherroepelijke bouwvergunningen zijn verleend, zal Koper als Nabetaling I een eenmalig, vast bedrag van € 250.000,00 (zegge: twee honderd vijftigduizend euro) aan Verkoper betalen.ii) Nabetaling II (…)
4.2
Koper zal Nabetaling I c.q. Nabetaling II aan Verkoper betalen, uiterlijk 15 werkdagen nadat is komen vast te staan dat Koper de betreffende Nabetaling verschuldigd is geworden, op een daartoe door Verkoper alsdan aan te wijzen bankrekening.
(…)
4.5
Koper, de Vennootschap en de Onroerend Goed Vennootschappen zullen hun ten tijde van de ondertekening van deze Overeenkomst bestaande voornemens ten aanzien van het aanvragen van de wijziging van de bestemmingsplannen of de voornemens tot het aanvragen van bouwvergunningen met betrekking tot de Grondposities en de Aangrenzende Grondposities (tot in ieder geval 1 januari 2015) niet zodanig wijzigen, dat Verkoper daarvan (met het oog op het bepaalde in artikel 4.1 van deze Overeenkomst) direct of indirect nadeel ondervindt.
4.6
Partijen komen overeen elkaar regelmatig op de hoogte te houden met betrekking tot de voortgang van de aanvragen tot wijziging van het bestemmingsplan of de aanvragen van bouwvergunningen met betrekking tot de Grondposities en de Aangrenzende Grondposities.”
1.6
Het hof vindt het van belang om de feiten en omstandigheden te schetsen tot 1 januari 2015, dat is de einddatum van de nabetalingsverplichting.
1.7
Partijen hebben vóór de totstandkoming van de overeenkomst van 10 december 2007 onderhandeld met elkaar en er zijn conceptovereenkomsten uitgewisseld. Beide partijen werden bijgestaan door adviseurs, waaronder advocaten. Na het sluiten van overeenkomsten heeft [A] (enig aandeelhouder en bestuurder van De Bree) op 14 april 2018 een brief aan Roompot gestuurd [1] met een verzoek om het type bungalows aan hem door te geven ‘
ter zake van de uitbreiding bungalows’. Roompot heeft daarop niet gereageerd. Daarna blijft het lange tijd stil, geen van beide partijen doet iets om het bestemmingsplan te wijzigen om te kunnen uitbreiden.
1.8
Roompot heeft vervolgens in april 2013 een overleg met de gemeente omdat zij het voornemen heeft om een aantal bestaande recreatiewoningen uit te ponden. Zij heeft De Bree niet op de hoogte gesteld van dat overleg.
1.9
In januari 2014 stuurt adviseur [B] namens De Bree een e-mail aan de gemeente over de planologische wensen van De Bree en om duidelijkheid te verkrijgen over de vraag of een bestemmingsplanwijziging instemming van de gemeente zal krijgen. De Bree stelt Roompot hiervan niet op de hoogte. Op 21 februari 2014 vindt dan een bespreking plaats in het recreatiepark met de gemeente en De Bree met hun adviseurs. Roompot is niet op de hoogte gesteld. Tijdens de bespreking is [C] , parkmanager, korte tijd aanwezig geweest.
1.1
Op 27 maart 2014 dient De Bree het verzoek tot bestemmingsplanwijziging in. De gemeente neemt het voorstel van De Bree in behandeling om tot een bestemmingsplan-wijziging te komen. De eerste ter inzagelegging vindt plaats van 10 tot 31 juli 2014. Roompot is hiervan niet op de hoogte (gesteld). Op 7 oktober 2014 komt de adviseur van Roompot er per toeval achter dat de gemeente voornemens is het bestemmingsplan te wijzigen voor een uitbreiding van het park. Op 4 november 2014 stemt de gemeenteraad in met de wijziging en legt de wijziging ter inzage van 13 november 2014 tot en met 15 december 2014. Roompot schrijft op 27 november 2014 een brief aan de gemeente [2] waarin kort gezegd staat dat de voorgenomen bestemmingsplanwijziging niet met haar is overlegd en niet past in haar plannen. De gemeente reageert bij brief van 17 december 2014 [3] : zij wist niet dat Roompot niet op de hoogte was en zal voorlopig niet besluiten tot aanvaarding van de bestemmingsplanwijziging.
1.11
Tegen deze achtergrond legt het hof de nabetalingsbepaling uit en de rechtsgevolgen daarvan voor beide partijen. Voor de uitleg van het nabetalingsbeding is maatgevend wat partijen bij de totstandkoming van de overeenkomst over en weer hebben bedoeld en hebben mogen begrijpen. Dit tegen de achtergrond van de overige inhoud van de overeenkomst, de hoedanigheid van partijen en de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen. Hoe de partijen de overeenkomst hebben uitgevoerd, kan ook bij de uitleg betrokken worden.
1.12
De Bree verdedigt een uitleg die erop neerkomt dat uitsluitend Roompot de bestemmingsplanwijziging moest initiëren en tot een goed einde brengen, waarbij haar rol beperkt was tot het in contact brengen van Roompot met de gemeente. Roompot bepleit een uitleg waarbij De Bree verantwoordelijk was om een bestemmingsplanwijziging voor elkaar te krijgen om zo haar belang bij de nabetaling veilig te stellen en waarbij De Bree Roompot op de hoogte moest houden omdat Roompot nu eenmaal eigenaar was.
1.13
Het hof is net als de rechtbank echter van oordeel dat partijen in 2007 beiden het plan hadden om een bestemmingsplanwijziging aan te vragen zodat de bebouwing op het park zo spoedig mogelijk uitgebreid kon worden. Er zijn verplichtingen voor beide partijen samen en over en weer opgenomen die die uitleg versterken. De Bree, met haar contacten bij de gemeente, had een groot belang dat die bestemmingswijziging voor 1 januari 2015 rond zou zijn, omdat zij tot die tijd wel en daarna geen recht meer had op een nabetaling van minimaal € 2,25 miljoen. Het lijkt er verder sterk op dat De Bree met de brief van 14 april 2008 van [A] het initiatief heeft genomen, zoals De Bree erkent in hoger beroep. [4] De alternatieve uitleg van De Bree van die brief, namelijk dat die louter een informatief karakter had, is in elk geval niet aannemelijk. Roompot had - naar moet worden aangenomen - destijds ook belang bij de mogelijkheid van spoedige uitbreiding vanwege de potentiële meeropbrengsten van het park. De Bree had al voorwerk verricht en had goede contacten bij de gemeente. Roompot kon daarvan profiteren.
1.14
Later hebben beide partijen het er echter bij laten zitten, mogelijk vanwege de kredietcrisis. Roompot wilde eerst, zo heeft zij ter zitting verteld, afwachten hoe het park en de inkomsten daarvan zich zouden ontwikkelen, ook een deel uitponden, met dat geld het park opknappen en dan pas uitbreiden. De uitbreiding zou dus heel goed pas na 2015 opportuun kunnen worden. Roompot had daarom geen belang (meer) bij een vlotte doorloop van een bestemmingsplanwijziging die bovendien meebracht dat zij € 2,25 miljoen moest betalen, lang voordat de opbrengsten van de uitbreiding realiteit zouden zijn. Na 1 januari 2015 kon Roompot ook nog een bestemmingsplanwijziging aanvragen, maar dan zonder nabetalingsverplichting.
1.15
De Bree had wel belang bij een vlotte doorloop, maar heeft tussentijds geen enkele keer contact met Roompot opgenomen, niet om nakoming verzocht en ook zelf geen initiatieven meer ontplooid. Ter zitting heeft zij verteld dat dat aan naïviteit en andere bezigheden lag. Dat komt voor haar rekening.
1.16
Dan, eind 2013/begin 2014, gaat De Bree op eigen houtje de bestemmingsplan-procedure in met de gemeente. Zij heeft erkend dat dit opzettelijk was. Het was in haar belang om geen slapende honden wakker te maken, omdat Roompot volgens haar geen belang meer had bij een bestemmingsplanwijziging vóór 1 januari 2015. De Bree heeft in dit kader nog wel aangevoerd dat parkmanager [C] op de hoogte was en daardoor Roompot, maar het hof neemt dat standpunt niet over. Niet alleen heeft [C] louter bij toeval een deel van de bespreking van 21 februari 2014 bijgewoond [5] , maar De Bree heeft ook onvoldoende steekhoudende argumenten aangevoerd om aan te kunnen nemen dat [C] op de hoogte was van de concrete (latere) bestemmingsplanwijziging, dat hij bevoegd was om Roompot te vertegenwoordigen en dat hij Roompot daadwerkelijk heeft ingelicht over de bespreking van 21 februari 2014 dan wel dat De Bree daar allemaal zomaar gerechtvaardigd op mocht vertrouwen. De Bree heeft in dit kader nog betoogd dat het zeer onwaarschijnlijk was dat Roompot niet op de hoogte was van de procedure tot bestemmingsplanwijziging. Het recreatiepark lag in een klein dorp en zorgde voor een groot deel van de werkgelegenheid. Roompot heeft echter betwist dat zij op de hoogte was en De Bree heeft in het licht van die betwisting haar stelling onvoldoende onderbouwd.
1.17
Roompot aan haar kant had inderdaad geen belang bij een spoedige bestemmingsplanwijziging, en al helemaal niet bij een bestemmingsplanwijziging die niet (meer) bij haar plannen paste en waarvan zij niet op de hoogte was. Zij wilde meer diversiteit in de aan te bieden recreatiewoningen en eerst andere ontwikkelingen (binnen haar concern en het park) afwachten. Daarom heeft zij de brief van 27 november 2014 gestuurd. De aanzienlijke kans dat De Bree daardoor het zicht op de nabetaling van € 2,25 miljoen definitief zou verliezen, heeft Roompot blijkbaar bewust aanvaard.
1.18
Beide partijen hebben de in 2007 afgesproken verplichtingen dus over en weer jarenlang verzaakt en vlak voor de afloop van de termijn hebben zij elkaar de voet dwars gezet. In elk geval is er niet tijdig een onherroepelijke bestemmingswijziging gekomen. Dat is aan beide partijen te (ver)wijten. Als De Bree Roompot wel op de hoogte had gehouden en partijen samen waren opgetrokken, was er een kans geweest dat er op tijd een bestemmingsplanwijziging zou zijn geweest die paste binnen de latere uitbreidingsplannen van Roompot. Als Roompot De Bree in april 2013 op de hoogte had gehouden van de ontwikkelingen van het park, waren partijen mogelijk al eerder met de gemeente rond de tafel gaan zitten om ook over de bestemmingsplanwijziging te praten in het kader van de nabetalingsverplichting. De Bree heeft tot slot, door Roompot buiten de bestemmingsplanprocedure te houden, het zelf in de hand gehad dat Roompot op het laatste moment aan de noodrem heeft getrokken.
1.19
Daarbij gaat het hof niet mee in het betoog van De Bree dat Roompot hoe dan ook aan de door De Bree aangevraagde bestemmingswijziging was gebonden. De ‘bestaande voornemens’, waarover artikel 4.5 van de koopovereenkomst spreekt, waren lang niet zo vastomlijnd als De Bree nu betoogt. Het uitbreidingsplan van De Bree [6] stamde al uit 1993 terwijl er in de recreatieve sector tussen 1993 en 2015 natuurlijk heel wat is gebeurd, zoals De Bree ook moet weten. Bovendien voorzag dat plan uit 1993 in een uitbreiding met 78 woningen op de bestaande grond, terwijl in de overeenkomst is opgenomen dat Roompot zich slechts committeerde aan 40-50 woningen. Voor dat aantal woningen stonden de bebouwingsgrenzen, de ligging, goothoogte (één of twee verdiepingen), aantallen et cetera tussen partijen niet vast. Deze factoren bepalen wel de inrichting van een bestemmingsplan. Tot slot bepaalt de nabetalingsregeling dat Roompot de ‘bestaande voornemens’ “
niet zodanig[mag]
wijzigen, dat Verkoper daarvan (met het oog op het bepaalde in artikel 4.1 van deze Overeenkomst) direct of indirect nadeel ondervindt”. Wijziging was dus zeker toegestaan, mits De Bree daarvan geen nadeel ondervond voor de (hoogte van) de nabetaling.
1.2
Waar partijen over en weer verplichtingen hadden ten opzichte van elkaar en beiden die niet zijn nagekomen, is er weinig aanleiding om één van beide partijen te volgen in haar vergaande vorderingen. Het hof zal dit uitwerken voor de vorderingen van De Bree en van Roompot.
1.21
De Bree voert primair aan dat Roompot de vervulling van een voorwaarde heeft belet, namelijk de totstandkoming van een bestemmingsplanwijziging, zodat die voorwaarde als vervuld moet worden beschouwd [7] . Omdat de voorwaarde dan is vervuld, heeft De Bree recht op € 2,25 miljoen, aldus De Bree. Het hof verwerpt dat betoog en verwijst naar het bovenstaande. Daaruit volgt dat de redelijkheid en billijkheid niet verlangen dat de voorwaarde geldt als vervuld. Daarbij komt dat partijen niet voor niets hebben afgesproken dat er een onherroepelijk bestemmingsplan tot stand moest zijn gekomen. Een onherroepelijk bestemmingsplan was er zeker niet op tijd, ook niet als Roompot de brief van 27 november 2014 niet had gestuurd. Onherroepelijk is een bestemmingsplan naar Duits recht pas een jaar na inwerkingtreding omdat er een bezwaartermijn bestaat van één jaar, dus op z’n vroegst december 2015. Niet relevant is dat er volgens De Bree maar weinig relevante bezwaarmakers/bezwaren denkbaar zijn. Als partijen een onherroepelijk bestemmingsplan (naar Nederlands recht) als voorwaarde opnemen, sluiten ze aan bij een formeel/procedureel moment, namelijk het moment dat er geen rechtsmiddelen meer kunnen worden ingezet tegen het bestemmingsplan, ongeacht de vraag hoe groot de kans is dat iemand een rechtsmiddel inzet. Er is geen aanleiding om daar in de verhouding tussen De Bree en Roompot anders over te denken.
1.22
Subsidiair beroept De Bree zich op een tekortkoming van Roompot, maar hoe een tekortkoming van haar kan leiden tot de nabetalingsverplichting van € 2,25 miljoen heeft De Bree niet uitgelegd. Verder verwijst het hof naar hiervoor, waaruit volgt dat beide partijen hun verplichtingen over en weer hebben verzaakt, waardoor niet kan worden aangenomen dat een van beide in verzuim is gekomen ten opzichte van de ander. Een ingebrekestelling is ook al niet verstuurd.
1.23
Roompot vordert op haar beurt ontbinding van de volledige nabetalingsverplichting uit artikel 4 omdat De Bree volgens haar tekortgeschoten is in - in elk geval - de informatieverplichting. Zij wil de bedragen van € 2,5 miljoen en € 250.000 daarom niet aan De Bree betalen. Ook hiervoor verwijst het hof naar haar oordeel hiervoor. Aan de voorwaarden voor ontbinding is niet voldaan. Waar beide partijen ten aanzien van het zelfde verzaken, is er sowieso weinig grond voor een ontbinding die ertoe leidt dat één van beide partijen van haar verplichtingen wordt bevrijd. Op dit alles strandt ook het beroep van Roompot op artikel 6:60 BW. Bovendien geldt dat partijen ontbinding in de overeenkomst hebben uitgesloten. Voor zover, zoals Roompot betoogt, dat niet ziet op partiële ontbinding, is het hof het met de rechtbank eens dat de ontbinding van de volledige nabetalings-verplichting een grote onevenwichtigheid veroorzaakt in het geheel van de overeenkomst. Partijen hebben nu eenmaal aan de uitbreidingsmogelijkheid van het park een bedrag verbonden van € 2,25 miljoen (of meer) en voorts, als het niet op tijd zou lukken om het bestemmingsplan te wijzigen, een nabetaling afgesproken op de koopsom van € 250.000. Roompot heeft in dit kader aangevoerd dat De Bree geen recht heeft op die nabetaling op de koopsom omdat zij onvoldoende heeft gepresteerd. Zij stelt namelijk dat deze nabetaling uitsluitend een vergoeding zou zijn voor de kosten die De Bree zou hebben gemaakt in het traject van de bestemmingsplanwijziging. Dit valt niet af te leiden uit de tekst van de overeenkomst of de door partijen gevoerde onderhandelingen. De verklaringen van de onderhandelaars namens Roompot van destijds [8] maken hier wel melding van, maar De Bree heeft die uitleg gemotiveerd bestreden. Het hof volgt de uitleg van Roompot daarom niet. Overigens heeft De Bree natuurlijk wel vrijwel volledig de bestemmingsprocedure doorlopen.
1.24
Alles wat hiervoor is overwogen, brengt ook mee dat het niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is [9] dat De Bree wel aanspraak maakt op de nabetaling van € 250.000. Dat betoog van Roompot faalt ook. Gronden voor matiging tot 50% [10] ziet het hof ook niet voldoende, afgezien nog van de vraag of matiging van een nakomingsvordering wel mogelijk is. Het hof hoeft bij deze stand van zaken niet meer in te gaan op de andere stellingen en verweren van partijen, omdat de bespreking ervan niet leidt tot een ander oordeel.
1.25
De Bree heeft naast een nabetaling ook nog kosten gevorderd tot een bedrag van
€ 36.346,45. Die kosten zijn niet toewijsbaar. Niet alleen is er geen grondslag in de overeenkomst tussen partijen die meebrengt dat Roompot nog separaat de kosten voor de bestemmingsplanwijziging van De Bree moet betalen, ook is uit de producties van De Bree die deze post moeten onderbouwen [11] , niet af te leiden dat de gemaakte kosten zien op kosten voor de bestemmingsplanwijziging. En in elk geval zijn de posten in die producties onvoldoende toegelicht.
1.26
Het komt er dan op neer dat het hof, net als de rechtbank tot het oordeel komt dat De Bree wel recht heeft op de nabetaling van € 250.000, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 22 januari 2015, maar geen recht heeft op de nabetaling van € 2,25 miljoen.
1.27
De door partijen gedane bewijsaanbiedingen passeert het hof, omdat de te bewijzen aangeboden feiten en omstandigheden, indien bewezen, niet tot een andere conclusie kunnen leiden.
Slotsom
1.28
Beide hoger beroepen falen, zodat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen. Het hof ziet onvoldoende aanleiding om de proceskostenveroordeling in eerste aanleg aan te tasten, zoals Roompot bepleit. Roompot wilde namelijk niets betalen aan De Bree zodat De Bree zich genoodzaakt zag om een procedure te beginnen. De rechtbank heeft een bedrag toegewezen. Daarin ligt voldoende reden om Roompot in de proceskosten te veroordelen.
1.29
De kosten van het hoger beroep zal het hof wel compenseren, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

2.De beslissing

Het hof, recht doende in het principaal en in het incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 27 december 2017;
compenseert de kosten zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.A. de Vrey, Th.C.M. Willemse en M.F.A. Evers en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 december 2020.

Voetnoten

1.Productie 11 bij dagvaarding in eerste aanleg
2.Productie 12 bij dagvaarding in eerste aanleg
3.Productie 14 bij dagvaarding in eerste aanleg
4.Zie onder 33 MvAinc
5.Zie zijn verklaring, productie 13 van Roompot bij de brief van 4 september 2017 aan de rechtbank
6.Productie 7 bij dagvaarding in eerste aanleg
7.Artikel 6:23 BW
8.Producties 1 en 2 bij CvAconv/CvErec
9.Artikel 6:248 lid 2 BW
10.Zie onder 63 MvAprinc
11.Producties 31 en 46 in eerste aanleg van De Bree