In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake partneralimentatie tussen een vrouw en een man, die beiden ouders zijn van twee jong-meerderjarigen. De rechtbank Overijssel had eerder een beschikking gegeven waarin de vrouw een verzoek om partneralimentatie van € 1.399,- per maand had ingediend, maar dit verzoek werd afgewezen. De vrouw had in hoger beroep verzocht om de bijdrage in haar levensonderhoud te verhogen naar € 1.730,- per maand. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw in staat is om geheel in haar eigen behoefte te voorzien via rendement uit haar vermogen, dat in 2014 € 1.550.000,- bedroeg. De vrouw heeft nagelaten haar vermogenspositie en inkomsten adequaat te onderbouwen, ondanks herhaalde verzoeken van het hof en de man om inzicht te geven in haar financiële situatie. Het hof heeft geoordeeld dat de vrouw niet heeft voldaan aan haar inspanningsverplichtingen om haar behoeftigheid te onderbouwen en heeft haar daarom veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 2.148,- aan advocaatkosten en € 324,- aan griffierecht. De beschikking van de rechtbank Overijssel is bekrachtigd voor zover deze betrekking heeft op de partneralimentatie.