Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Staat der Nederlanden(Ministerie van Justitie en Veiligheid),
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, betreft het een incident ex artikel 217 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) na verwijzing door de Hoge Raad. De eiser in het incident, [eiser], heeft geen belang bij tussenkomst en kan geen nadelige gevolgen ondervinden van de uitkomst van de hoofdzaak. De hoofdzaak betreft de zorg en het gezag over [de minderjarige], geboren uit het ontbonden huwelijk van [appellante] en [eiser]. De rechtbank Den Haag heeft in 2011 [appellante] belast met het eenhoofdig gezag, maar deze beschikking is in 2012 door het hof Den Haag vernietigd, waarna [eiser] het eenhoofdig gezag kreeg. De Hoge Raad heeft eerder een arrest van het hof Amsterdam vernietigd en de zaak terugverwezen voor verdere behandeling.
In het incident vordert [eiser] onder andere dat [appellante] en de Staat hem voorzien van processtukken en dat de behandeling van de procedure achter gesloten deuren plaatsvindt. [appellante] en de Staat hebben de vorderingen van [eiser] betwist. Het hof oordeelt dat [eiser] geen belang heeft bij tussenkomst, omdat hij niet aangeeft dat hij zelf een vordering wil instellen tegen de procederende partijen. De rechtsstrijd tussen [appellante] en de Staat betreft enkel de vordering van [appellante] tot schadevergoeding, en de rechtspositie van [eiser] wordt niet beïnvloed door de uitkomst van deze procedure.
Het hof wijst de incidentele vorderingen van [eiser] af en veroordeelt hem in de kosten van het incident. De hoofdzaak wordt verwezen naar de rol voor antwoordmemorie na verwijzing. Dit arrest is gewezen op 8 december 2020 en is openbaar uitgesproken.