ECLI:NL:GHARL:2020:10242

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
8 december 2020
Zaaknummer
200.285.204
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen en verlenging ondertoezichtstelling

In deze zaak gaat het om de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], en de verlenging van hun ondertoezichtstelling. De moeder, verzoekster in hoger beroep, is het niet eens met de beslissingen van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, die op 23 juli 2020 een machtiging tot uithuisplaatsing heeft verleend en de ondertoezichtstelling heeft verlengd. De moeder heeft de kinderen onder toezicht gesteld van de William Schrikker Stichting, die verantwoordelijk is voor hun zorg. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was vanwege ernstige zorgen over de opvoedsituatie en de emotionele beschikbaarheid van de moeder. De moeder heeft in hoger beroep gevraagd om de beslissingen van de kinderrechter te vernietigen, maar het hof heeft geoordeeld dat de kinderrechter terecht heeft gehandeld. Het hof heeft de beslissingen van de kinderrechter bekrachtigd, omdat de zorgen over de kinderen nog steeds aanwezig zijn en het noodzakelijk is dat zij in een veilige omgeving blijven wonen. De moeder heeft ook aangegeven dat zij bereid is om mee te werken aan observatie en diagnostiek, maar het hof vindt het belangrijk dat de kinderen en de moeder goed worden onderzocht voordat er verdere stappen worden ondernomen. De beslissing van het hof is op 8 december 2020 uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.282.789 en 200.285.204
(zaaknummers rechtbank Gelderland 370273 en 372790)
beschikking van 8 december 2020
in de zaak van
in beide zaken
[verzoekster](de moeder),
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. A.L. Witteveen te Rotterdam,
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering(William Schrikker),
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep.
Als informant is aangemerkt:
[de vader](de vader),
wonende te [B] .

1.De rechtszaken bij kinderrechter

in de zaak met zaaknummer 200.282.789
De kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, heeft op 23 juli 2020 een beslissing genomen in de zaak met zaaknummer 370273. In de schriftelijke beslissing (de beschikking) van 23 juli 2020 staat hoe de rechtszaak bij de kinderrechter is gegaan.
in de zaak met zaaknummer 200.285.204
De kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, heeft op 23 juli 2020 een beslissing genomen in de zaak met zaaknummer 372790. In de beschikking van 23 juli 2020 staat hoe de rechtszaak bij de kinderrechter is gegaan.

2.De rechtszaken in hoger beroep

in beide zaken
2.1
In het dossier van het hof zitten de volgende stukken:
- het beroepschrift met bijlagen, ingekomen op 31 augustus 2020;
- een journaalbericht van mr. Witteveen van 25 september 2020 met bijlagen;
- het verweerschrift met bijlagen;
- een e-mailbericht van de vader van 10 november 2020.
2.2
De zitting bij het hof was op 10 november 2020. Op de zitting waren de moeder met haar advocaat en twee vertegenwoordigers van de William Schrikker. De vader is niet naar de zitting gekomen. Hij heeft het hof van te voren laten weten dat hij niet zou komen. De raad voor de kinderbescherming (de raad) was ook uitgenodigd voor de zitting, maar namens de raad was niemand aanwezig.

3.De feiten

in beide zaken
3.1
De moeder en de vader hebben een relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2010 te [C] , en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2014 te [C] .
De moeder heeft als enige het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] (de kinderen).
3.2
Op 22 augustus 2019 heeft de kinderrechter de kinderen onder toezicht gesteld van William Schrikker met ingang van 22 augustus 2019 tot 22 augustus 2020.
3.3
Op 8 mei 2020 heeft William Schrikker de kinderrechter gevraagd om toestemming te geven (
machtiging te verlenen) om de kinderen uit huis te plaatsen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
3.4
Op 30 juni 2020 heeft William Schrikker de kinderechter gevraagd om de ondertoezichtstelling van de kinderen met één jaar te verlengen.
3.5
De kinderen woonden eerst samen met hun (half)broer [D] en hun (half)zus [E] bij de moeder. Nu wonen zij in hetzelfde gezinshuis.

4.Waar het nu over gaat

in de zaak met zaaknummer 200.282.789
4.1
Op 23 juli 2020 heeft de kinderrechter aan William Schrikker machtiging verleend om de kinderen uit huis te plaatsen in een gezinshuis met ingang van 23 juli 2020 tot uiterlijk 22 augustus 2020. De kinderrechter heeft beslist dat deze beslissing blijft gelden zolang in het hoger beroep niet anders is beslist.
4.2
De moeder is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter om een machtiging te verlenen tot uithuisplaatsing van de kinderen. Zij vraagt het hof om die beslissing te vernietigen en te bepalen dat de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen onrechtmatig was.
in de zaak met zaaknummer 200.285.204
4.3
Op 23 juli 2020 heeft de kinderrechter onder andere de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 22 augustus 2021 en de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen in een gezinshuis verlengd tot uiterlijk 22 februari 2021. De kinderrechter heeft beslist dat deze beslissingen blijven gelden zolang in het hoger beroep niet anders is beslist.
4.4
De moeder is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter om de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen te verlengen tot uiterlijk 22 februari 2021. Zij vraagt het hof om die beslissing te vernietigen en het verzoek van William Schrikker tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing alsnog af te wijzen.
in beide zaken
4.5
William Schrikker is het niet eens met de moeder. William Schrikker vraagt het hof om de beslissingen van de kinderrechter in stand te laten.

5.De redenen voor de beslissing van het hof

Wat toetst het hof?
in de zaak met zaaknummer 200.282.789
5.1
Als een machtiging inmiddels is verlopen kan het hof slechts toetsen of de kinderrechter deze machtiging terecht heeft verleend. Dit wordt een rechtmatigheidstoets genoemd. Die toets is gebaseerd op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). In dat artikel staat het recht op eerbiediging van het gezinsleven. In de zaak met zaaknummer 200.282.789 is de machtiging tot uithuisplaatsing op 22 augustus 2020 verlopen. In die zaak zal het hof daarom slechts toetsen of de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing terecht heeft verleend voor de periode tot 22 augustus 2020.
in de zaak met zaaknummer 200.285.204
5.2
In de zaak met zaaknummer 200.285.204 loopt de machtiging tot uithuisplaatsing tot 22 februari 2021. In die zaak zal het hof toetsen of de gronden voor de uithuisplaatsing aanwezig waren toen de kinderrechter de beslissing nam en of de gronden voor de uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn.
Wat staat in de wet over uithuisplaatsing?
in beide zaken
5.3
In artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek staat het volgende:
“Indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid, kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen.”
Dit betekent dat William Schrikker aan de kinderrechter kan vragen of zij de kinderen uit huis mag plaatsen en de kinderen bijvoorbeeld in een gezinshuis mag laten wonen. De kinderrechter kan daarvoor alleen toestemming geven als dit voor de verzorging en opvoeding van de kinderen noodzakelijk is of als dit nodig is om te onderzoeken hoe het geestelijk en lichamelijk met de kinderen gaat.
5.4
Op verzoek van William Schrikker kan de kinderrechter de toestemming om de kinderen in een gezinshuis te laten wonen steeds met maximaal een jaar verlengen. Dat staat in artikel 1:265b lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Wat is het oordeel van het hof?
in beide zaken
5.5
Het hof is van oordeel dat de kinderrechter juiste beslissingen heeft genomen en dat de kinderrechter die beslissingen goed heeft uitgelegd. Het hof neemt die uitleg van de kinderrechter over omdat het hof er na eigen onderzoek ook zo over denkt. Het hof vindt vooral het volgende belangrijk.
Wat vooraf ging aan de uithuisplaatsing
5.6
De raad is in mei 2019 op verzoek van de gemeente een onderzoek begonnen naar de veiligheid van de kinderen bij de moeder. Uit dit onderzoek zijn ernstige zorgen naar voren gekomen over de kinderen. De raad heeft die zorgen opgeschreven in het ‘rapport raadsonderzoek’ van 29 juli 2019.
Volgens de raad is sprake van langdurige dreiging, geweld, onvoorspelbaarheid, instabiliteit en onveiligheid in de opvoedsituatie van de kinderen. De ouders hebben vaak ruzie met elkaar. Toen de moeder nog een relatie had met de vader van [D] en [E] was er ook al vaak ruzie. Soms waren er periodes dat het beter ging en er meer rust was in de opvoedsituatie, maar telkens volgden daarna weer onrustige periodes. Doordat de ouders met hun ruzies en eigen emoties bezig zijn, kunnen de kinderen niet goed bij hen terecht (
emotionele beschikbaarheid). De ouders delen hun emoties met de kinderen, die daardoor belast worden. De ouders stellen het belang van de kinderen niet voorop. De vader is impulsief en gedraagt zich onverantwoordelijk. Door de ruzies met de vader reageert de moeder geregeld niet goed op de kinderen. Ondanks dat er hulpverlening is ingezet, lukt het de ouders niet om hun gedrag te veranderen. [de minderjarige1] heeft last van nachtmerries. Hij is bang dat de vader de moeder iets zal aandoen. Hij is somber en hij is meer dan gemiddeld moe. Op school laat hij onrustig en storend gedrag zien. Ook lukt het hem niet goed om zich te concentreren. [de minderjarige1] stelt zich beschermend op naar de moeder. Hij is veel te alert, hij voelt dat hij moet kiezen tussen zijn ouders terwijl hij met beide ouders een band heeft (
loyaliteitsprobleem) en hij wordt belast met problemen waar hij nog te jong voor is. [de minderjarige2] kan ook niet onbezorgd kind zijn. Zij lijkt geweld als vanzelfsprekend te beschouwen. Zij wordt snel boos. Zij kan dan gaan dreigen en manipuleren. Op school heeft zij veel structuur nodig en zoekt zij grenzen op.
Vanwege deze zorgen heeft de raad de kinderrechter verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen.
5.7
De raad heeft in het rapport van 29 juli 2019 geschreven dat ‘het vijf voor twaalf is’ wat betreft een uithuisplaatsing van de kinderen. Daarmee bedoelde de raad dat binnen korte tijd (zes maanden) een eind moest komen aan de onveilige opvoedsituatie van de kinderen, anders zou – als het aan de raad lag – een uithuisplaatsing moeten volgen. De raad heeft overwogen om de kinderrechter direct al te vragen om een machtiging voor uithuisplaatsing van de kinderen. De raad heeft dit niet gedaan, omdat de moeder volgens de raad niet voldoende was geïnformeerd over de serieuze zorgen die er over de kinderen waren.
5.8
De kinderrechter heeft de kinderen op 22 augustus 2019 onder toezicht gesteld. In de beschikking van 22 augustus 2019 heeft de kinderrechter doelen opgeschreven waaraan in ieder geval moest worden gewerkt. Eén van de doelen was dat de moeder opvoedondersteuning moest accepteren, ook als zij een andere wens of een andere mening had over de opvoedondersteuning. De bedoeling van de opvoedondersteuning was om duidelijk te krijgen wat de moeder aankan (
belastbaarheid) en om duidelijk te krijgen of de moeder voldoende aandacht heeft voor de gevoelens en de behoeften van de kinderen (
emotionele beschikbaarheid). Een ander doel was duidelijke en structurele omgang tussen de vader en de kinderen. Verder staat in de beschikking van 22 augustus 2019 dat de kinderrechter het eens is met de raad dat wanneer binnen zes maanden blijkt dat er geen of onvoldoende vooruitgang is en de ontwikkeling van de kinderen onverminderd zorgelijk blijft, de gezinsvoogd dient te beoordelen of een uithuisplaatsing van de kinderen noodzakelijk is.
in de zaak met zaaknummer 200.282.789
Oordeel van de kinderrechter
5.9
De kinderrechter heeft op 23 juli 2020 een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van de kinderen, omdat sinds de ondertoezichtstelling van de kinderen bijna een jaar voorbij was en er nog steeds geen duidelijkheid was over de opvoedsituatie en de emotionele beschikbaarheid van de moeder. De kinderrechter vond ook dat de omgang tussen de vader en de kinderen niet goed van de grond was gekomen.
Standpunt van de moeder
5.1
De moeder vindt dat er wel duidelijkheid was over de opvoedsituatie en haar emotionele beschikbaarheid. Zij verwijst naar het verslag van [F] van 7 januari 2020 waarin staat:
“ [verzoekster] is emotioneel beschikbaar voor haar kinderen en beheerst de opvoedingsvaardigheden.”De moeder erkent dat zij niet steeds (volledig) heeft meegewerkt aan de opvoedondersteuning, maar volgens haar had zij daar een goede reden voor (bijvoorbeeld dat het te druk was voor [D] ) en gaat het erom dat de opvoedondersteuning sinds juni 2020 weer was opgestart en goed liep. De moeder vindt verder dat het niet haar schuld is dat de omgang tussen de vader en de kinderen niet goed van de grond is gekomen.
Standpunt van William Schrikker
5.11
William Schrikker vindt dat uit het verslag van [F] van 7 januari 2020 niet blijkt dat de moeder beschikt over voldoende opvoedvaardigheden en dat de moeder emotioneel beschikbaar is voor de kinderen. William Schrikker zegt dat de opvoedondersteuning toen maar drie weken heeft geduurd en maar twee à drie keer in de week plaatsvond. William Schrikker vindt dat de moeder niet genoeg heeft meegewerkt aan de opvoedondersteuning en ook niet aan de omgang tussen de vader en de kinderen. William Schrikker betwist dat de opvoedondersteuning in juni 2020 weer is opgestart. Volgens William Schrikker vonden er toen alleen gesprekken met de moeder plaats en hadden die gesprekken geen betrekking op de opvoeding van de kinderen.
Oordeel van het hof
5.12
Het hof vindt dat de kinderrechter in de beschikking van 23 juli 2020 een duidelijk en volledig overzicht heeft gegeven van hoe het na de ondertoezichtstelling van de kinderen is gegaan. Uit dat overzicht blijkt dat de moeder verschillende keren heeft geweigerd om mee te werken aan de opvoedondersteuning en dat zij op een aantal momenten wel heeft meegewerkt aan de opvoedondersteuning, maar dan minder lang of minder vaak dan William Schrikker dat nodig vond. William Schrikker heeft zelfs twee keer een schriftelijke aanwijzing gegeven aan de moeder, om haar zo ver te krijgen dat zij (volledig) zou meewerken. Ook dat heeft niet (voldoende) geholpen. Het verslag van [F] van 7 januari 2020 heeft slechts betrekking op een periode van drie weken met twee à drie keer per week ondersteuning, terwijl William Schrikker het nodig vond om de opvoedondersteuning veel langer en veel vaker in te zetten. Gelet op de voorgeschiedenis, de ernst van de zorgen over de kinderen en de duidelijke opdracht aan de moeder om mee te werken aan de gestelde doelen, vindt het hof dat de kinderrechter op 23 juli 2020 terecht heeft geoordeeld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was in het belang van de verzorging en de opvoeding van de kinderen. Er was toen nog steeds geen duidelijkheid over de opvoedsituatie van de kinderen en de emotionele beschikbaarheid van de moeder en de omgang tussen de vader en de kinderen was onvoldoende van de grond gekomen. Dit betekent dat het hof de beslissing van de kinderrechter van 23 juli 2020 over de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen tot uiterlijk 22 augustus 2020 in stand zal laten (
bekrachtigen).
in de zaak met zaaknummer 200.285.204
Oordeel van de kinderrechter
5.13
De kinderrechter heeft op 23 juli 2020 de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen verlengd tot uiterlijk 22 februari 2021, omdat de machtiging op 22 augustus 2020 zou verlopen en het niet mogelijk was om voor die datum de benodigde hulp en diagnostiek voor de kinderen én voor de moeder in te zetten en af te ronden.
Standpunt van de moeder
5.14
De moeder vindt dat de kinderrechter onvoldoende heeft uitgelegd waarom de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor observatie en diagnostiek. Zij zegt dat William Schrikker observatie en diagnostiek niet als doel heeft gesteld in het plan van aanpak en dat zij best wil meewerken aan observatie en diagnostiek. In het verleden heeft de moeder zelf observatie en diagnostiek aangevraagd voor [D] .
Standpunt van William Schrikker
5.15
William Schrikker vindt het noodzakelijk dat vanuit rust wordt onderzocht hoe de kinderen zich ontwikkelen, of zij mogelijk trauma’s hebben, welke beperkingen en mogelijkheden de moeder heeft en welke hulp de kinderen en de moeder nodig hebben. Volgens William Schrikker heeft de moeder de neiging om eerst akkoord te gaan met hulpverlening en zich daarna terug te trekken. William Schrikker wil daarom zeker weten dat de kinderen en de moeder de juiste begeleiding en behandeling krijgen en dat de opvoedsituatie bij de moeder stabiel is, voordat wordt bekeken of de kinderen weer bij de moeder zouden kunnen gaan wonen. Daarvoor moeten de moeder en de kinderen eerst goed worden onderzocht.
Oordeel van het hof
5.16
Net zoals de kinderrechter vindt het hof dat het in het belang van de verzorging en de opvoeding van de kinderen noodzakelijk is dat de kinderen nog langer in het gezinshuis blijven wonen. Dit is ook noodzakelijk om te onderzoeken hoe het geestelijk en lichamelijk met de kinderen gaat. Het hof heeft hiervóór uitgelegd waarom het hof vindt dat de kinderrechter op 23 juli 2020 terecht een machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen heeft verleend. De zorgen die er toen waren, zijn er nog steeds. Net als William Schrikker vindt het hof het noodzakelijk dat de kinderen en de moeder goed worden onderzocht en dat zij de juiste begeleiding en behandeling krijgen. Het gaat goed met de kinderen in het gezinshuis. Na de uithuisplaatsing zochten de kinderen de grenzen op, maar inmiddels zijn zij rustiger geworden. Net als William Schrikker vindt het hof het belangrijk dat de kinderen vanuit een rustige situatie worden onderzocht. Dit betekent dat het hof de beslissing van de kinderrechter van 23 juli 2020 over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in stand zal laten.
5.17
Op de zitting bij het hof is gebleken dat de moeder en de kinderen sinds de uithuisplaatsing één keer telefonisch contact met elkaar hebben gehad en dat zij elkaar verder niet hebben gezien of gesproken. Het hof begrijpt dat dit heel moeilijk is voor de moeder. William Schrikker heeft op de zitting bij het hof gezegd dat veel aandacht is uitgegaan naar het beschermen van de vorige gezinsvoogd en de moeder tegen agressie van de vader en dat te weinig aandacht is besteed aan de behoefte van de moeder om contact te hebben met de kinderen en geïnformeerd te worden over de kinderen. William Schrikker zal dit intern bespreken. Positief is dat de moeder zegt dat zij vertrouwen heeft in de nieuwe gezinsvoogd. Deze gezinsvoogd heeft met de moeder afspraken gemaakt over contactmomenten met de kinderen. Er zal wekelijks telefonisch contact plaatsvinden tussen de moeder en de kinderen en daarnaast zal de moeder de kinderen binnenkort (begeleid) bezoeken. Het hof gaat ervan uit dat William Schrikker aandacht blijft houden voor de mogelijkheden van de ouders en de kinderen om contact met elkaar te hebben.

6.De beslissing

Het hof beslist in hoger beroep het volgende:
in de zaak met zaaknummer 200.282.789
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 23 juli 2020;
in de zaak met zaaknummer 200.285.204
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 23 juli 2020.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en C.F.L.A. van der Vegt-Boshouwers, bijgestaan door mr. K.A.M. Oude Vrielink als griffier, en is op 8 december 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.