Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 24 juni 2020;
- een brief van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) van 4 juli 2020;
- een journaalbericht van mr. Groen van 14 juli 2020 met een productie;
- een brief van de GI van 21 juli 2020 met producties;
- een e-mailbericht van de GI van 19 augustus 2020.
- de moeder in persoon, bijgestaan door haar advocaat;
- mr. Van Dal, namens de vader;
- een vertegenwoordiger van de GI.
- de moeder in persoon, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader in persoon, bijgestaan door mr. Van Dal;
- een vertegenwoordiger van de GI.
3.De feiten
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2013 te [C] (verder: [de minderjarige1] ), en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2015 te [C] (verder: [de minderjarige2] ).
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
- Er waren ernstige zorgen over de fysieke en emotionele veiligheid van de kinderen in de thuissituatie bij de moeder;
- Er was sprake van een instabiele en onrustige opvoedomgeving;
- [de minderjarige1] en [de minderjarige2] waren geregeld getuige van ruzies tussen de moeder en de vader;
- [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hadden te kampen met hechtingsproblematiek;
- [de minderjarige1] had moeite om los van de moeder te functioneren en [de minderjarige2] liet soms grenzeloos, gemeen gedrag zien;
- Toen [de minderjarige3] nog geen drie weken oud was, liep zij ernstig (blijvend) letsel op in de thuissituatie bij de moeder;
- De moeder was onvoldoende bereid en in staat om onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging in de ontwikkeling van de kinderen weg te nemen en hulpverlening te accepteren;
- De moeder handelde onvoldoende in het belang van de kinderen.
- Het ontbrak de moeder aan inzicht en het lukte haar onvoldoende om te profiteren van hulp in het vrijwillige kader.