ECLI:NL:GHARL:2020:10150

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
7 december 2020
Zaaknummer
08-963598-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging voorlopige hechtenis in verband met grootschalige cocaïnehandel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 november 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1949, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel, die op 12 oktober 2020 het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis had afgewezen. Het hof heeft de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. F.E.J. Janzing, gehoord in raadkamer. Na onderzoek heeft het hof geoordeeld dat de gronden voor de voorlopige hechtenis nog steeds aanwezig zijn. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, maar met de aanvulling dat de grond van de geschokte rechtsorde ook aanwezig is. Het hof heeft overwogen dat de handel in cocaïne in Nederland epidemische vormen aanneemt en leidt tot ernstige criminaliteit, waaronder geweld en witwassen. De grootschalige import van cocaïne wordt gezien als een ernstige schending van de rechtsorde, wat rechtvaardigt dat de verdachte in voorlopige hechtenis blijft. Het hof heeft daarbij verwezen naar de wettelijke bepalingen in het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

beschikking
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Arnhem
pkn: 08-963598-20
avnr: 001140-20 - 06
Het gerechtshof heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1949,
verblijvende in het huis van bewaring te [detentieadres] .
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle van 12 oktober 2020, houdende de afwijzing van het ter terechtzitting gedane verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door
mr. F.E.J. Janzing, advocaat te Wijchen, in raadkamer van heden.
Het hof heeft gezien bovengenoemde beslissing en de akte opgemaakt door de griffier bij die rechtbank van 12 oktober 2020.

OVERWEGINGEN:

Het hof is na onderzoek van oordeel dat de gronden waarop het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte berust nog steeds aanwezig zijn, zodat de beslissing van de rechtbank met overneming van de gronden dient te worden bevestigd, met dien verstande dat het hof – anders dan de rechtbank – de grond van de geschokte rechtsorde wel aanwezig acht.
Hiertoe overweegt het hof als volgt.
Het hof is van oordeel dat de handel in cocaïne in ons land epidemische vormen aanneemt. Wekelijks worden grote hoeveelheden cocaïne aangetroffen die van elders ons land worden binnengebracht. De handel in cocaïne leidt doorgaans tot andere vormen van ernstige criminaliteit zoals bedreiging met geweld en daadwerkelijk geweld, getuige de diverse druggerelateerde liquidaties en pogingen daartoe. Vuurwapen- en andere vormen van geweld lijken inmiddels volstrekt normaal te zijn bij de handel in cocaïne. Daar komt bij dat grootschalige handel in cocaïne ook leidt tot witwassen op grote schaal. In het algemeen kan worden gesteld dat grootschalige handel in cocaïne leidt tot een ernstige mate van ondermijning van de samenleving.
Dit brengt het hof tot de conclusie dat grootschalige import van cocaïne leidt tot een geschokte rechtsorde nu het voor de samenleving niet te begrijpen zou zijn, en door die samenleving ook niet geaccepteerd zou worden, wanneer degene jegens wie ernstige bezwaren bestaan dat hij zich (mede-)schuldig heeft gemaakt aan de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne niet onverwijld in voorarrest zou worden genomen en voorlopig gehouden. Het hof ziet het ten laste gelegde feit als een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer is gesteld en de rechtsorde ernstig is geschokt.
Het hof heeft gelet op het bepaalde in artikel 69 e.v. van het Wetboek van Strafvordering.

BESLISSING:

Het hof bevestigt de beslissing waarvan beroep, met aanvulling van gronden als voormeld.
Aldus gegeven op 4 november 2020 door mr. A.B.A.P.M. Ficq, voorzitter, mr. C.M.E. Lagarde en mr. M.H.D.M. van Leent, raadsheren, in tegenwoordigheid van H. de Graaf, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.