Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde2],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, betreft het een hoger beroep van de besloten vennootschap Twentevis Visverkoop B.V. tegen twee geïntimeerden, die de ontruiming van een bedrijfspand vorderden. De ontruimingstermijn was verstreken en de zaak draaide om de vraag of er sprake was van een huurovereenkomst of een pachtovereenkomst. De kantonrechter had eerder bepaald dat Twentevis uiterlijk op 1 augustus 2019 het pand diende te ontruimen, op straffe van een dwangsom. Twentevis had in hoger beroep vier grieven ingediend, waaronder de stelling dat de kantonrechter ten onrechte had geoordeeld dat er sprake was van een huurovereenkomst en dat de ontruimingstermijn te kort was. Het hof overwoog dat de kantonrechter in zijn eerdere beslissingen de ontruimingstermijn had verlengd en dat het hof in kort geding zijn oordeel diende af te stemmen op de eerdere uitspraken van de bodemrechter. Het hof concludeerde dat er voldoende spoedeisend belang was voor de vordering tot ontruiming en dat de termijn die was gegeven aan Twentevis redelijk was. De grieven van Twentevis werden verworpen en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank Overijssel, waarbij Twentevis werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.