In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door H.J. Polinder B.V., een bouwbedrijf, tegen een agrarisch bedrijf dat runderen houdt. De kern van het geschil betreft een betalingsachterstand van het agrarisch bedrijf met betrekking tot facturen die door Polinder zijn verzonden voor werkzaamheden aan een rundveestal. De partijen hebben in mei 2014 een aanneemovereenkomst en een samenwerkingsovereenkomst gesloten, waarbij Polinder is begonnen met de werkzaamheden in verband met een Europese subsidie. Gedurende het project ontstonden er geschillen over de facturering en de betalingen, wat leidde tot een opschorting van de werkzaamheden door Polinder. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vordering van Polinder afgewezen, omdat werd geoordeeld dat er afwijkende betalingsafspraken waren gemaakt. Polinder heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft vastgesteld dat de factuur van 19 december 2014, die een bedrag van € 10.750,- incl. btw betreft, onbetaald is gebleven. Het hof oordeelt dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen betalingsverplichting meer bestond, omdat de gemaakte afspraken niet voldoende zijn onderbouwd. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt het agrarisch bedrijf tot betaling van het openstaande bedrag, inclusief rente en kosten. Tevens worden de kosten van beide instanties aan de zijde van Polinder toegewezen.