ECLI:NL:GHARL:2019:9768

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 november 2019
Publicatiedatum
13 november 2019
Zaaknummer
Wahv 200.197.058/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) betreffende de beslissing van de kantonrechter

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 19 juli 2016 een beslissing heeft genomen in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. [B], heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter, die het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaarde, maar het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaarde. De kantonrechter heeft tevens een proceskostenvergoeding toegewezen van € 248,-.

De gemachtigde van de betrokkene heeft in hoger beroep aangevoerd dat de tussenbeslissing van 29 maart 2016 niet de naam van de behandelende kantonrechter bevatte, wat volgens hem een gebrek is dat tot vernietiging van de beslissing zou moeten leiden. Het hof heeft echter vastgesteld dat de eindbeslissing van 19 juni 2016 is gewezen door mr. H. Vegter en dat er geen reden is om te twijfelen aan de geldigheid van de beslissingen, ondanks het ontbreken van de naam van de kantonrechter in de tussenbeslissing. Het hof beschouwt dit als een kennelijke misslag.

Uiteindelijk heeft het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigd en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan op een openbare zitting, waarbij mr. Sekeris de uitspraak heeft gedaan in tegenwoordigheid van mr. Pranger als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.197.058/01
CJIB-nummer
: 190084816
Uitspraak d.d.
: 13 november 2019
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 19 juli 2016, betreffende

[betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [A] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. [B] , kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, die beslissing vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is door de kantonrechter toegewezen tot een bedrag van € 248,-.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Op 16 juli 2018 is nog een brief van de gemachtigde van de betrokkene ontvangen.

Beoordeling

1. De gemachtigde voert in hoger beroep aan dat de op 29 maart 2016 gedane tussenbeslissing niet de naam van de behandelde kantonrechter bevat. Het gebrek is van dien aard dat de beslissing van de kantonrechter moet worden vernietigd, aldus de gemachtigde. Hij verwijst daarbij naar een arrest van het hof van 23 mei 2016 (ECLI:NL:GHARL:2016:3934). Hij vraagt om de zaak terug te wijzen.
2. Het hof stelt vast dat de eindbeslissing d.d. 19 juni 2016 is gewezen door mr. H. Vegter en dat de tussenbeslissing d.d. 29 maart 2016 is gewezen door
eenkantonrechter. De tussenbeslissing bevat, zoals de gemachtigde terecht opmerkt, niet de naam van de behandelende kantonrechter. Het proces-verbaal is, zo volgt uit de laatste zin, door
dekantonrechter en de griffier vastgesteld en ondertekend. In het onderhavige geval is er, gelet op de onder beide beslissingen geplaatste handtekeningen, geen enkele reden om te twijfelen dat mr. H. Vegter zowel de eindbeslissing als de tussenbeslissing heeft gewezen. Overigens merkt het hof hierbij nog op dat niets zich er tegen verzet dat een eindbeslissing wordt genomen door een andere kantonrechter dan degene die de tussenbeslissing heeft genomen.
3. Het hof beschouwt het ontbreken van de naam van de kantonrechter in de tussenbeslissing als een kennelijke misslag. Gelet hierop kan het aldus aangevoerde niet leiden tot vernietiging van de beslissing van de kantonrechter.
4. Voor het overige is er in hoger beroep niets aangevoerd. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter dan ook bevestigen. Dat brengt mee dat het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt afgewezen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
wijst het verzoek om vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Pranger als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.