ECLI:NL:GHARL:2019:975

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 februari 2019
Publicatiedatum
4 februari 2019
Zaaknummer
1700977 en 1700978
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake termijnoverschrijding bij belastingaangifte door osteopaat

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De belanghebbende, een zelfstandig osteopaat, had voor het derde en vierde kwartaal van 2014 omzetbelasting op aangifte voldaan. De Inspecteur verklaarde het bezwaar van de belanghebbende niet-ontvankelijk, waarop de belanghebbende in beroep ging. De rechtbank vernietigde de uitspraken van de Inspecteur en verleende de belanghebbende teruggaaf van de betaalde omzetbelasting. De Inspecteur ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Tijdens de zitting op 22 januari 2019 werd vastgesteld dat de belanghebbende de e-mail van zijn beroepsvereniging, [A], verkeerd had geïnterpreteerd. Deze e-mail leidde tot de conclusie dat hij geen bezwaar meer hoefde te maken tegen toekomstige betalingen van omzetbelasting. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende te laat bezwaar had gemaakt en dat dit misverstand volledig voor zijn rekening kwam. De Inspecteur kon niet weten dat de belanghebbende deze e-mail verkeerd had begrepen.

Het Hof concludeerde dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding en vernietigde de uitspraak van de rechtbank. Hierdoor was de Inspecteur niet verplicht om de teruggaven aan de belanghebbende te verlenen, ondanks dat de belanghebbende materieel gelijk had. De uitspraak werd gedaan door de tweede meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 februari 2019.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummers 17/00977 en 17/00978
uitspraakdatum: 5 februari 2019
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Arnhem(hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 september 2017, nummers ARN 16/6396 en 16/6397, in het geding tussen de Inspecteur en
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Belanghebbende heeft voor het derde en het vierde kwartaal van 2014 omzetbelasting op aangifte voldaan.
1.2.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de bezwaren ontvankelijk verklaard en belanghebbende teruggaaf verleend van de op aangifte betaalde omzetbelasting.
1.4.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende is werkzaam als zelfstandig osteopaat en lid van de [A] (hierna: [A] ).
2.2.
Met ingang van 1 januari 2013 zijn de diensten van beoefenaren van een niet in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg geregeld (para)medisch beroep (zoals osteopaten) van de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, Wet op de omzetbelasting 1968 uitgezonderd. Belanghebbende heeft met ingang van het eerste kwartaal van 2013 omzetbelasting op aangifte voldaan.
2.3.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de voldoeningen op aangifte voor de tijdvakken eerste tot en met vierde kwartaal 2013 en eerste en tweede kwartaal 2014.
2.4.
Belanghebbende heeft medio 2014 een e-mail ontvangen van de [A] , met voor zover van belang de volgende inhoud:
“Met het Ministerie van Financiën (MvF) is overeengekomen dat we 5 proefprocedures gaan voeren. Alle 5 bij 2 verschillende Rechtbanken: Amsterdam en Noord Nederland.
U kunt zich aanmelden als "
aanhaker" bij één van de
proefproceduresdoor het formulier in te vullen dat u in de bijlage vindt. Dit formulier stuurt u naar [B] , de secretaresse van de [A] :
@osteopathie.nl
De uiterste inzenddatum is
vrijdag 14-11-2014.
De geregistreerde collega's die niet lid zijn van de [A] kunnen ook aanhaken bij de procedures. De voorwaarden daarvoor vindt u later uitgelegd.
Eind 2012 hebben de meesten van u al een formulier ingestuurd. Helaas moet dat opnieuw. Het formulier dat u instuurt wordt gebruikt om u in te delen in een groep "
aanhakers". De [A] verzamelt alle formulieren en stuurt deze vervolgens naar het MvF. De gegevens op het formulier worden door het MvF gebruikt om u te identificeren. Vervolgens krijgt u van het MvF een "vastellingsovereenkomst" (VSO) toegestuurd. Deze VSO stuurt u getekend retour en daarmee stelt u uw positie veilig gedurende de procedures. Dit betekent dat de uitkomst van de proefprocedure waarbij u aanhaakt (die overigens af kan wijken van de uitkomst bij een andere groep) één-op-één toepasselijk zal zijn op uw situatie. En bovendien hoeft u vanaf het moment van ondertekenen van de VSO geen bezwaar meer te maken tegen ieder BTW-aangifte die u indient. Wees dus volledig bij het invullen van het formulier. Wanneer u niet juist of onvolledig invult kunt u niet aanhaken.”
2.5.
Belanghebbende heeft op 2 juli 2015 een e-mail ontvangen van de [A] , met voor zover van belang de volgende inhoud:
“Wij verzoeken u de ingevulde en door u ondertekende VSO vóór 1 augustus via de mail terug te sturen naar het secretariaat van de [A] :
@osteopathie.nl
Vanaf het moment dat de getekende overeenkomst bij de [A] beschikbaar is en de belastingdienst hierover is geïnformeerd middels de aldaar ingeleverde aanhakers-lijsten, hoeven de aanhakers geen bezwaar meer te maken tegen de ingediende BTW-aangiften. We mikken voorlopig op aanlevering van deze lijsten bij de belastingdienst rond half augustus a.s. zodat de daarop vermelde aanhakers vanaf het tweede kwartaal 2015 geen bezwaar meer hoeven in te dienen.
Er zijn nog een aantal aandachtspunten voor de aanhakers:
  • Lees de informatiebrief voor de aanhakers aandachtig. Hierin wordt namelijk nog eens gewezen op de voorwaarden voor aanhaken en de voor- en nadelen die hieraan verbonden zijn.
  • De [A] -leden zullen (nog altijd) periodiek bezwaar moeten blijven maken tegen de BTW-aangiften totdat zij de getekende VSO bij de [A] hebben aangeleverd, deze ontvangst is geregistreerd op de aanhakers-lijsten én deze lijsten zijn ontvangen door de belastingdienst.”
2.6.
Belanghebbende heeft bij aangetekende brief met dagtekening 20 juli 2015, ontvangen door de Inspecteur op 3 augustus 2015, bezwaar aangetekend tegen de voldoeningen voor onder andere het derde en het vierde kwartaal van 2014.
2.7.
Belanghebbende heeft de vaststellingsovereenkomst tussen de [A] en het Ministerie van Financiën op 14 augustus 2015 ondertekend.
2.8.
Bij uitspraak van 27 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:744 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de vrijstelling wel van toepassing is op de diensten van osteopaten.

3.Geschil

In geschil is of de bezwaren tegen de voldoeningen voor het derde en het vierde kwartaal van 2014 terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard omdat zij te laat zijn ingediend. Specifiek is in geschil of sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Niet is in geschil dat indien de termijnoverschrijding verschoonbaar is, de op aangifte betaalde bedragen aan belanghebbende dienen te worden teruggegeven.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende de onder 2.4. aangehaalde e-mail van de [A] verkeerd heeft geïnterpreteerd. Het geschil draait om de vraag voor wiens rekening en risico dit komt.
4.2.
Van een verschoonbare termijnoverschrijding is sprake wanneer de belastingplichtige binnen de bezwaartermijn van zes weken geen bezwaar kon maken door omstandigheden die hem niet toe te rekenen zijn (overmacht) of door omstandigheden die de Inspecteur zijn toe te rekenen. Het Hof stelt vast dat belanghebbende te laat bezwaar heeft gemaakt omdat hij de onder 2.4. aangehaalde e-mail van de [A] verkeerd heeft gelezen en daaruit ten onrechte de conclusie had getrokken dat hij tegen toekomstige betalingen van omzetbelasting geen bezwaar meer hoefde te maken. De Inspecteur wist niet dat dit misverstand bij belanghebbende was ontstaan en kon dit ook niet weten. Het misverstand ligt dus volledig in de invloedssfeer van belanghebbende. Belanghebbende wist dat hij in beginsel tegen iedere voldoening van omzetbelasting apart bezwaar moest maken (zie 2.3.). Onder deze omstandigheden komt het Hof tot het oordeel dat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De gevolgen van het niet langer maken van bezwaar tegen iedere voldoening van omzetbelasting komen, hoe zuur ook, gelet op het materiële gelijk van belanghebbende, voor rekening van belanghebbende.
4.3.
Het Hof zal de uitspraak van de Rechtbank vernietigen. Dit betekent dat de Inspecteur de teruggaven niet aan belanghebbende hoeft te verlenen, hoewel belanghebbende materieel gezien gelijk heeft.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep van de Inspecteur gegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.
6.
Beslissing
Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
– verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. R.F.C. Spek en mr. A.E. Keulemans, in tegenwoordigheid van dr. J.W.J. de Kort als griffier.
De beslissing is op 5 februari 2019 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(J.W.J. de Kort) (A. van Dongen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 5 februari 2019
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH DEN HAAG.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.