Uitspraak
zaaknummer gerechtshof 's-Hertogenbosch 200.131.249/01
gevestigd te Maastricht,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
eiseres in de voorwaardelijke incidentele vordering,
in eerste aanleg: eiseres,
Encare,
wonende te [A] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellant in het incidenteel hoger beroep,
verweerder in de voorwaardelijke incidentele vordering,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. R.F.H. Mertens te Maastricht.
1.1. Het verloop van de procedure tot nu toe
- de vonnissen van de rechtbank Maastricht van 21 november 2012 en van de rechtbank
Limburg van 6 maart 2013;
- de arresten van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 december 2014,
21 april 2015, 4 augustus 2015, 3 mei 2016 en 28 juni 2016;
- het arrest van de Hoge Raad van 27 oktober 2017.
2. Het verloop van de procedure na verwijzing
- het exploot van betekening en oproeping van 7 december 2017;
- de memorie na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden tevens voorwaardelijk
verzoek ex artikel 843a Rv, van de zijde van Encare (met producties);
- de antwoordmemorie na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden (met producties).
3.3. De vaststaande feiten3.1 Het hof gaat uit van de volgende feiten.
4.4. Het geschil in eerdere instanties
5.5. Reikwijdte van het geschil na verwijzing
- het beroep op de verrekeningsafspraak niet opgaat;
- de vordering van Encare voor de bouwkosten op basis van de koopovereenkomst
€ 346.308,77 bedraagt.
6.Het verzoek ex artikel 21 Rv en de voorwaardelijke incidentele vordering
€ 244.164,-, aan Nicolai NV) en juli 2016 (vier betalingen met een totaal bedrag van
€ 428.827,-, die via de rekening van een notaris zijn verricht op de derdengeldrekening van de advocaat van Encare). Encare betoogt dat de betalingen weliswaar afkomstig zijn van een op naam van [geïntimeerde] staande bankrekening maar betwijfelt dat de betalingen materieel van hem afkomstig zijn. Volgens Encare zijn ze afkomstig van [B] en is (in elk geval ten aanzien van de betalingen in juli 2016) sprake van een 'kasrondje'. Om die reden wil Encare - kort gezegd - informatie over het verloop van de bankrekening van [geïntimeerde] in de periode voorafgaand aan de betalingen.
6.3 [geïntimeerde] heeft zich al in zijn conclusie van antwoord op de betalingen van juli 2010 beroepen. Hij heeft de betalingsbewijzen toen als productie 13 overgelegd. Encare heeft vervolgens in de conclusie van repliek (nr. 11) aangevoerd dat de betalingen zijn verricht met geld dat [geïntimeerde] van zijn vader heeft ontvangen. Volgens Encare is sprake van een ‘kasrondje’. Om die reden verzoekt Encare de rechtbank [geïntimeerde] en [B] openlegging te bevelen van boeken, bescheiden en geschriften, in het bijzonder de bankafschriften over het jaar 2010 van de bankrekeningen die met de betalingen zijn gemoeid.
Het nu ingediende verzoek op grond van artikel 21 Rv en de voorwaardelijke incidentele vordering liggen in de lijn van dit al in eerste aanleg door Encare gevoerde betoog en van het toen gedane verzoek. Er is dan ook geen sprake van een na verwijzing voor het eerst ingenomen stelling of gedaan verzoek. Het hof zal er hierna dan ook inhoudelijk op ingaan.
7.7. De nieuwe producties
8.8. Bespreking van de onbesproken gebleven verweren
€ 244.164,- (in twee delen) aan Nicolai NV heeft betaald. Stelplicht en bewijslast van dit bevrijdende verweer, dat erop neerkomt dat tegenover de verkrijging een vermindering staat (vgl. artikel 6:212 lid 2 BW), rusten op [geïntimeerde]
- een betaling aan een derde blijft buiten beschouwing - niet in te zien dat de op deze overeenkomst gebaseerde betaling aan Nicolai NV een vermindering van de verrijking tot gevolg heeft. Dat tussen Encare en Nicolai NV een verrekeningsovereenkomst was gesloten, maakt dat niet anders. Voor [geïntimeerde] was Nicolai NV een derde aan wie hij niets verschuldigd was. Afspraken tussen Encare en Nicolai NV regardeerden hem niet. Juist omdat dat het geval was, is de kwijtingsovereenkomst gesloten, die ervoor zorgde dat [geïntimeerde] door betalingen aan een derde, Nicolai NV, gekweten werd jegens Encare.
€ 125.754,- exclusief btw. Verder wordt vermeld: "Fiscale [het hof leest: finale] kwijting blijft ongewijzigd van kracht na effectieve betaling van € 366.246,- exclusief BTW (...)".
4 juni 2008 waren de heer [C] (hierna: [C] ) en Madeco BVBA (hierna: Madeco) statutair directeur. Uit het als productie F door Encare overgelegde uittreksel uit het handelsregister blijkt dat zij alleen en zelfstandig bevoegd waren Encare te vertegenwoordigen. [C] is op 1 juli 2008 gedefungeerd. Op 2 april 2009 was er nog één statutair bestuurder, Madeco.
16 november 2009. De tekst van deze volmachten luidt:
"
Bij deze bevestigt ondergetekende [D] [hof: in de eerste volmacht staat deze naam niet in de geciteerde tekst, maar eronder], statutair directeur van ENCARE ARBOZORG BV dat de heer [B] in zijn hoedanigheid als directeur de rechtsgeldige vertegenwoordiger van ENCARE ARBOZORG BV is en alle handelingen mag stellen inzake commercieel engagement en maken van contractuele afspraken."
Volgens Encare was geen sprake van een algemene vertegenwoordigingsbevoegdheid van [B] De hiervoor vermelde volmachten zijn opgesteld voor een specifiek doel, te weten een aanbesteding bij respectievelijk de gemeente Veldhoven en de gemeente Venlo. Juist omdat [B] geen algemene vertegenwoordigingsbevoegdheid had, diende zij de desbetreffende volmachten te verstrekken, aldus Encare. Encare wijst ook nog op de consultancyovereenkomst tussen Encare en Nicolai NV van 22 december 2006, waarin in artikel 2 onder meer is bepaald:
"(d) De Consultant zal zichzelf niet vertegenwoordigen, noch zichzelf voordoen als een werknemer of een agent van de Opdrachtgever, noch zaken doen of overeenkomsten sluiten of enige toezegging doen in de naam van de Opdrachtgever zonder voorafgaande toestemming van de Opdrachtgever.(…)(g) De Consultant zal zich naar best vermogen inzetten om elk belangenconflict dat zou rijzen, te vermijden en de Consultant zal onmiddellijk de Opdrachtgever op de hoogte brengen van elk mogelijk belangenconflict, dat zou kunnen rijzen of rijst in het kader van de uitvoering van de Diensten, naar aanleiding van elke huidige of toekomstige aanstelling, tewerkstelling of ander belang van de Consultant."
"
Hetgeen u daarover in die periode in 2008 met uw zoon op papier heeft gesteld ter bevestiging van de bouwafspraken kan ik mij niet voor de geest halen, hetgeen ik ook in die woorden aan [D] bericht heb."
Uit dit e-mailbericht, waarin melding wordt gemaakt van de bevestiging van "bouwafspraken", kan het hof, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet opmaken dat [C] toestemming heeft gegeven voor het aangaan van de kwijtingsovereenkomst. [geïntimeerde] biedt ook niet aan te bewijzen dat [C] toestemming heeft gegeven voor het aangaan van de kwijtingsovereenkomst.
In de processtukken van de procedure bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch is het onderwerp van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [B] niet aan de orde gesteld. Een beroep op de bescherming van artikel 3:61 lid 2 BW heeft [geïntimeerde] daar dan ook niet gedaan.
heeft pas in de antwoordmemorie na verwijzing (nrs. 3.18, 3.34 en 3.35) betoogd dat indien [B] niet vertegenwoordigingsbevoegd was, hij mocht vertrouwen op de door Encare gewekte schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van [B] Daarmee heeft hij de grondslag van zijn verweer uitgebreid. Dat is, zoals hiervoor (rov. 5.2) is overwogen, in deze fase van de procedure niet toelaatbaar (vgl. Hoge Raad 28 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL7041). [geïntimeerde] heeft niet aangevoerd dat er in dit geval reden is om een uitzondering aan te nemen op de regel dat in het geding na verwijzing de grondslag van het verweer niet kan worden gewijzigd of uitgebreid.
Uit wat hiervoor (rov. 8.4) is overwogen, volgt dat ook de betaling van [geïntimeerde] aan Nicolai NV, als een betaling aan een derde, niet in mindering strekt op de verrijking. De vraag of de betaling wel een reëel karakter heeft of niet meer was dan onderdeel van een 'kasrondje' kan dan eveneens onbesproken blijven. Aan de beoordeling van de toelaatbaarheid van productie G, die betrekking heeft op de betaling, komt het hof niet toe.
9.9. De conclusie
Als de in het ongelijk te stellen partij zal [geïntimeerde] worden veroordeeld in de proceskosten. Het hof gaat voor de proceskosten tot aan de verwijzing uit van de door het gerechtshof te
's-Hertogenbosch vastgestelde bedragen. Voor de procedure na verwijzing gaat het hof bij de bepaling van het salaris van de advocaat uit van 1 punt in tarief VI.
Verder zal het hof [geïntimeerde] veroordelen in de nakosten, waarbij het hof uitgaat van de door Encare gevorderde bedragen.
10.10. De beslissing
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
€ 5.160,- voor geliquideerd salaris van de advocaat;