ECLI:NL:GHARL:2019:9503

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 november 2019
Publicatiedatum
5 november 2019
Zaaknummer
200.258.765
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op privéleven door publicatie autobiografisch boek over huiselijk geweld

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een kort geding vonnis waarin de appellant, een man, vorderingen heeft ingesteld tegen zijn ex-vrouw, de geïntimeerde, en haar uitgever. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de publicatie van een boek dat door de geïntimeerde is geschreven over hun huwelijk en het huiselijk geweld dat plaatsvond. Het boek, dat onder haar eigen naam en met een herkenbare foto is gepubliceerd, bevat beschrijvingen die de appellant en zijn kinderen in een negatief daglicht stellen. De rechtbank had eerder de vorderingen van de appellant afgewezen, maar het hof oordeelt dat de publicatie van het boek in de huidige vorm onrechtmatig is. Het hof stelt dat de belangen van de appellant, die recht heeft op bescherming van zijn privéleven en goede naam, zwaarder wegen dan het recht van de geïntimeerde op vrije meningsuiting. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en beveelt de geïntimeerde en de uitgever om de publicatie van het boek per direct te staken, de nog aanwezige handelsvoorraden terug te halen en te vernietigen, en de promotie van het boek te staken. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.258.765
(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo , 229734)
arrest in kort geding van 5 november 2019
in de zaak van
[appellant],
wonende te [plaats] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. A.J.W. Bovenmars-Wilmink,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[geïntimeerde 2],
handelend onder de naam
[uitgever],
wonende en zaakdoende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna: [geïntimeerde 1] en de uitgever,
advocaat: mr. G.J. van der Veer.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het gaat hier om een (spoed) hoger beroep van een kort geding vonnis van 21 maart 2019 (ECLI:NL:RBOVE:2019:966). In het tussenarrest van 18 juni 2019 heeft het hof, na de memorie van antwoord, een comparitie van partijen gelast die op 8 augustus 2019 zou plaatsvinden. Deze comparitie kon in verband met vakantie geen doorgang vinden waarna de datum is verschoven naar 26 september 2019. Deze tweede geplande comparitie kon echter ook niet plaatsvinden in verband met verhindering van één der partijen. Uiteindelijk is de comparitie toen bepaald op 21 oktober 2019.
1.2
Op verzoek van het hof heeft de griffer per faxbrief van 19 september 2019 aan de advocaten van partijen gevraagd of zij nog behoefte hadden aan een mondelinge behandeling gelet op de hiervoor onder 1.1 genoemde feiten. Beide advocaten hebben schriftelijk aangegeven dat partijen akkoord ermee zijn dat afgezien wordt van een mondelinge behandeling en dat het hof arrest kan wijzen op basis van de stukken.
1.3
Het hof heeft voorts arrest bepaald.

2.De beoordeling

2.1
Het gaat in dit kort geding, samengevat weergegeven, om het volgende. [appellant] en [geïntimeerde 1] zijn ex-echtelieden van elkaar. [appellant] heeft uit een eerder huwelijk drie (inmiddels jongvolwassen) kinderen. [geïntimeerde 1] heeft in 2010 [appellant] verlaten en is toen verhuisd/gevlucht naar de vrouwenopvang in een andere woonplaats. [geïntimeerde 1] heeft een boek geschreven over haar relatie met [appellant] en over het door haar ondervonden huiselijk geweld. Dit boek is op 10 maart 2019 uitgegeven door de uitgever met de titel [titel boek] . Op de voor- en achterkant van het boek staat een foto van [geïntimeerde 1] waarop de helft van haar gezicht zichtbaar en herkenbaar is. Op de voorkant staat “waargebeurd verhaal”. In het boek worden gefingeerde namen gebruikt.
2.2
[geïntimeerde 1] heeft een eigen website waarop naar het boek wordt verwezen en waarop de volgende passage is te lezen:
“ [geïntimeerde 1] was als lief en zorgzaam meisje altijd op zoek naar bevestiging van haar bestaan omdat [ze] het gevoel had dat ze er niet bij hoorde.
Na 17 jaar huwelijk wordt ze verliefd op de liefde van haar leven en is haar zoektocht naar zichzelf voorbij... of toch niet? Haar mooie droom verandert in een nachtmerrie.
In [titel boek] beschrijft [geïntimeerde 1] hoe het kwam dat ze zo lang in deze verstikkende relatie bleef hangen. Ze spaart zichzelf niet om meer inzicht te geven in geweld achter de voordeur en om meer begrip te creëren voor andere mensen die dit is overkomen.
Maar vooral om te laten zien dat we altijd een keuze hebben.”
Verder is in de media aandacht besteed aan haar boek en geeft [geïntimeerde 1] lezingen over huiselijk geweld bij onder meer de politie, vrouwenopvang Kadera en de Hogeschool Arnhem-Nijmegen. Uit de berichtgevingen in de pers is duidelijk dat het verhaal zich in [plaats] afspeelt. Partijen hadden een zeer grote kennissen- en klantenkring uit hun werk in de regio, uit de sportwereld en uit de kerk.
2.3
Anders dan de rechtbank heeft het hof wel kennis kunnen nemen van het gehele boek dat ter griffie van het hof bij depotakte is overgelegd. In het boek wordt uitvoerig geschreven over het door [geïntimeerde 1] ondervonden huiselijk geweld, de problemen met de kinderen (onder meer in het hoofdstuk “Over opvoeden gesproken” en “Hulp voor de kinderen”), de seksualiteit (pagina 188, over de parenclub, pagina 218) en het drugsgebruik (pagina 216-217). Ook wordt een beschrijving van narcisme gegeven (pagina 194-197) die herleidbaar is tot [appellant] en wordt op pag. 368 een brief van Jeugdzorg aan “ [kind] ” (een zoon van [appellant] ) geciteerd over de zorgen omtrent de huiselijke situatie en de lichamelijke mishandeling.
2.4
Met de inleidende dagvaarding voor de rechtbank (voorzieningenrechter) heeft [appellant] onder meer gevorderd, kort gezegd, [geïntimeerde 1] en de uitgever te veroordelen (I) het verspreiden van het boek per direct te staken, (II) opgave te doen van het totaal aantal verkochte exemplaren, (III/IV) de aanwezige voorraden terug te halen, (V) de promotie van het boek te staken en (VI) een rectificatie te plaatsen. De voorzieningenrechter heeft in het vonnis in kort geding van 21 maart 2019 (ECLI:NL:RBOVE:2019:966) de vorderingen van [appellant] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten.
2.5
[appellant] is met zeven grieven tegen het kort geding vonnis opgekomen; het hof zal deze grieven gezamenlijk bespreken en beoordelen. De grondslag van de vordering van [appellant] ziet op het onrechtmatig handelen van [appellant] en haar uitgever door de publicatie en verspreiding van het boek. Hierbij stelt het hof, evenals de rechtbank heeft gedaan onder 4.2 van het vonnis in kort geding, het navolgende voorop. In deze zaak gaat het om twee botsende, fundamentele (grond)rechten van het recht op vrije meningsuiting (artikel 10 Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden; EVRM) van [geïntimeerde 1] tegenover het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, waaronder is begrepen het recht op bescherming van de eer en goede naam (artikel 8 EVRM) van [appellant] . Er bestaat geen rangorde tussen beide rechten. Een dergelijk recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake wanneer de publicatie een zodanige inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer/de eer en goede naam van de ander (hier: [appellant] ) dat die als onrechtmatig kan worden aangemerkt in de zin van artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek (BW). Voor het antwoord op de vraag welk recht - het recht op vrije meningsuiting of het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer/de eer en goede naam - in het concrete geval zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen. De vraag die hier beantwoord moet worden, is wiens recht en belang voorgaat boven dat van de ander. Voor de beantwoording van deze vraag is de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) richtinggevend voor de Nederlandse rechter. Of [geïntimeerde 1] (en de uitgever) onrechtmatig ten opzichte van [appellant] heeft (hebben) gehandeld (in strijd met de in het maatschappelijk verkeer betamende zorgvuldigheid zoals in artikel 6:162 BW is omschreven) tellen alle feiten en omstandigheden van deze zaak mee. De Hoge Raad heeft in een aantal arresten [1] hiervoor een aantal (niet limitatieve [2] ) omstandigheden genoemd die meewegen in die beoordeling, zoals de aard van de gepubliceerde verdenkingen/beschuldigingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor diegene op wie die verdenkingen/beschuldigingen betrekking hebben; de ernst van de misstand die de publicatie aan de kaak wil stellen; de mate waarin de verdenkingen/beschuldigingen ten tijde van de publicatie steun vinden in de feiten; de mate van waarschijnlijkheid dat in het algemeen belang het nagestreefde doel langs andere, voor de wederpartij minder belastende/schadelijke wegen kan worden bereikt.
2.6
[appellant] stelt dat, hoewel in het boek gefingeerde namen worden gebruikt, het duidelijk is dat het boek gaat over [appellant] , het huwelijk van [appellant] en [geïntimeerde 1] , de kinderen van [appellant] en de overige familie van [appellant] . Het boek is uitgegeven onder [geïntimeerde 1] ’ eigen naam en met haar eigen foto. [appellant] stelt dat hij in het boek onterecht wordt beschuldigd van huiselijk geweld en van narcisme. De problematiek rondom de echtscheiding tussen partijen en de kinderen van [appellant] komt aan bod. Op een kind heeft dat hoe dan ook een bijzonder grote impact en het is voorstelbaar dat de kinderen de privacygevoelige informatie niet met iedereen willen delen of hier achteraf moeite mee krijgen, aldus [appellant] .
Door het boek wordt daarmee volgens [appellant] niet alleen de persoonlijke levenssfeer van hem (en zijn kinderen) ernstig aangetast, maar het boek is ook evident in strijd met de waarheid; de beschuldigingen zijn ernstig, onjuist, onnodig grievend en ongefundeerd. Volgens [appellant] is nooit sprake geweest van huiselijk geweld. [appellant] is nooit strafrechtelijk veroordeeld voor welk misdrijf dan ook en nooit gediagnosticeerd met enige persoonlijkheidsstoornis (narcisme). Tot slot voert hij aan dat hem nimmer om toestemming is gevraagd om dit boek te publiceren en evenmin om een reactie op het boek (hoor en wederhoor).
2.7
[geïntimeerde 1] voert echter aan dat het haar verhaal en haar waarheid is, maar ook dat zij een waargebeurd verhaal heeft willen vertellen. Zij heeft een autobiografie geschreven over haar hele leven (de helft van het boek gaat over het huwelijk met [appellant] ). Alleen degenen die weten dat zij tien jaar geleden met [appellant] was getrouwd, kunnen een relatie leggen tussen de ex-echtgenoot in het boek en [appellant] . Zij heeft ter onderbouwing van het in het boek beschreven huiselijk geweld een brief overgelegd van het toen geheten AMK (Advies en Meldpunt Kindermishandeling) van 2 juli 2013 aan de zoon van [appellant] over de (ook eerdere) meldingen die zijn gedaan, een bericht van een gezondheidszorgpsycholoog van 31 december 2010 die schrijft over (narcistische) afweer van [appellant] , “snel gekrenkt en met veel woede”, en een (deel van een) rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 30 augustus 2010 dat is opgemaakt na een melding van het AMK in verband met een verzoek tot ondertoezichtstelling van de drie minderjarige kinderen van [appellant] (“Er is sprake van huiselijk geweld, waarbij de vader de stiefmoeder slaat en soms de kinderen. De vader staat open voor hulp. (…) Vader gaf na gesprekken met [hulpverlenende instanties, toev. hof] aan dat hij soms slaat en hij erkent dat hij een probleem heeft.”). Voorts heeft [geïntimeerde 1] er alles aan gedaan om in het boek zoveel mogelijk elke associatie met [appellant] te vermijden door onder meer alle herkenbare en typerende eigenschappen van [appellant] te wijzigen (of niet te noemen), zoals het veranderen van de echte namen, de plaatsnamen en de automerken en sporten van [appellant] en diens fysieke verschijning. Zij wil met haar boek vrouwen steunen die net als zij de kracht moeten vinden om zich aan een gewelddadige thuissituatie te ontworstelen. Voor dat doel is niet noodzakelijk dat de gegevens naar [appellant] leiden, maar het is “evenwel volstrekt noodzakelijk dat zij het boek onder haar eigen naam publiceert. Kern van de boodschap van [geïntimeerde 1] aan vrouwen is immers dat zij ervaringsdeskundige is.”, aldus nog steeds [geïntimeerde 1] . Zij verkoopt haar boek na afloop van lezingen, waarmee niet strookt dat zij het boek onder een andere naam publiceert. Volgens [geïntimeerde 1] is het helende karakter van haar activiteiten en het boek dat ze zich niet meer behoeft te verschuilen in anonimiteit (en moet wonen op een geheim adres).
2.8
Het hof oordeelt als volgt. [geïntimeerde 1] heeft het boek met haar eigen naam en foto laten publiceren en uit de media-aandacht rondom de verschijning van het boek is ook duidelijk dat haar verhaal zich in [plaats] afspeelt, waar [appellant] nog steeds woont. Dit betekent dat het zeer aannemelijk is, zoals [appellant] ook stelt, dat degenen die het boek zien (en lezen) haar verhaal kunnen herleiden tot [appellant] , waarmee zij immers getrouwd was en over welk huwelijk zij schrijft. De wijziging van eigennamen en/of andere (persoons)kenmerken doet hier niets aan af, evenmin als het feit dat partijen in 2010 uit elkaar zijn gegaan, omdat de herkenbaarheid van en herleidbaarheid naar [appellant] gekoppeld is aan [geïntimeerde 1] die zich uitdrukkelijk presenteert met haar eigen naam en foto.
2.9
Gezien de onderbouwende stukken die genoemd zijn hierboven onder 2.7 gaat het hof ervan uit dat sprake is geweest van huiselijk geweld, maar wat betreft de ernst en duur (de stelselmatigheid) zijn er geen objectiveerbare feiten (zoals een aangifte) en/of getuigenverklaringen aan ten grondslag gelegd en betreft het enkel het verhaal van [geïntimeerde 1] . Gezien deze feiten en omstandigheden is het de vraag of het belang van [geïntimeerde 1] om “geweld achter de voordeur” (zo staat op de achterkant van haar boek) op deze wijze publiekelijk aan de orde te stellen, waarbij [appellant] zo duidelijk herkenbaar is voor zijn sociale-/werk-/woonomgeving, de huidige uitgave van het boek rechtvaardigt en waarom de uitgave niet onder een pseudoniem had kunnen gebeuren zonder foto of waarbij er minder uitgebreid en in detail over [appellant] zou zijn geschreven. Immers het hof vermag niet in te zien dat het schrijven van [geïntimeerde 1] als “ervaringsdeskundige” aan kracht zou inboeten als zij minder uitgebreid en in detail over [appellant] zou hebben geschreven of als zij onder een andere naam zou publiceren en het brede publiek zo van haar ervaringen kon kennisnemen. Hetzelfde geldt voor de situatie als zij na afloop van lezingen over dit onderwerp haar boek verkoopt aan het publiek dat op die lezingen afkomt: zij blijft daarmee immers ervaringsdeskundige en kan haar boodschap overbrengen.
De beschrijvingen/citaten in het boek over narcisme zijn duidelijk herleidbaar tot [appellant] en kennelijk is dat de beleving van [geïntimeerde 1] over de persoonlijkheid/persoonlijkheidsstoornis van [appellant]
.Deze persoonlijkheidsstoornis is verder niet op objectieve feiten (zoals een persoonlijkheidsonderzoek door een psycholoog/psychiater) gebaseerd. [geïntimeerde 1] heeft in deze procedure wel een stuk overgelegd van een praktijk voor psychologie en seksuologie waarin het begrip ‘narcistisch’ eenmalig is gebruikt tussen haakjes, maar dat is nog geen diagnosestelling. Wat hier verder ook van zij: de citaten van [geïntimeerde 1] over narcisme zijn voor de lezer te begrijpen als haar eigen beleving over (en diagnose van) de persoonlijkheid van [appellant] . [3]
[geïntimeerde 1] heeft ook de kinderen van [appellant] in het boek benoemd (en haar eigen kinderen), die weliswaar onder gefingeerde namen zijn opgevoerd, maar wat voor [appellant] geldt, geldt ook voor zijn kinderen: zij zijn in hun sociale-/werk-/woonomgeving herkenbaar gemaakt door het boek. De problemen in het gezin worden uitvoerig beschreven en een brief van Jeugdzorg uit 2013 wordt letterlijk geciteerd (althans die indruk wordt door het cursiveren van de tekst en het taalgebruik sterk bevestigd) in het boek (pag. 368):
“(…) Wij maken ons zorgen om jou en je broers, omdat jij hebt bevestigd dat er sprake is van lichamelijke mishandeling door jouw vader bij jou. Alleen ontkennen jouw vader en broers dat. In het verleden zijn er drie eerdere AMK-onderzoeken geweest waarin ook zorgen van lichamelijke mishandeling zijn gemeld. In deze onderzoeken zijn de zorgen niet bevestigd. (…)”Kennelijk heeft de betreffende zoon van [appellant] tegen de publicatie van het boek geen bezwaar (prod. 1 bij brief van 12 maart 2019) maar een van de andere kinderen van [appellant] wel (prod. 9 “wat doet het boek met mij?”). De kinderen van [appellant] hebben part noch deel gehad aan de escalaties tussen partijen en in ieder geval één kind van [appellant] wordt tegen wil en dank hierin betrokken door openbaarmaking van het privéleven van zijn vader, [appellant] , hetgeen ook zijn weerslag heeft op zijn privéleven. Niet ter zake doet dat een ander kind van [appellant] geen bezwaar heeft tegen de uitgave van het boek; van de mening van het derde kind is niets bekend in deze procedure. [appellant] mag als ouder tevens opkomen voor de belangen van zijn kinderen, die zijn privéleven raken en daarvan onderdeel uitmaken, ook al zijn deze inmiddels volwassen geworden; daarvoor behoeven zij geen eisers te zijn in deze procedure.
[appellant] is geen ‘bekende Nederlander’ en woont nog steeds in [plaats] . Ongeacht zijn maatschappelijke positie aldaar (volgens [geïntimeerde 1] is hij “in de maatschappelijke marge geraakt”), heeft [appellant] recht op bescherming van zijn privéleven dat nu echter in het boek openbaar is gemaakt.
2.1
Het recht op vrije meningsuiting is een groot goed, doch dat zal hier wat betreft de publicatie van het boek onder de eigen naam van [geïntimeerde 1] en met haar eigen foto op de omslag moeten wijken voor het recht op bescherming van het privéleven van [appellant] en van zijn eer en goede naam. Dat geldt te meer nu de passages over [appellant] (en zijn kinderen) geen ondergeschikt deel uitmaken van het boek - zeker de helft van het boek gaat over [appellant] (en zijn kinderen) -, en gelet op de mate waarin het boek voorshands steun vindt in objectiveerbare feiten. De belangenafweging valt dus in het nadeel van [geïntimeerde 1] uit. Met deze publicatie handelt [geïntimeerde 1] en daarmee ook de uitgever die het boek uitgeeft en er ook voor gekozen heeft om dat niet anoniem met foto te doen, onrechtmatig jegens [appellant] . [geïntimeerde 1] kan ook onder pseudoniem en zonder haar eigen foto haar boek publiceren en huiselijk geweld onder de aandacht brengen. De grieven van [appellant] slagen aldus.
2.11
De vordering van [appellant] onder I: “ [geïntimeerde 1] en uitgever te veroordelen om binnen 48 uren na betekening van het in deze te wijzen arrest het drukken, vermenigvuldigen en op welke wijze dan ook verspreiden van het boek per direct te staken en gestaakt te houden, alsook (een deel van) de inhoud van het boek op andere wijze kenbaar te maken, onder meer door alle verkooppunten van het boek, te verzoeken de verkoop van het boek per direct te staken, zulks onder toezending van een afschrift van dit vonnis en onder toezending van een kopie van deze brief aan de advocaat van [appellant] , een en ander op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat [geïntimeerde 1] en/of uitgever in gebreke mocht blijven aan deze veroordeling te voldoen” is toewijsbaar, zij het dat het hof de dwangsom zal vaststellen op € 100,- per dag en met een maximum van € 10.000,-. De vordering onder III is ook toewijsbaar wat betreft de veroordeling van [geïntimeerde 1] en de uitgever om binnen 48 uur na betekening van het arrest de nog aanwezige handelsvoorraden terug te halen en te (doen) vernietigen, een en ander met een controle/bevestiging van bijvoorbeeld een deurwaarder of een notaris. De vordering onder IV om de reeds uitgeleverde exemplaren terug te halen en te (doen) vernietigen wijst het hof niet toe, nu het voorshands nagenoeg onmogelijk lijkt om hieraan te kunnen voldoen. De vordering onder V: “ [geïntimeerde 1] en uitgever te veroordelen om binnen 48 uren na betekening van het in deze te wijzen arrest promotie van het boek, op welke wijze dan ook, en via welk medium dan ook, waaronder, doch niet beperkt tot, facebook en de websites www. [website 1] .nl en www. [website 2] .nl, te staken en gestaakt te houden en per direct te verwijderen en verwijderd te houden van internet, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat [geïntimeerde 1] en/of uitgever in gebreke mocht blijven aan deze veroordeling te voldoen” is toewijsbaar, zij het dat het hof de dwangsom zal vaststellen op € 100,- per dag en met een maximum van
€ 10.000,-. De vordering onder VI die ziet op een rectificatie op de Facebookpagina en de website van [geïntimeerde 1] wijst het hof af; voldoende is dat het boek zoals het er nu ligt (niet anoniem en met eigen foto van [geïntimeerde 1] ) uit de handel wordt gehaald en niet meer wordt verkocht. De vordering onder VIII: “ [geïntimeerde 1] te gebieden zich verder te onthouden, op welke wijze dan ook, en via welk medium dan ook, van uitspraken omtrent de persoon van [appellant] , dan wel die indirect tot zijn persoon herleidbaar zijn, die verband houden met huiselijk geweld en/of
psychische stoornissen, in de ruimste zin van het woord, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat [geïntimeerde 1] in gebreke mocht blijven aan deze veroordeling te voldoen” wijst het hof af, nu een dergelijk gebod/verbod breder is dan het verbod tot de publicatie van het boek in de huidige vorm. De vorderingen onder II (overzicht totaal aantal vervaardigde boeken) en onder VII (voorschot schadevergoeding) hebben geen spoedeisend belang en daarom wijst het hof die vorderingen af.
2.12
Gezien de familierechtelijke relatie die tussen [appellant] en [geïntimeerde 1] partijen heeft bestaan (ze zijn met elkaar getrouwd geweest) en omdat [appellant] en de uitgever deels in het gelijk zijn gesteld, is voor het hof aanleiding om de proceskosten van de rechtbank en dit hoger beroep te compenseren in die zien dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo van 21 maart 2019 en doet opnieuw recht:
veroordeelt [geïntimeerde 1] en uitgever om binnen 48 uren na betekening van dit arrest het drukken, vermenigvuldigen en op welke wijze dan ook verspreiden van het boek per direct te staken en gestaakt te houden, alsook (een deel van) de inhoud van het boek op andere wijze kenbaar te maken, onder meer door alle verkooppunten van het boek te verzoeken de verkoop van het boek per direct te staken, zulks onder toezending van een afschrift van dit arrest en onder toezending van een kopie van deze brief aan de advocaat van [appellant] , een en ander op verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag of gedeelte daarvan dat [geïntimeerde 1] en/of uitgever in gebreke mocht blijven aan deze veroordeling te voldoen met een maximum van
€ 10.000,-;
veroordeelt [geïntimeerde 1] en uitgever om binnen 48 uur na betekening van dit arrest de nog aanwezige handelsvoorraden terug te halen en te (doen) vernietigen, een en ander met een controle/bevestiging van bijvoorbeeld een deurwaarder of een notaris;
veroordeelt [geïntimeerde 1] en uitgever om binnen 48 uren na betekening van dit arrest promotie van het boek, op welke wijze dan ook, en via welk medium dan ook, waaronder, doch niet beperkt tot facebook en de websites www. [website 1] .nl en www. [website 2] .nl, te staken en gestaakt te houden en per direct te verwijderen en verwijderd te houden van internet, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag of gedeelte daarvan dat [geïntimeerde 1] en/of uitgever in gebreke mocht blijven aan deze veroordeling te voldoen met een maximum van
€ 10.000,-;
wijst de overige vorderingen van [appellant] af;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij haar eigen kosten van beide instanties draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.A. Dozy, H.C. Frankena en I.W. Levelt-Iseger en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 november 2019.

Voetnoten

1.Onder meer HR 2 mei 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF3416; HR 18 januari 2008, ECLI:NL:HR:2998:BB3210 en HR 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9230.
2.HR 8 maart 1985, ECLI:NL:HR:1985:AG4973
3.Vgl. HR 13 juni 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2392.