Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Grief éénfaalt.
tweede griefkomt [appellant] op tegen overwegingen 4.2. tot en met 4.6. waarin de rechtbank volgens [appellant] ten onrechte een contractuele verplichting tot het verstrekken van de door Digital Content gevraagde stukken heeft aangenomen waardoor (volgens [appellant] ten onrechte) de conclusie is getrokken dat [appellant] toerekenbaar te kort zou zijn geschoten in de nakoming van die verplichting.
“Op basis van de door de opdrachtgever aangeleverde gegevens (kopie van het eigendomsbewijs en alle andere stukken die in het kader van het bovenstaande van belang kunnen zijn), kunnen wij het hieronder verder gedefinieerde uitvoeren”.Voorts staat in de overeenkomst: “
Opdrachtgever geeft exclusief opdracht tot begeleiding van de verkoop verstrekt aan de opdrachtnemer, die door medeondertekening verklaart deze opdracht aan te nemen, betreffende de bemiddeling bij de verkoop van:(…)”. Aldus is sprake van een overeenkomst tussen partijen waarbij Digital Content bemiddelt bij de verkoop van de beleggingspanden van [appellant] . De vraag om onder meer een kopie van de vergunningen is door Digital Content gesteld bij twee e-mails van 6 augustus 2012 en bij e-mails van 9 en 17 augustus 2012. Op 9 augustus 2012 heeft [appellant] aan Digital Content bericht te zullen zorgen voor de ontbrekende stukken zodra hij terug is van vakantie (letterlijk schrijft [appellant] :
“Goed zo en het moment dat ik terug kom, zal ik zorgen voor alles wat nodig is”). Nadat Digital Content per mail van 17 augustus 2012 vervolgens aangeeft aan [appellant] dat zij geïnteresseerden heeft voor de panden en dat ze graag een kopie van de huurovereenkomsten, vergunningen en overzicht/afschriften van de kosten wil ontvangen ter informatie voor de potentiële koper, bericht [appellant] op eveneens 17 augustus 2012 dat hij, als de koop serieus is, komt met de dossiers/mappen (letterlijk schrijft [appellant] :
“Wat de papieren betreft, zijn allemaal In de dossier/mappen. De huurcontracten etc zijn in meer als 4 dossier/mappen alleen maar huurcontracten. Als de koop echt serieuze is kom ik met de dossier/mappen etc. Hier bevestig ik nogmaals alle woonruimte zijn verhuurd en hun betalen via de bank.”). Per e-mail van 29 augustus 2012 bericht Digital Content vervolgens aan [appellant] dat indien de aanvullende stukken (kopie van de huurovereenkomsten, vergunningen etc) niet voor 31 augustus 2012 zijn aangeleverd, zij de presentaties van de panden van [appellant] van haar website zal halen. [appellant] heeft geen stukken aan Digital Content doen toekomen. Onder deze omstandigheden heeft de rechtbank in overweging 4.2., welke overweging het hof onderschrijft, terecht een verplichting van [appellant] aangenomen tot het leveren van aanvullende gegevens en informatie aan Digital Content uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Immers, in de getekende overeenkomst staat dat [appellant] alle stukken die van belang kunnen zijn zal aanleveren en Digital Content heeft reeds bij het toesturen van deze opdrachtbevestiging aan [appellant] gevraagd om een kopie van de huurcontracten. Daar komt bij dat [appellant] ook meermaals heeft toegezegd de door Digital Content gevraagde, ontbrekende stukken, aan te zullen leveren, zie daarvoor de e-mails hiervoor van 9 en 17 augustus 2012.
Grief tweefaalt.
grief 3van [appellant] faalt. Hiervoor is reeds overwogen dat op [appellant] de verplichting rustte om de ontbrekende stukken (met name de huurcontracten en vergunningen) aan te leveren. Voor zover [appellant] aanvoert dat de op 29 augustus 2012 door Digital Content gestelde termijn niet tot verzuim aan zijn zijde heeft geleid omdat de gegeven termijn onredelijk kort was, volgt het hof hem daarin niet. Bij het oordeel over de redelijkheid van de lengte van de termijn die aan [appellant] voor nakoming is gegeven, zijn termijnen die eerder zijn gesteld van belang bij de beoordeling van de redelijkheid van de in een aanmaning gestelde termijn. Digital Content heeft voorafgaand aan de e-mail van 29 augustus 2012 herhaalde malen termijnen gesteld en [appellant] gemaand. Ook de door [appellant] zelf gedane toezeggingen met daarbij de belofte de stukken te zullen aanleveren (zie de mail van 9 augustus 2012) wegen mee (zie: HR 11 oktober 2019, ECLI:NL:HR:
“opgeschort”.
Grief 4, die ziet op overweging 4.4. van het bestreden vonnis waarin de rechtbank het beroep op opschorting heeft toegewezen, faalt dan ook.
grief 5komt [appellant] op tegen het oordeel in overweging 4.4. van de rechtbank dat Digital Content een rechtvaardig belang bij opschorting zou hebben. Ook deze grief faalt. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de tekortkoming van [appellant] tot het aanleveren van de benodigde gegevens voor de uitvoering van de opdracht tot bemiddeling een zodanige tekortkoming oplevert dat opschorting is gerechtvaardigd. Het hof onderschrijft het oordeel van de rechtbank in overweging 4.4. dat het blijven aanbieden van panden zonder daarbij over de benodigde informatie te beschikken niet alleen potentiële kopers voor de panden van [appellant] zou afschrikken, maar ook negatief zal afstralen op Digital Content en daarmee haar dienstverlening aan haar andere klanten in gevaar zou kunnen brengen.
onverkoopbarepanden enkel en alleen doordat de panden van de website van Digital Content zijn verwijderd. Dat de panden een negatieve status zouden krijgen in de ogen van potentiële kopers die met de vraag achterblijven waarom de panden van de website zijn afgehaald (zie punt 51 memorie van grieven) is daartoe onvoldoende. Het tweede deel van grief 6 is een herhaling van grief 2 ten aanzien van het volgens [appellant] ontbreken van een contractuele verplichting tot het verstrekken van de gevraagde stukken en deelt daarom het lot van grief 2.
grief 7komt [appellant] op tegen overweging 4.6. waarin de rechtbank het beroep van [appellant] op artikel 7:402 lid 1 BW heeft verworpen. Nu het hof hiervoor reeds heeft overwogen dat [appellant] op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst gehouden was de door Digital Content gevraagde stukken aan haar te doen toekomen (zie overweging 2.8.), gaat het betoog van [appellant] dat hij een nadere aanwijzing zou hebben gegeven waarbij de door Digital Content gevraagde stukken pas zouden worden verstrekt op het moment dat er een serieuze koper zich aandiende niet op. Bovendien geldt dat Digital Content op 17 augustus 2012 aan [appellant] heeft laten weten dat er een geïnteresseerde partij was die een kopie van de huurovereenkomsten wilde hebben, een kopie van de vergunningen en een overzicht/afschrift van de kosten, welke stukken [appellant] vervolgens niet aan Digital Content heeft verstrekt. Dat en waarom deze geïnteresseerde partij geen serieuze koper zou zijn geweest is niet gesteld of gebleken. De conclusie is dan ook dat
grief 7faalt.
grief 10komt [appellant] op tegen overweging 4.10. waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat [appellant] geen belang heeft bij zijn vordering tot vernietiging van de algemene voorwaarden. Deze overweging onderschrijft het hof. Ook in hoger beroep heeft [appellant] geen feiten of omstandigheden gesteld die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.
grief 12faalt.
grief 13faalt. Dat in artikel 4 van de overeenkomst letterlijk staat dat:
“De opdracht loopt voor onbepaalde tijd, doch kan te allen tijde, met in achtneming van een opzegtermijn van 3 maanden, door beide partijen worden ingetrokken of opgeschort”betekent niet dat voor opschorting een
“opzegtermijn”van drie maanden zou zijn overeengekomen (zie punt 65 memorie van grieven). Een
opzegtermijnziet op opzegging van een overeenkomst, niet op opschorting. Nu partijen in artikel 5 van de overeenkomst zijn overeengekomen dat bij opschorting de door Digital Content in reconventie gevorderde vergoeding verschuldigd is, heeft de rechtbank terecht deze vordering toegewezen.