Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Utrecht(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende, [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 1 februari 2018, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2014, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.070 had. De inspecteur van de Belastingdienst handhaafde de aanslag na bezwaar van belanghebbende. Belanghebbende stelt dat zijn activiteiten als ondernemer in 2014 een bron van inkomen vormen, en dat de Participatiewet op hem van toepassing is. Hij heeft in 2014 een WW-uitkering en een bijstandsuitkering ontvangen en heeft een onderneming, [A], ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, waar hij consultancy- en managementadviesdiensten aanbiedt.
Tijdens de zitting op 13 februari 2019 heeft belanghebbende de raadsheren gewraakt, wat leidde tot een schorsing van de behandeling. De wrakingskamer heeft het verzoek afgewezen. De nadere zitting vond plaats op 12 juni 2019. Het Hof oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn activiteiten een objectieve voordeelsverwachting hebben, gezien het aanzienlijke verlies dat hij van 2011 tot en met 2015 heeft geleden. Het Hof concludeert dat de inspecteur terecht de aanslag heeft gehandhaafd en dat belanghebbende niet kan aantonen dat zijn activiteiten als ondernemer een bron van inkomen vormen.
Het Hof verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de rechtbank en de uitspraak van de inspecteur, en stelt het belastbare inkomen uit werk en woning vast op € 22.603. De inspecteur moet het betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige belastingkamer en is openbaar uitgesproken op 5 november 2019.