4.4De vrouw is met vijf grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 14 december 2018. Grief I ziet op de partneralimentatie, grief II op (de wijziging van) de huwelijkse voorwaarden, grief III op de verdeling van de onroerende zaken, grief IV op de verdeling van de inboedel, grief V op de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.
Zij verzoekt het hof – bij wege van provisionele verzoeken en verkort weergegeven –:
- te bepalen dat de man aan de vrouw binnen veertien dagen na de datum van de beslissing van het hof de in het petitum van het beroepschrift onder 1 tot en met 7 genoemde financiële gegevens dient te verstrekken;
- te bepalen dat de man aan de vrouw binnen veertien dagen na de datum van de beslissing van het hof door hem opgestelde lijsten van de inboedel in het bedrijfspand aan de [e-straat] 65 te [B] , in de vakantiewoning aan de [c-straat] 64 B 4 [F] , in het appartement aan de [d-straat] 83-II te [D] en in het bedrijfspand aan de [b-straat] 3 en 3-A te [E] dient te verstrekken;
- te bepalen dat de man aan de vrouw met ingang van 1 januari 2019 op grond of in het
verlengde van de beschikking voorlopige voorzieningen van 17 november 2017 van € 3.373,- netto per maand dient te betalen, totdat in hoger beroep een (definitieve) beslissing is genomen over de partneralimentatie;
en – in hoger beroep – de bestreden beschikking te vernietigen op de punten 4.2 en 4.2.1 en (alsnog), uitvoerbaar bij voorraad:
- de verdeling van de tussen partijen bestaande eenvoudige gemeenschappen van onroerende
zaken te gelasten in die zin dat aan de man wordt toegedeeld de woning aan de [a-straat] 43 te [B] , het bedrijfspand aan de [e-straat] 64 te [B] , de
vakantiewoning aan de [c-straat] 64 B 4 [F] en het bedrijfspand aan de [b-straat] 3 en 3-A te [E] , onder de voorwaarden dat de vrouw zal worden
ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de aan deze onroerende zaken gekoppelde hypothecaire geldleningen en onder betaling aan de vrouw van een bedrag
gelijk aan de helft van de (over)waarde;
- de verdeling van de tussen partijen bestaande eenvoudige gemeenschap van roerende zaken te gelasten volgens een nader door de vrouw in te dienen (verdelings)voorstel;
- te bepalen dat de man als partneralimentatie de vrouw € 52.189,00 bruto per maand dient te betalen, althans een door het hof te bepalen bedrag;
- ( primair) te verklaren voor recht dat de gewijzigde huwelijkse voorwaarden van 28 november 2014 buitengerechtelijk zijn vernietigd en (subsidiair) te verklaren voor recht dat de bepaling in die huwelijkse voorwaarden, te weten:
‘ten aanzien van de afspraken in hun huidige huwelijkse voorwaarden, waaronder het jaarlijkse periodieke verrekenbeding, stellen partijen vast dat tot aan vandaag het in hun huidige huwelijkse voorwaarden opgenomen jaarlijkse, periodieke, verrekenbeding is uitgevoerd, zodat de echtgenoten niets meer van elkaar te vorderen hebben. Zij verlenen elkaar daarom hierbij kwijting’(buitengerechtelijk) is vernietigd;
- te bepalen dat de man de vrouw in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden een nader te stellen en te onderbouwen bedrag dient te voldoen;
- te bepalen dat de man de vrouw ter zake van afrekening op basis van de huwelijkse
voorwaarden van 18 mei 1999 op 28 november 2014 een nader te stellen en te onderbouwen
bedrag dient te voldoen.