ECLI:NL:GHARL:2019:9268

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 oktober 2019
Publicatiedatum
29 oktober 2019
Zaaknummer
200.262.955/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en schorsing van een arbitraal vonnis in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 oktober 2019 een tussenbeschikking gewezen in een incident dat volgde op een arbitraal vonnis. De eiser heeft gevorderd dat het hof het arbitraal vonnis vernietigt en de werking ervan opschort. De vordering tot vernietiging volgt de regels van de dagvaardingsprocedure, terwijl het incident tot schorsing de regels van de verzoekschriftprocedure volgt. Het hof heeft vastgesteld dat het incident te laat was onderkend, wat leidde tot een akte van niet dienen voor de antwoordconclusie in het incident. Het hof heeft deze akte teruggedraaid en de verwerende partij de gelegenheid gegeven om alsnog een verweerschrift in te dienen.

De procedure begon met een dagvaarding op 3 juli 2019, waarin de eiser het arbitraal vonnis van 14 mei 2019 aanvocht. De hoofdzaak betreft een geschil over fosfaatrechten die zijn toegekend aan de eiser, maar die civielrechtelijk aan Agrapol toebehoren. Het arbitraal vonnis heeft bepaald dat Agrapol rechthebbende is van een bepaald aantal fosfaatrechten en dat de eiser moet meewerken aan de overschrijving daarvan.

Het hof heeft in deze beschikking de regels van de dagvaardingsprocedure en de verzoekschriftprocedure verduidelijkt en benadrukt dat partijen recht hebben op een mondelinge behandeling van het incident, tenzij zij uitdrukkelijk instemmen met een schriftelijke behandeling. De verdere behandeling van het verzoekschrift zal via de dagvaardingsgriffie verlopen, en partijen zijn gevraagd zich uit te laten over hun voorkeur voor een mondelinge behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.262.955/01
beschikking van 29 oktober 2019 in het incident in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [A] ,
eiser in de hoofdzaak,
verzoeker in het incident,
hierna:
[eiser],
advocaat: mr. A. Kroondijk, kantoorhoudend te Wolvega,
tegen

1.v.o.f. Agrapol,

gevestigd te [B] ,
hierna:
Agrapol,
en haar vennoten

2.[gedaagde1] ,

wonende te [B] ,
3.
[gedaagde2],
wonende te [B] ,
4.
[gedaagde3],
wonende te [B] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
hierna gezamenlijk te noemen:
Agrapol c.s.,
advocaat: mr. J.M.M. Kroon, kantoorhoudend te Wageningen.

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding van 3 juli 2019 met conclusie tot vernietiging van het tussen partijen op 14 mei 2019 gewezen arbitraal vonnis.
1.2
De zaak is verwezen naar de rol van 6 augustus 2019 voor antwoordconclusie in het incident. Op die datum hebben Agrapol c.s. geen antwoordconclusie in het incident genomen. De rolraadsheer heeft vervolgens ambtshalve akte van niet dienen verleend, waarna de zaak is verwezen naar de rol van 20 augustus 2019 voor fourneren in het incident.
1.3
In het roljournaal is vermeld dat de antwoordconclusie in het incident op
8 augustus 2019 is ontvangen. De rolraadsheer heeft beslist dat, indien [eiser] daarmee instemt, de akte van niet dienen wordt teruggedraaid en deze antwoordconclusie als genomen beschouwd kan worden.
1.4
In een fax/brief van 13 augustus 2019 heeft mr. Kroondijk namens [eiser] laten weten niet in te stemmen met het terugdraaien van de akte van niet dienen.
1.5
De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 1 oktober 2019 voor het wijzen van arrest in het incident, waartoe partijen de stukken hebben ingediend.

2.Het geschil en de arbitrale procedure

2.1
Agrapol en [eiser] hebben op 19 juli 2011 een "Overeenkomst Opfok Jongvee" ondertekend. De overeenkomst komt erop neer dat [eiser] met ingang van 1 januari 2012 kalveren en jongvee die hij van Agrapol krijgt aangeleverd, verzorgt en opfokt met als doel om het jongvee vanaf tweejarige leeftijd te laten afkalven. In art. 13 is vastgelegd dat geschillen die voortvloeien uit deze overeenkomst worden beoordeeld en beslist door drie scheidsmannen.
2.2
Tussen partijen is een geschil gerezen over de fosfaatrechten die samenhangen met het jongvee van Agrapol, maar die bestuursrechtelijk zijn toegekend aan [eiser] . Op 13 december 2018 hebben Agrapol c.s. het geschil voorgelegd aan het college van scheidsmannen.
2.3
Bij arbitraal vonnis van 14 mei 2019 is beslist als volgt:
"(...)
a. Arbiters verklaren voor recht dat Agrapol civielrechtelijk rechthebbende is van 907,95 kg fosfaatrechten, die [eiser] op zijn naam geregistreerd heeft gekregen voor een deel van de pinken en kalveren die hij op 2 juli 2015 vanwege de opfok hield voor Agrapol.
b. Arbiters veroordelen [eiser] om mee te werken aan de overschrijving op naam van Agrapol van bruto 953 kg fosfaatrechten vóór afroming van een van overheidswege opgelegde korting van 10% en wel binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis op de door RVO aangegeven of aan te geven wijze, althans middels ondertekening van een daartoe bestemde kennisgeving van overgang binnen vijf dagen nadat deze kennisgeving via het digitale dossier van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland door Agrapol wordt aangeboden aan [eiser] .
c. Arbiters wijzen het meer of anders gevorderde af.
d. Arbiters compenseren de kosten van arbitrage en van de proceskosten aldus, dat partijen ieder de helft van de arbitragekosten dragen en voor het overige hun eigen kosten dragen.
e. De kosten van de arbitrage bedragen € 13.272,14."
2.4
Het arbitraal vonnis is op 5 juni 2019 aan [eiser] betekend.

3.De beoordeling in het incident

3.1
De hoofdzaak (de vordering tot vernietiging van het arbitraal vonnis) wordt gevoerd met toepassing van de regels van de dagvaardingsprocedure. Dit volgt uit art. 1064a Rv. De vordering tot vernietiging schorst de tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis niet (art. 1066 lid 1 Rv). Het incident tot schorsing wordt ingeleid met een verzoekschrift (art. 1066 lid 2 Rv) en de procedure die daarop volgt, wordt gevoerd met toepassing van de regels van de verzoekschriftprocedure (art. 1072a Rv).
3.2
Doordat het verzoek tot schorsing - in de dagvaarding aangeduid als vordering tot schorsing - is opgenomen in de dagvaarding, zijn zowel de hoofdzaak als het incident in behandeling genomen als dagvaardingsprocedure. Zoals uit het hiervoor weergegeven procesverloop blijkt, is daarbij uit het oog verloren dat het schorsingsverzoek moet worden behandeld met toepassing van de regels van de verzoekschriftprocedure.
3.3
Voor het indienen van een antwoordconclusie in het incident is aan Agrapol c.s. een termijn van twee weken gegeven. In het hier van toepassing zijnde Procesreglement verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken gerechtshoven (de versie die geldt met ingang van 1 januari 2019, hierna: het Procesreglement) is in art. 2.1.3.2 bepaald dat een verweerschrift bij voorkeur vijf werkdagen vóór de mondelinge behandeling wordt ingediend. Hieruit volgt dat ten onrechte akte van niet dienen is verleend omdat de antwoordconclusie in het incident te laat zou zijn genomen. Het hof zal die akte van niet dienen daarom terugdraaien. Agrapol c.s. krijgen dan ook alsnog gelegenheid voor het indienen van een verweerschrift. Hiertoe kunnen Agrapol c.s. desgewenst de antwoordconclusie die zij op 8 augustus 2019 wilden indienen, opnieuw inzenden.
3.4
In beginsel hebben partijen recht op een mondelinge behandeling van het incident (art. 279 Rv). Het hof kan zich echter voorstellen dat partijen een schriftelijke toelichting van het incident toereikend achten, dan wel dat er andere (proces)economische motieven zijn om af te zien van een mondelinge behandeling in het incident. Een mondelinge behandeling kan achterwege blijven indien partijen hiermee uitdrukkelijk instemmen (art. 2.1.4.8 Procesreglement). Zij dienen zich hierover uit te laten.
3.5
Teneinde nodeloze vertraging te voorkomen, zal het hof de verdere behandeling van dit verzoekschrift via de dagvaardingsgriffie laten verlopen. De zaak zal daarom naar een "roldatum" worden verwezen voor uitlating partijen én opgave verhinderdata. Want indien niet beide partijen hiervan afzien, zal op korte termijn een mondelinge behandeling van het incident plaatsvinden.
3.6
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
Het hof:
in het incident
bepaalt dat de akte van niet dienen voor antwoordconclusie in het incident wordt teruggedraaid;
bepaalt dat Agrapol c.s. een verweerschrift in het incident kunnen indienen;
bepaalt dat beide partijen zich op de rol van
12 november 2019uitlaten over de vraag of zij afzien van een mondelinge behandeling van het incident, en ingeval zij daar niet beiden van afzien, dat partijen hun
verhinderdagen over de maanden december 2019, januari 2020 en februari 2020doorgeven;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Kuiper, mr. M.W. Zandbergen en mr. J. Smit, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 29 oktober 2019.