Uitspraak
[A ],
1.[B ] ,
[B ],
2. [C] ,
[C],
3. [D] ,
[D],
4. [E] ,
5. [F] ,
[B ],
1.[C] ,
[C],
2. [A ] ,
[A ],
3. [D] ,
[D],
4. [E] ,
5 [F] ,
1.Voeging
2.Het geding in eerste aanleg
3.Het geding in hoger beroep
4.De vaststaande feiten
5.Het verzoek (en tegenverzoek) en de beslissing in eerste aanleg
6.De beoordeling
Eigenaren akkoord met ontwerp rood-voor-rood overeenkomst". Nu [C] zich hierop beroept (pleitnotities eerste aanleg onder 7), de bewindvoerders verklaren dat aldus is besloten, [B ] op dit punt geen grief heeft ontwikkeld en [A ] in haar beroepschrift het besluit als zodanig niet ontkent, gaat het hof ervan uit dat dit besluit aldus is genomen. De stelling van [A ] dat dit besluit “voorwaardelijk” was, namelijk alleen voor het geval tot oprichting van een Natuurschoonwet B.V. zou worden gekomen, mist iedere onderbouwing. Niet alleen wordt een dergelijk voorbehoud niet vermeld in de besluitenlijst (en door geen van de andere belanghebbenden gesteld) maar ook ontbreekt daarvoor een logische verklaring, zoals de bewindvoerders ter zitting terecht hebben opgemerkt.