Uitspraak
verzoekster,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 oktober 2019 uitspraak gedaan in een schorsingsverzoek met betrekking tot de verkoop van de echtelijke woning. De vrouw, verzoekster, heeft verzocht om schorsing van de beschikking van de rechtbank Overijssel, die op 12 april 2019 had bepaald dat de woning verkocht moest worden. De vrouw stelt dat zij de woning wil overnemen en dat een verhuizing voor hun dochter, die ernstige psychische problemen heeft, onwenselijk zou zijn. De man, verweerder, verzet zich tegen het verzoek en stelt dat hij zonder verkoop van de woning geen hypotheek kan krijgen.
Het hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen. De vrouw heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij belang heeft bij de schorsing, terwijl de man zijn stelling dat hij geen andere woonruimte kan krijgen niet heeft onderbouwd. Het hof oordeelt dat het belang van de vrouw bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van de man bij de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de beschikking. Daarom heeft het hof het verzoek tot schorsing toegewezen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.