ECLI:NL:GHARL:2019:898
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Mr. Van Schuijlenburg
- Mr. Pranger
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter over verkeerssanctie en hoorplicht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, die op 1 september 2016 een verkeerssanctie had opgelegd aan de betrokkene. De gemachtigde van de betrokkene stelt dat de verkeersveiligheid niet de enige grondslag is voor het opleggen van sancties en dat de overheid het boetestelsel gebruikt om de begroting sluitend te krijgen. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in zijn uitspraak van 31 januari 2019 geoordeeld dat de ernst van het feit een belangrijke factor is bij het bepalen van de hoogte van het sanctiebedrag, maar dat andere factoren ook een rol kunnen spelen. De beroepsgrond van de gemachtigde werd verworpen, omdat het hof vaststelde dat de officier van justitie het administratief beroep ten onrechte als kennelijk ongegrond had aangemerkt. Het hof oordeelde dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat de officier van justitie niet gehouden was om de betrokkene of diens gemachtigde te horen, hoewel dit niet op de juiste gronden was gebeurd. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter, met verbetering van gronden, en wees het verzoek tot vergoeding van kosten af. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een belangenafweging en de rol van de ernst van de overtreding bij het opleggen van sancties.