ECLI:NL:GHARL:2019:873

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 januari 2019
Publicatiedatum
30 januari 2019
Zaaknummer
WAHV 200.210.682
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Wijma
  • mr. Pranger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van sanctiebeschikking wegens afdoening via twee trajecten voor verkeersovertredingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg. De zaak betreft een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene, die als kentekenhouder een boete van € 90,- kreeg voor het niet geven van een richtingaanwijzer bij het inhalen op 21 april 2016 op de A67 te Maasbree. Daarnaast was er een strafbeschikking opgelegd voor een andere overtreding met hetzelfde voertuig en op hetzelfde tijdstip. Het hof constateert dat beide sancties voortvloeien uit één gebeurtenis en dat de afdoening via twee trajecten niet had mogen plaatsvinden. Hierdoor vernietigt het hof de sanctiebeschikking en verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond. De kantonrechter had eerder de beslissing van de officier van justitie vernietigd, maar het hof oordeelt dat de inleidende beschikking niet in stand kan blijven. De advocaat-generaal wordt veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, tot een bedrag van € 768,-.

Uitspraak

WAHV 200.210.682
30 januari 2019
CJIB 197450645
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Limburg
van 16 februari 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen door de kantonrechter.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De gemachtigde van de betrokkene heeft bij brief van 25 januari 2018 een aanvullende grond ingediend.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “bij inhalen geen teken met de richtingaanwijzer geven”, welke gedraging zou zijn verricht op 21 april 2016 om 06:26 uur op de A67 te Maasbree met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
2. De gemachtigde van de betrokkene stelt - onder meer - dat sprake is van één gebeurtenis. Er zijn twee sancties opgelegd via twee trajecten, namelijk: de onderhavige Mulderbeschikking en een strafbeschikking. De verbalisant heeft zijn keuze voor de afdoening via twee trajecten niet toegelicht op de aankondiging van beschikking, zoals volgens de Aanwijzing feitgecodeerde misdrijven, overtredingen en gedragingen als bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften had gemoeten. De inleidende beschikking dient naar de mening van de gemachtigde te worden vernietigd.
3. De gemachtigde van de betrokkene heeft ter onderbouwing van zijn stelling de op 29 april 2016 opgelegde strafbeschikking aangaande het ''behoudens in noodgevallen als weggebruiker op een autosnelweg over de vluchtstrook of vluchthaven rijden'' begaan op 21 april 2016 om 06:26 uur op de A67 te Maasbree overgelegd.
4. Ten tijde van de onderhavige gedraging was de Aanwijzing feitgecodeerde misdrijven, overtredingen en gedragingen als bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (2012A011) van kracht (hierna: de Aanwijzing). Die Aanwijzing hield in, voor zover hier van belang:
"Als een gebeurtenis uit meerdere overtredingen bestaat, wordt aan betrokkene/verdachte en administratieve sanctie opgelegd, óf wordt tegen hem een strafbeschikking uitgevaardigd of proces-verbaal opgemaakt óf wordt hem een transactie aangeboden. Afdoening langs één traject is daarbij het uitgangspunt. Als zowel de strafrechtelijke als de administratiefrechtelijke weg wordt bewandeld,
moet in het proces-verbaal melding worden gemaakt van de opgelegde administratieve sanctie(s) en op de aankondiging van beschikking van het/de opgemaakte proces(sen)-verbaal.Van deze mogelijkheid mag slechts in zeer uitzonderlijke gevallen gebruik worden gemaakt.
5. Bij de beoordeling of de onderhavige beschikking had mogen worden opgelegd, dient het hof eerst te beoordelen of in dit geval sprake is van één gebeurtenis in de zin van voornoemde Aanwijzing.
6. Uit de door de gemachtigde overgelegde stukken blijkt dat de betrokkene ook een strafbeschikking van het openbaar ministerie heeft ontvangen voor - kortgezegd - het op autosnelwegen buiten noodzaak gebruik maken van vluchtstrook of vluchthaven. Deze overtreding is begaan met het voertuig met het onder 1. vermelde kenteken op hetzelfde tijdstip en dezelfde plaats als de onderhavige beschikking.
7. Het hof stelt vast dat het dossier geen aanvullend proces-verbaal van de verbalisant bevat.
8. Gelet op het ontbreken van een aanvullend proces-verbaal van de verbalisant omtrent de gang van zaken, ziet het hof geen aanleiding te twijfelen aan de lezing van de betrokkene, die inhoudt dat hij voor deze beide gedragingen respectievelijk een strafbeschikking en een Mulderbeschikking heeft ontvangen. Het hof acht het in deze fase van de procedure, mede gelet op het tijdsverloop na de pleegdatum, niet aangewezen om de advocaat-generaal alsnog te verzoeken om een aanvullend proces-verbaal van de verbalisant in het geding te brengen.
9. Onder verwijzing naar de overwegingen 8. tot en met 15. van het arrest van dit hof van 20 januari 2012 (gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHLEE:2012:BV7306), leidt het hof af dat uit de geschiedenis van de Aanwijzing en de voorbeelden die in de toelichtingen daarop worden gebezigd, niet alleen gelijktijdig begane gedragingen en/of overtredingen één gebeurtenis vormen, maar dat ook gedragingen en/of overtredingen die bij gelegenheid van een staandehouding worden vastgesteld deel uitmaken van de ene gebeurtenis. Tevens kan ook sprake zijn van enig tijdsverloop tussen het constateren van gedragingen en/of overtredingen. Onder "één gebeurtenis" als bedoeld in de Aanwijzing dient in ieder geval te worden verstaan een controle bij gelegenheid waarvan één of meerdere gedragingen of verkeersovertredingen zijn vastgesteld. Daarvan is in deze situatie sprake, zodat sprake is van één gebeurtenis als bedoeld in de Aanwijzing.
10. Vervolgens dient het hof te beoordelen of in dit geval de gedragingen die vallen onder een gebeurtenis via twee trajecten hadden mogen worden afgedaan.
11. Nu in het onderhavige geval geen enkele informatie is ontvangen met betrekking tot de afdoening via twee trajecten, kan niet worden vastgesteld dat in deze situatie sprake is van een uitzonderlijk geval dat afdoening langs twee trajecten rechtvaardigt. Wat daar verder ook van zij, op grond van de Aanwijzing had afdoening langs twee trajecten slechts mogen plaatsvinden als daarvan melding was gedaan in het proces-verbaal dat heeft geleid tot de strafbeschikking en de aankondiging van beschikking (vgl. ook overweging 4.). In dit geval is dat (kennelijk) niet gebeurd. Bij de oplegging van de strafbeschikking is daardoor geen rekening gehouden met de afdoening via de administratiefrechtelijke weg. De inleidende beschikking kan daarom niet in stand blijven.
12. Het hof vernietigt - gelet op het voorgaande - de beslissing van de kantonrechter en doet wat de kantonrechter had behoren te doen, te weten met gegrondverklaring van het beroep daartegen de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking vernietigen. Het bedrag van de zekerheidstelling zal aan de betrokkene worden gerestitueerd.
13. Hetgeen de gemachtigde van de betrokkene verder naar voren heeft gebracht in het hoger beroep, behoeft geen bespreking meer.
13. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter en het hoger beroepschrift dienen in totaal drie punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 512,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 768,-.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 197450645 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat het door de betrokkene tot zekerheid gestelde bedrag door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 768,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Pranger als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.