ECLI:NL:GHARL:2019:8681

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 oktober 2019
Publicatiedatum
21 oktober 2019
Zaaknummer
200.254.952/01 en 200.254.972/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag ouders ter waarborging van stabiliteit en continuïteit in de opvoedingssituatie van het kind

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de ouders over hun minderjarige kind. De moeder en de vader, die beiden in hoger beroep zijn gekomen, hebben hun grieven gericht tegen de eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel, waarin het gezag over het kind was beëindigd en de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland tot voogd was benoemd. De moeder heeft in hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen, terwijl de raad voor de kinderbescherming verweer heeft gevoerd en bekrachtiging van de beschikking heeft verzocht.

De feiten van de zaak zijn als volgt: het kind is in 2016 geboren uit de relatie tussen de moeder en de vader. Vanwege een zorgelijke opvoedomgeving is het kind sinds januari 2017 onder toezicht gesteld en geplaatst bij pleegouders. De rechtbank heeft in haar beschikking van 21 november 2018 het gezag van de ouders beëindigd, wat door het hof is bekrachtigd. Het hof heeft overwogen dat de belangen van het kind voorop staan en dat de ouders niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind te dragen.

Het hof heeft vastgesteld dat het kind inmiddels bijna drie jaar bij de pleegouders verblijft en zich goed ontwikkelt. De ouders hebben weliswaar een goede verstandhouding met de pleegouders, maar het hof oordeelt dat de beëindiging van het gezag noodzakelijk is om de stabiliteit en continuïteit in de opvoedingssituatie van het kind te waarborgen. De ouders blijven echter altijd de ouders van het kind en behouden het recht op informatie en contact, voor zover het belang van het kind zich daartegen niet verzet.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.254.952/01 en 200.254.972/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel C/08/220910 / FA RK 18-1830)
beschikking van 15 oktober 2019
in de zaak met
zaaknummer 200.254.952/01van
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R. Haze te Rotterdam,
en
de raad voor de kinderbescherming,
regio Overijssel, locatie Zwolle,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[de vader] ,

wonende te [A] ,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl te Rotterdam,
2.de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verder te noemen: de voogd,
3. [de pleegouders],
wonende te [B] ,
verder te noemen: de pleegouders,
en in de zaak met
zaaknummer 200.254.972/01van
[de vader],
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl te Rotterdam,
en
de raad voor de kinderbescherming,
regio Overijssel, locatie Zwolle,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[verzoekster] ,

wonende te [A] ,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R. Haze te Rotterdam,
2.de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verder te noemen: de voogd,
3. [de pleegouders],
wonende te [B] ,
verder te noemen: de pleegouders.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2018 en schriftelijk vastgesteld op 20 februari 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

In de zaak met zaaknummer 200.254.952/01
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 21 februari 2019;
- het verweerschrift van de raad;
- een journaalbericht van mr. Haze van 8 maart 2019 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Haze van 25 maart 2019 met productie(s);
- een brief van de voogd van 30 april 2019;
- een brief van Stichting Jeugdbescherming Overijssel (als informant) van 23 mei 2019.
In de zaak met zaaknummer 200.254.972/01
2.2
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 21 februari 2019;
- het verweerschrift van de raad;
- een journaalbericht van mr. De Gruijl van 22 maart 2019 met productie(s);
- een brief van de voogd van 30 april 2019;
- een brief van Stichting Jeugdbescherming Overijssel (als informant) van 23 mei 2019.
In beide zaken
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 16 september 2019 plaatsgevonden. De zaken zijn tegelijkertijd behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder, vergezeld van haar begeleidster mevrouw [C] (werkzaam bij [D] ) en bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- namens de raad mevrouw mr. [E] ;
- namens de voogd de heer [F] ;
- [de pleegvader] .

3.De feiten

3.1
Uit de - inmiddels verbroken - relatie van de moeder en de vader is [in] 2016 geboren [de minderjarige] (verder te noemen: [de minderjarige] ).
3.2
Bij beschikking van 31 januari 2017 is [de minderjarige] (voorlopig) onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Overijssel. Daarnaast is een (spoed)machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] . Nadien zijn de maatregelen steeds verlengd tot laatstelijk, bij beschikking van 21 november 2018, 24 mei 2019.
3.3
[de minderjarige] verblijft sinds 31 januari 2017 bij de pleegouders (een perspectiefbiedend pleeggezin).

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank, op verzoek van de raad, het gezag van de moeder en de vader over [de minderjarige] beëindigd en de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland tot voogd benoemd. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.
In de zaak met zaaknummer 200.254.952/01
4.2
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven zien op de beëindiging van het gezag van de moeder over [de minderjarige] . De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking (zo begrijpt het hof:) in zoverre te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van (zo leest het hof:) de raad tot beëindiging van het gezag van de moeder over [de minderjarige] af te wijzen.
4.3
De raad voert verweer en verzoekt het hof de bestreden beschikking (zo begrijpt het hof:), voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, te bekrachtigen, kosten rechtens.
4.4
De vader, de voogd en de pleegvader hebben ter zitting hun standpunt kenbaar gemaakt.
In de zaak met zaaknummer 200.254.972/01
4.5
De vader is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grief ziet op de beëindiging van het gezag van de vader over [de minderjarige] . De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking (zo begrijpt het hof:) in zoverre te vernietigen en opnieuw rechtdoende het inleidend verzoek van de raad tot beëindiging van het gezag van de vader over [de minderjarige] af te wijzen.
4.6
De raad voert verweer en verzoekt het hof de bestreden beschikking (zo begrijpt het hof:), voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, te bekrachtigen, kosten rechtens.
4.7
De moeder, de voogd en de pleegvader hebben ter zitting hun standpunt kenbaar gemaakt.

5.De motivering van de beslissing

Wijziging standpunt moeder
5.1
Ter zitting heeft de moeder haar standpunt gewijzigd in die zin dat zij van mening is dat de aanvaardbare termijn inmiddels is verstreken, maar dat er geen reden is voor beëindiging van haar gezag omdat zij in vrijwillig kader haar medewerking zal verlenen. Het hof stelt vast dat de grieven zoals geformuleerd in het beroepschrift derhalve geen bespreking meer behoeven. Het hof zal hierna inhoudelijk ingaan op het gewijzigde standpunt van de moeder.
In beide zaken
5.2
Op grond van artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
5.3
Gelet op het bepaalde in de artikelen 3 en 20 van het Verdrag inzake de rechten van het kind overweegt het hof dat bij het nemen van een beslissing tot beëindiging van het gezag van de ouders de belangen van het kind voorop staan. Het kind dat niet verblijft in het eigen gezin heeft recht op zekerheid, continuïteit en ongestoorde hechting in de alternatieve leefsituatie en duidelijkheid over zijn opvoedingsperspectief.
5.4
Het blijk geven van duurzame bereidheid van de ouder(s) om het kind in het pleeggezin waar het verblijft te laten opgroeien dient in de beoordeling te worden betrokken, maar staat - gelet op het belang van het kind bij stabiliteit en continuïteit in zijn opvoedingssituatie - niet (zonder meer) in de weg aan beëindiging van het gezag.
5.5
[de minderjarige] is op zeer jonge leeftijd, één maand na haar geboorte, uit huis geplaatst, omdat er sprake was van een zeer zorgelijke opvoedomgeving, waardoor zij ernstig werd bedreigd in haar veiligheid en ontwikkeling. Bij beide ouders was sprake van veelomvattende en complexe persoonlijke problematiek. Deze problematiek maakte dat zij niet zelf voor [de minderjarige] konden zorgen. De afgelopen jaren is hulpverlening ingezet, maar dit heeft tot onvoldoende verbetering in de situatie geleid.
5.6
[de minderjarige] verblijft inmiddels al bijna drie jaar bij de pleegouders. [de minderjarige] ontwikkelt zich goed bij de pleegouders, is aan hun gehecht en is ingegroeid in het gezin.
Bij beschikking van 6 september 2018 heeft dit hof, in het kader van een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] , overwogen dat het hof het inmiddels door de raad ingediende verzoek tot beëindiging van het gezag van de ouders over [de minderjarige] , begrijpelijk en zelfs aangewezen acht. Het hof was reeds toen met de raad van oordeel dat de aanvaardbare termijn voor [de minderjarige] is verstreken.
Het hof ziet in het door de vader aangevoerde geen aanleiding om thans anders te oordelen over de aanvaardbare termijn. Het is positief dat, zo stelt de vader, het persoonlijk functioneren van de vader stabiel zou zijn, maar het belang van [de minderjarige] staat voorop. Dit belang is hier het recht van [de minderjarige] op stabiliteit, veiligheid, continuïteit, ongestoorde hechting en duidelijkheid over waar zij kan en mag zijn en blijven. Met dit belang voorop ligt het perspectief van [de minderjarige] niet bij de vader of de moeder maar bij de pleegouders. [de minderjarige] heeft nu bijna drie jaar een veilige en stabiele plek bij de pleegouders. Doorbreken van deze situatie is gelet op het bovenstaande schadelijk voor de ontwikkeling van [de minderjarige] . Dat volgens de vader de omgangsmomenten en de samenwerking met de pleegouders goed verlopen en er sprake is van hechting tussen hem en [de minderjarige] , maakt het oordeel van het hof dat de in artikel 1:266 BW genoemde aanvaardbare termijn voor [de minderjarige] ruimschoots is verstreken, niet anders.
5.7
De moeder heeft aangevoerd dat zij bereid is [de minderjarige] bij de pleegouders te laten opgroeien. Het hof is echter van oordeel dat handhaving van het gezag en voortzetting van de uithuisplaatsing in een vrijwillig kader niet in het belang van [de minderjarige] is. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat uit de stukken is gebleken dat de moeder eerder heeft verklaard dat zij ermee instemt dat [de minderjarige] bij de pleegouders opgroeit. De moeder is vervolgens daar weer op teruggekomen. Het is naar het oordeel van het hof dan ook onzeker of de moeder dat niet opnieuw zal doen. Daarbij komt dat de vader, zo blijkt uit het hiervoor overwogene, de hoop heeft dat [de minderjarige] op termijn weer bij hem teruggeplaatst kan worden. Hij stemt er derhalve niet mee in dat [de minderjarige] bij de pleegouders opgroeit. Hierdoor zou er (opnieuw) strijd tussen de ouders kunnen ontstaan wanneer de moeder het gezag over [de minderjarige] zou behouden.
Daarbij komt, zoals hiervoor onder rechtsoverweging 5.4 weergegeven, dat het blijk geven van duurzame bereidheid van de ouder(s) om het kind in het pleeggezin waar het verblijft te laten opgroeien, gelet op het belang van het kind bij stabiliteit en continuïteit in zijn opvoedingssituatie niet (zonder meer) in de weg staat aan beëindiging van het gezag. De maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing dienen in beginsel van tijdelijke aard te zijn en die tijdelijkheid past niet bij de huidige situatie, waarin duidelijk is dat [de minderjarige] 's belang gelegen is in een bestendiging van het verblijf bij de pleegouders. Het is in het belang van [de minderjarige] dat er nu duidelijkheid komt over haar toekomstperspectief. Een beëindiging van het gezag van de ouders over [de minderjarige] draagt hieraan bij.
5.8
Op grond van het vorenstaande is het naar het oordeel van het hof in het belang van [de minderjarige] de stabiliteit en continuïteit in haar opvoedingssituatie te waarborgen door het gezag van de moeder en de vader te beëindigen.
5.9
Het hof wenst ten overvloede nog op te merken dat het feit dat het gezag van de ouders over [de minderjarige] is beëindigd, niet met zich brengt dat zij voor [de minderjarige] minder belangrijk zijn of dat zij geen rol meer in het leven van hun kind spelen. Immers, de ouders zullen ondanks de beëindiging van het gezag altijd de ouders van [de minderjarige] blijven. Bovendien houden zij het recht op informatie over de ontwikkeling van [de minderjarige] en op contact met [de minderjarige] voor zover het belang van [de minderjarige] zich hiertegen niet verzet.
Het hof acht het verder positief van de ouders dat zij een goede verstandhouding met de pleegouders hebben. Het hof wijst de ouders erop dat het in het belang van [de minderjarige] is dat deze verstandhouding - ondanks de beëindiging van het gezag - goed blijft. Het hof gaat er dan ook van uit dat zowel de ouders als de pleegouders zich hiervoor blijven inzetten.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

7.De beslissing in beide zaken

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 21 november 2018, gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2018 en schriftelijk vastgesteld op 20 februari 2019.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.W. Beversluis, I.A. Vermeulen en I.F. Clement, bijgestaan door mr. H.B. Fortuyn als griffier, en is op 15 oktober 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.