4.3.Over het begrip aanhorigheden is in de Nota naar aanleiding van het verslag, TK, 30 572, nr. 8, pagina’s 50-51, 106 en 104-105, het volgende opgenomen:
“De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe de bodemwaarde wordt bepaald op basis van de WOZ-waarde bij industriële complexen. Als voorbeeld noemen deze leden een complex dat bestaat uit (1) een stuk braakliggende grond, (2) een installatie in de open lucht, (3) een kantoorgebouw en (4) een productiehal met een productielijn welke nagelvast aan de vloer is verbonden. De WOZ-beschikking afgegeven voor dit complex stelt de waarde vast van de braakliggende grond, de installatie in de open lucht en de productiehal (met inachtneming van de werktuigenuitzondering).
Eerst dient bepaald te worden of er sprake is van één of meer gebouwen (in de zin van de Wet IB 2001) op dit complex. In dit voorbeeld is sprake van twee gebouwen, namelijk een kantoorgebouw en een productiehal. Vervolgens moet worden bezien welk gedeelte van de WOZ-waarde tot de gebouwen moet worden gerekend. Ervan uitgaande dat de braakliggende grond tot de aanhorigheid van een gebouw behoort, wordt deze op basis van artikel 3.30a Wet IB 2001 geacht deel uit te maken van het gebouw. Met betrekking tot de productielijn doet zich de vraag voor of hiervoor de werktuigenuitzondering geldt.
Een werktuig dat alleen dienstbaar is aan een gebouw in die zin dat het werktuig het gebouw beter geschikt maakt voor gebruik, bijvoorbeeld liften, roltrappen, verwarmingsinstallaties of ventilatiesystemen, valt niet onder de werktuigenvrijstelling. Om voor die vrijstelling in aanmerking te komen, moet er met betrekking tot de werktuigen in hoofdzaak sprake zijn van dienstbaarheid aan het (productie)proces dat in het gebouw plaatsvindt. Het past bij de bedoeling van de voorgestelde aanpassing van de afschrijving op gebouwen om deze niet toe te passen op laatstgenoemde categorie werktuigen. Om dit buiten twijfel te stellen, zal in de binnenkort in te dienen nota van wijziging worden opgenomen dat voor de bodemwaarde wordt uitgegaan van de WOZ-waarde zoals deze luidt met inachtneming van de werktuigenvrijstelling, het desbetreffende onderdeel wordt daarmee dus niet tot het gebouw gerekend.
In het door deze leden genoemde voorbeeld wordt de bodemwaarde derhalve gesteld op (50% van) de WOZ-waarde met uitzondering van de WOZ-waarde die kan worden toegerekend aan de installatie in de open lucht. Op deze wijze kunnen de administratieve lasten beperkt worden gehouden.
(…) voor de waardebepaling is aangesloten bij het bestaande WOZ-systeem. Bij een deel van de industriële complexen zal het punt van allocatie aan de diverse gebouwen tot een discussie kunnen leiden.
(…)
Het begrip «aanhorigheden» komt op diverse andere plaatsen voor in de fiscale wetgeving. In de Wet IB 2001 wordt de term gebruikt in de artikelen 3.16, 3.93 en 3 111; in de Wet Vpb in artikel 10, vijfde lid. Kenmerk van aanhorigheden is dat deze bij het gebouw behoren en daaraan dienstbaar zijn. Niet noodzakelijk is dat sprake is van een fysieke verbondenheid. Uit de uitvoerige jurisprudentie over aanhorigheden blijkt dat diverse omstandigheden van belang kunnen zijn. Zo kan bij garages onder meer een rol spelen of de garage bouwkundig bij de woning behoort, en wat de afstand is tussen garage en woning (onder meer Hof ’s-Hertogenbosch 29 september 1978, nr. 141/1977, V-N 1979, blz. 1437). Of een technische installatie een aanhorigheid van een gebouw vormt, hangt af van de omstandigheden, bijvoorbeeld van de functie van die installatie en de bouwkundige situatie.
De afschrijving op bedrijfsmiddelen wordt in beginsel bepaald volgens de systematiek van artikel 3.30 van de Wet inkomstenbelasting 2001, met dien verstande dat op grond van artikel 3.30a, tweede lid, de afschrijving op het gebouw als geheel dient plaats te vinden. Artikel 3.30a, tweede lid, is algemeen geformuleerd en bepaalt dat «voor de afschrijving» de onderdelen van een gebouw, de daarbij behorende ondergrond en aanhorigheden als één bedrijfsmiddel worden beschouwd. Het tweede lid voorkomt eventuele discussies hierover.”.