Uitspraak
[appellant],
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde2],
[geïntimeerden] c.s.,
1.De procedure in eerste aanleg
2.De procedure in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
Naar aanleiding van ons gesprek met betrekking tol het oprichten van de gemeenschappelijke erfafscheiding bericht ik u als volgt. Wij spraken af dat we wachten met het oprichten van de gemeenschappelijke erfafscheiding op de erfgrens, zoals deze is weergegeven op de kadastertekening 2015, tot de bouwwerkzaamheden zijn afgerond. We zullen dan samen bepalen hoe de erfafscheiding eruit komt te zien. De kosten van de erfafscheiding zullen door partijen worden gedeeld."
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De grieven en de beoordeling van de grieven
grief 3betoogt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de strook grond optisch deel lijkt uit te maken van de tuin van (de rechtsvoorgangers van) [geïntimeerden] c.s. Volgens [appellant] werd het muurtje door een strook groen aan het oog onttrokken, waardoor de strook grond optisch geen deel uitmaakte van het perceel van [geïntimeerden] c.s. De overgelegde foto's dateren allen van na 2014, zodat aan de hand van deze foto's niet kan worden afgeleid hoe de situatie was voor 2014. De huidige staat en omvang van het perceel van [geïntimeerden] c.s. verschilt met die voor 2014, omdat [geïntimeerden] c.s. het groen heeft teruggesnoeid tot aan het muurtje. In de
grieven 4 en 5voert [appellant] aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat dat [geïntimeerden] c.s., althans zijn rechtsvoorganger, de grond tot aan het muurtje vanaf ongeveer 1974, maar in ieder geval vanaf 1994, in zijn bezit heeft gehad. Volgens [appellant] is er geen sprake geweest van het houden van een goed voor zichzelf, gelet op de begroeiing tussen beide percelen van ruim twee meter breed. Ook heeft de kantonrechter ten onrechte geen acht geslagen op de kadastrale meting in oktober 1997. [C] heeft de door het Kadaster aangegeven kadastrale grens erkend, althans daarin berust. Met de wetenschap dat de strook grond in eigendom aan [appellant] toebehoort, kan [C] vanaf dat moment de strook grond niet meer houden voor zichzelf.
grief 2. Met die grief komt [appellant] op tegen de door de kantonrechter vastgestelde feiten. Volgens [appellant] heeft de kantonrechter ten onrechte als feit vastgesteld dat een ijzeren hek tegen het muurtje was geplaatst en dat het muurtje over de gehele lengte van het perceel is gebouwd. Het hof heeft deze gestelde onjuiste vaststellingen evenmin in zijn beoordeling betrokken, zodat ook deze grief bij gebrek aan belang niet slaagt.
6.De beslissing
29 oktober 2019in het geding dient te brengen,
29 oktober 2019, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;