ECLI:NL:GHARL:2019:8448

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 oktober 2019
Publicatiedatum
15 oktober 2019
Zaaknummer
200.257.080
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot zekerheidstelling door buitenlandse partij met niet-ontvankelijkverklaring

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 15 oktober 2019 uitspraak gedaan in een incident tot zekerheidstelling door een buitenlandse partij, hier aangeduid als [appellante]. De zaak betreft een hoger beroep waarin [appellante] niet heeft voldaan aan de door het hof opgelegde verplichting om zekerheid te stellen voor de proceskosten. Het hof had eerder, bij arrest van 9 juli 2019, bevolen dat [appellante] binnen vier weken na de datum van dat arrest een bankgarantie diende te stellen ten gunste van de geïntimeerden, waaronder de stichting Maastricht School of Management (MSM), Wageningen Universiteit (WUR) en Stichting Nuffic. De gevraagde bedragen waren respectievelijk € 4.202,00 en € 3.785,00.

Bij akten uitlating zekerheidstelling op 6 augustus 2019 heeft MSM c.s. medegedeeld dat [appellante] de gevraagde zekerheid niet heeft gesteld. In haar akte uitlaten van 3 september 2019 heeft [appellante] erkend dat zij niet in staat was om de benodigde financiële middelen te verkrijgen en heeft zij geen verzoek tot verlenging van de termijn ingediend. Het hof heeft vastgesteld dat, gezien het niet voldoen aan de zekerheidstelling, [appellante] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in het hoger beroep.

De slotsom van het hof is dat [appellante] niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar hoger beroep en dat zij wordt veroordeeld in de kosten van het incident en het hoger beroep. De kosten zijn vastgesteld op specifieke bedragen voor elk van de geïntimeerden, met een termijn van veertien dagen voor voldoening, vermeerderd met wettelijke rente indien niet tijdig voldaan wordt. Het arrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.257.080
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, 329475)
arrest in het incident van 15 oktober 2019
in de zaak van
[appellante],
wonende te [A] Ghana,
appellante in het hoger beroep,
verweerster in het incident,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. J.M. Stevers,
tegen:

1.de stichting Stichting Maastricht School of Management,

gevestigd te Maastricht,
hierna: MSM,
advocaat: mr. L.S. Kerkman,
2.
[geïntimeerde2],
wonende te [B] ,
hierna: [geïntimeerde2] ,
advocaat: M.A. Schuring,
3. de publiekrechtelijke rechtspersoon
Wageningen Universiteit/Wageningen University,
gevestigd te Wageningen,
hierna: WUR,
advocaat: mr. J. Becker,
4. de stichting
Stichting Nuffic,
gevestigd te Den Haag,
hierna: Nuffic,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
geïntimeerden in hoger beroep,
eisers in het incident.
Geïntimeerden worden hierna gezamenlijk genoemd: MSM c.s.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het arrest in het incident van 9 juli 2019 hier over.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- de vier akten uitlating zekerheidstelling van MSM c.s.;
- de akte uitlaten van [appellante] .
1.3
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof (aanvullend) overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De ontvankelijkheid van het hoger beroep

3.1
Bij arrest in het incident van 9 juli 2019 heeft het hof bevolen dat [appellante] binnen vier weken na de datum van het arrest zekerheid diende te stellen ten gunste van MSM, WUR en Nuffic voor een bedrag (voor ieder van hen) van € 4.202,00 en ten gunste van [geïntimeerde2] voor een bedrag van € 3.785,00. De zekerheid diende te worden gesteld in de vorm van een bankgarantie conform het model van de Nederlandse Vereniging van Banken.
3.2
Bij akten uitlating zekerheidstelling van 6 augustus 2019 heeft MSM c.s. aan het hof medegedeeld dat [appellante] de door het hof bepaalde zekerheid niet heeft gesteld.
3.3
In haar akte uitlaten van 3 september 2019 heeft [appellante] erkend dat zij de gevraagde zekerheid niet heeft gesteld. Zij heeft medegedeeld dat zij niet over de benodigde financiële middelen beschikt om de gevraagde garanties te geven en dat zij ook niet in staat is geweest om sponsors te vinden die haar daartoe in staat stellen. [appellante] heeft geen verlenging van de termijn gevraagd en refereert zich aan het oordeel van het hof met betrekking tot de voortzetting van de procedure in hoger beroep.
3.4
WUR, Nuffic en [geïntimeerde2] hebben in hun incidentele memories strekkende tot zekerheidstelling proceskosten al gevorderd dat [appellante] , indien zij geen zekerheid stelt,
niet-ontvankelijk wordt verklaard. Het hof gaat ervan uit dat MSM dit eveneens heeft bedoeld. Nu [appellante] de bevolen zekerheid niet heeft gesteld, zal het hof, met (analoge) toepassing van art. 616 lid 3 sub a Rv, [appellante] niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.

4.De slotsom

4.1
Het hof zal [appellante] niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep. Het hof komt daarom niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de zaak.
4.2
Omdat [appellante] in het ongelijk wordt gesteld in het incident en niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, zal het hof [appellante] veroordelen in de kosten van het incident en het hoger beroep. De kosten voor het hoger beroep en het incident tezamen zullen aan de zijde van MSM, WUR en Nuffic voor ieder van hen worden vastgesteld op een bedrag van
€ 741,00 aan griffierecht en een bedrag van € 1.074,00 (te weten 1 punt x appeltarief II) voor salaris advocaat. De kosten voor het hoger beroep en het incident zullen aan de zijde van [geïntimeerde2] worden vastgesteld op een bedrag van € 324,00 aan griffierecht en een bedrag van
€ 1.074,00 voor salaris advocaat. Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten toewijzen als hierna vermeld.

5.De beslissing

Het hof, recht doende:
verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in haar hoger beroep van het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Gelderland van 15 augustus 2018;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep, daaronder mede begrepen de kosten van het incident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van MSM, WUR, Nuffic en [geïntimeerde2] , vastgesteld op de volgende bedragen:
MSM: € 741,00 voor verschotten en € 1.074,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
WUR: € 741,00 voor verschotten en € 1.074,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
Nuffic: € 741,00 voor verschotten en € 1.074,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
[geïntimeerde2] : € 324,00 voor verschotten en € 1.074,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
voormelde kosten van het incident en van het hoger beroep dienen door [appellante] te worden voldaan binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.L Wattel, H. Wammes en S.C.P. Giesen en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2019.