Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.de vennootschap onder firma [appellant 1] V.O.F.,
[appellant 2],
[appellant 3],
1.de maatschap [geïntimeerde 1]
[geïntimeerde 2],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling
Stilzitten en niet bewaren van rechten naar Duits recht (grieven II t/m VI). Volgens appellanten had de advocaat een Duitse advocaat moeten inschakelen om de rechten naar Duits recht van de vennootschap veilig te stellen. Hij had rekening moeten houden met de mogelijkheid dat het geschil bij de Duitse rechter terecht zou komen. Voor het inschakelen van een Duitse advocaat was ook dekking onder de rechtsbijstandsverzekering, zodat dat voor appellanten niet tot extra kosten had geleid. Doordat de advocaat vervolgens de zaak te lang heeft laten liggen heeft de vordering naar Duits recht kunnen verjaren.
Verkeerde strategie ten opzichte van BAV (grief II en VI). Volgens appellanten had de advocaat een bodemprocedure tegen BAV moeten starten om BAV te gebieden niet in te stemmen met verrekening door [het bedrijf] , in plaats van een kort geding om BAV tot overdracht van de vordering op [het bedrijf] te bewegen. De advocaat heeft appellanten ook onvoldoende voorgelicht over de kansen van het kort geding tegen BAV en hij had appellanten niet onnodig mogen blootstellen aan voorzienbare en vermijdbare risico’s. De advocaat had daarnaast appellanten niet moeten adviseren finale kwijting aan BAV te verlenen. Daarbij wijzen appellanten op het feit dat de aansprakelijkheid van BAV voor al dan niet gebrekkige kalkoenen beperkt was tot de koopprijs voor die kalkoenen, omdat gevolgschade en gederfde winst van [het bedrijf] in art. 6 lid 4 van het Rahmenvertrag waren uitgesloten.